Samenvatting onderzoeksmethoden
H2
Het uitvoeren van een onderzoek start met het ontwikkelen van een onderzoeksplan.
Wetenschappelijk onderzoek is gericht op het genereren van kennis, ongeacht wie de opdracht geeft
tot het onderzoek.
Dit is bedoeld om bij te dragen aan het oplossen van kennisproblemen maar ook van
praktijkproblemen. Een onderzoeksplan is nodig om goedkeuring te krijgen van de ethische
commissie om met het onderzoek te starten. Een onderzoeksplan heb je om duidelijk te maken hoe
je onderzoek in elkaar steekt, je te verantwoorden en om makkelijk te kunnen overleggen met
collega’s.
Tien onderdelen van een onderzoeksplan
Probleemstelling: wat en waarom?
1. Vraagstelling: wat wil je precies weten?
2. Doelstelling: waarom wil je dit weten?
3. Theoretisch raamwerk, eventueel weergegeven als het conceptueel model.
Onderzoek ontwerp: hoe?
4. Hoe wil je je onderzoek opzetten?
Opzetten: grootschalig veldonderzoek, experiment, etnografisch veldonderzoek, analyse
inhoud van teksten, systematisch literatuuronderzoek en meta-analyse en gebruik van
bestaande data.
5. Wat voor data wil je verzamelen?
Dataverzamelingsplan
6. Bij wie wil je die data verzamelen?
Steekproefplan
7. Wanneer wil je data verzamelen?
8. Waar wil je data verzamelen?
9. Hoe wil je data analyseren?
Data analyseplan
10. Hoe wil je rapporteren?
Probleemstelling
De probleemstelling in het onderzoeksplan geeft altijd antwoord op de vragen wat je wilt
onderzoeken en waarom je dat wilt onderzoeken en vanuit welk theoretisch raamwerk jij dat
onderzoek wilt doen. De volgorde van deze punten in de probleemstelling kan verschillen. Soms
word er begonnen met wat, maar soms ook met waarom. Onderzoekers die fundamentele kennis
willen ontwikkelen, starten vaak met de wat-vraag, waarmee zij preciseren welk ontbrekend stukje
van de puzzel zij willen vinden.
Paradigma: een stelsel van opvattingen over wat de juiste of de beste wetenschap is, waar een
wetenschappelijke theorie aan moet voldoen en de manier waarop je zo’n theorie zou moeten
,ontwikkelen respectievelijk confronteren met de sociale werkelijkheid. En ook vaak hoe je onderzoek
ontwerpt.
Onderzoek ontwerp
Hier leg je uit hoe je een antwoord op je vraagstelling wilt verkrijgen en beschrijf je de zogenaamde
methodologische beslissingen. Hierbij staat je vraagstelling centraal. Het onderzoek ontwerp bevat
allen punten (4 tm 10), waarbij de keuze voor een opzet eerst en vooral gaat over de wijze waarop je
je onderzoek wilt opzetten. In deze beschrijving maak je duidelijk of jij een grootschalig
veldonderzoek, experiment, etnografisch veldonderzoek, inhoudsanalyse of een systematisch
literatuuronderzoek doet.
In het dataverzamelingsplan geef je antwoord op de vraag wat voor data jij wilt verzamelen om de
verschijnselen waarvoor jij belangstelling hebt te onderzoeken in de sociale werkelijkheid. Dus je
beschrijft ook hoe je abstracte theoretische concepten waarneembaar of bevraag baar wilt maken.
Dit heet operationaliseren. Verder beschrijf je de aard van de data of de variabelen in je onderzoek
(kwalitatief of kwantitatief) en welk meetniveau ze hebben. Hierna beschrijf je je voorlopige
antwoord op de vraag bij wie of bij wat je de data wilt verzamelen.
Het steekproefplan beschrijft bij welke eenheden je data wilt verzamelen en hoe je deze eenheden
identificeert en benadert om deel te nemen aan je onderzoek. bijvoorbeeld door een kans
steekproef, wanneer je generaliserende uitspraken wilt doen, of met een niet-kans steekproef,
wanneer je de heterogeniteit in een specifieke subpopulatie zo volledig mogelijk wilt beschrijven
zonder te generaliseren. Hierna geef je ook voorlopige informatie over de praktische uitvoering;
wanneer ga je data verzamelen en waar?
