Ondernemersfinanciering
Samenvatting
, Ondernemingsfinanciering
Keuzemenu:
Theorie week 1.......................................................................................................................................3
Casussen Week 1. Uitwerking + Toelichting.........................................................................................14
Kennistoets Week 1..............................................................................................................................20
Antwoorden Kennistoets week 1:.........................................................................................................22
Theorie week 2.....................................................................................................................................24
Casussen week 2. Uitwerking + Toelichting..........................................................................................39
Kennistoets week 2...............................................................................................................................42
Antwoorden kennistoets week 2..........................................................................................................43
Theorie week 3.....................................................................................................................................44
Casussen week 3. Uitwerking + Toelichting..........................................................................................64
Kennistoets week 3...............................................................................................................................70
Antwoorden Kennistoets week 3..........................................................................................................71
Theorie week 4.....................................................................................................................................72
Casussen Week 4. Uitwerking + Toelichting.........................................................