Verder kijk je uit naar wat je wilt doen met de data die je gaat verzamelen. Je beschrijft in het data-
analyseplan hoe je de verzamelde data wilt analyseren. Voor kwantitatieve data geef je aan of je
naast beschrijvende ook toetsende statistiek gaat gebruiken, of welk statistisch model. Ook voor de
kwalitatieve data beschrijf je hoe je ze wilt analyseren.
In het rapportageplan beschrijf je hoe je jouw onderzoek, van probleemstelling tot en met je
antwoord op de vraagstelling, wilt delen met anderen.
Literatuuronderzoek
Voorafgaand aan een onderzoek oriënteren onderzoekers zich op het onderwerp dat ze willen
onderzoeken, doormiddel van een verkenning van de literatuur. Hierbij wordt bedoeld dat er wordt
verkend wat er al bekend is over het onderwerp van je keuze. Het doel hiervan is dat je je
vraagstelling, doelstelling en theoretisch raamwerk beter geïnformeerd kunt kiezen. Maar ook om
inzicht te krijgen in hoe onderzoekers terug kijken naar het door hun gekozen onderzoeksplan.
Literatuuronderzoek heeft zowel nut voor je inhoudelijke kant van je onderzoek, maar ook voor je
methodologische kant van je onderzoek. Bij een fundamenteel wetenschappelijk gaat
literatuuronderzoek over: welke vraagstelling hebben eerdere onderzoekers al beantwoord en met
welke doelstelling? Wie zijn er allemaal betrokken bij het onderwerp en wat staat er voor hen op het
spel? Welke kennis ontbreekt er nog? Als het een praktijkprobleem betreft dan gaat
literatuuronderzoek om vragen als: welke kennis is er waarmee anderen vergelijkbare problemen
hebben helpen oplossen, en welke kennis ontbreekt er? Wie waren er bij gebaat en wie
ondervonden er nadelen van?
,Betreft het onderzoek ontwerp kan je ook na gaan wat anderen al aan onderzoek hebben gedaan en
hoe zij erop terugkijken. Hierbij zijn de volgende vragen van belang: welke onderzoek ontwerpen zijn
er gekozen en wat leverde dat op? Kan een ander onderzoek ontwerp misschien een nieuw licht op
de zaak werpen? Wat voor steekproefplan hebben eerdere onderzoekers gebruikt? etc.
De probleemstelling bestaat uit drie onderdelen:
1. De vraagstelling: wat wil je als onderzoeker weten, geformuleerd in een overkoepelende
vraag, meestal verzegeld van enkele deelvragen;
2. De doelstelling van het onderzoek: waarom wil je het onderzoek uitvoeren en eventueel voor
wie (welke opdrachtgever)
3. Een theoretisch raamwerk of conceptueel model: vanuit welk perspectief of
wetenschappelijke theorie wordt de vraagstelling beantwoord?
Een goede volledige probleemstelling bevat idealiter een overkoepelende vraagstelling gevolgd door
een set daarmee samenhangende deelvraagstellingen.
De vraagstelling: Een overkoepelende vraag die jij wilt beantwoorden en die weergeeft wat jij
precies wilt onderzoeken. Dit is vaak een globale karakterisering van enkele deel- of
onderzoeksvragen. De antwoorden op deelvragen leiden naar het antwoord op de gehele
vraagstelling.
Verschillende soorten vraagstellingen
1. Beschrijvende vraagstelling: begint in de formulering met woorden als wie of wat voor,
welke, wanneer en hoe?
VB: wat is het percentage mensen dat zondag naar de kerk gaat?
2. Beschrijvende trend vraagstelling: wanneer er tenminste twee tijdstippen worden
vergeleken.
VB: hebben meer Nederlanders nu een negatieve houding tegenover aanwezige etnische
minderheden dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw?
Wanneer er tenminste twee locaties worden vergeleken, is er sprake van een beschrijvende
vergelijkende of comparatieve vraagstelling. VB: verschillen Duitsland, Nederland en Italië
met betrekking tot het percentage inwoners met een negatieve houding tegenover etnische
minderheid?
3. Verklarende vraagstelling: het startpunt is een verschijnsel waardoor men één of meerdere
verklaringen zoekt. Dit is te herkennen aan woorden zoals waarom, waardoor, hoe komt het
dat en wat is de reden voor?
VB: waarom hebben sommige beroepen in Nederland een negatieve houding ten opzichte
van etnische minderheden?
4. Voorspellende vraagstelling: concrete voorspelling die je in je onderzoek verwacht aan te
treffen. Wordt geformuleerd met woorden als: ‘tot welke … leidt …’ en ‘wat gebeurt er als
gevolg van …’. Het gaat dus niet om het voorspellen van de toekomstige gebeurtenissen.
VB: leidt de zondagsopenstelling van winkels tot minder winkelaars door de week?
Zowel verklarende als voorspellende vraagstellingen zijn causale vraagstellingen. Dit wil zeggen dat
ze vragen naar oorzaken van een verschijnsel. Een belangrijk verschil is dat verklarende
vraagstellingen beginnen met het gevolg (wat zijn de mogelijke oorzaken van Y?) en de
voorspellingsvraagstelling bij de oorzaak (Wat zijn de mogelijke gevolgen van X?).
, Er zijn voorwaarden voordat je mag spreken van causale relaties.
- De oorzaak in de tijd moet duidelijk voorafgaan aan het gevolg.
- Samenhang tussen oorzaak en gevolg moet duidelijk empirisch waarneembaar zijn.
- Samenhang kan niet worden ‘weg verklaard’ door een derde verschijnsel dat bepalend is
voor zowel de oorzaak als het gevolg.
De doelstelling: Geeft aan waarom het onderzoek wordt gedaan. Wat beogen de onderzoekers
ermee of waar streven ze naar? Waarom willen ze een antwoord geven op de vraagstelling van een
onderzoek?
Kennisprobleem: het onderzoek wordt fundamenteel wetenschappelijk onderzoek genoemd.
Onderzoekers willen meer kennis en inzicht verkrijgen om daarmee het kennisprobleem te kunnen
oplossen. De reden is wetenschappelijke relevantie.
Praktische problemen: het onderzoek wordt praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek genoemd.
Bestaat uit praktische problemen van aanwijsbare mensen of groepen in de samenleving is het
uitgangspunt. De onderzoekers beogen kennis en inzichten aan te dragen die gebruikt kunnen
worden bij het vinden en uitproberen van praktische oplossingen van deze problemen. Ze beginnen
hierom vaak hun probleemstelling met de doelstelling, gevolgd door de vraagstelling die kennis moet
opleveren voor de oplossing.
Veel sociaalwetenschappelijk onderzoek is deels fundamenteel en deels praktijkgericht. De resultaten
van fundamenteel onderzoek blijkt meestal ook van belang te zijn voor de oplossing van praktische
problemen. Praktijkgericht onderzoek kan ook een bijdrage leveren aan de theorievorming.
In de doelstelling van een wetenschappelijk onderzoek wordt dus aangegeven wat de
wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek is. Bij een fundamenteel
onderzoek houdt dit meestal in dat je aangeeft dat bepaalde aspecten can het te onderzoeken
verschijnsel nog onvoldoende in kaart zjin gebracht of dat er twijfel bestaat over bepaalde
conclusies.
Bij de maatschappelijke relevantie geven onderzoekers aan voor wie de resultaten van het onderzoek
bruikbaar kunnen zijn. subsidiegever stellen vaak als voorwaarde dat de maatschappelijke relevantie
in een subsidieaanvraag wordt weergegeven (valorisatie of impact).
Er wordt verder een onderscheidt gemaakt tussen explorerend onderzoek en toetsend onderzoek. is
er nog maar weinig kennis dan wordt er een explorerend onderzoek gedaann. Als onderzoekers
voldoende kennis denken te hebben, is het van belang om na te gaan of die kennis dan al niet juist is,
dit is toetsend onderzoek. hierbij worden hypothesen getoetst. Een onderzoek kan zowel
explorerende als toetsende elementen bevatten.
Bij de keuze van vraagstelling en doelstelling is de persoonlijke interesse van onderzoekers een
belangrijke bron van inspiratie bij de formulering van de vraagstelling en de doelstelling.
Onderzoek en maatschappelijke ontwikkelingen
Onderzoeksprogramma’s staan niet los van maatschappelijke ontwikkelingen en prioriteiten. Sociale,
economische, politieke en culturele omstandigheden beïnvloeden in sterke mate de beschikbare
financiering van onderzoek, de motivatie en doelstelling van onderzoekers, en de rol van burgers in
het onderzoek.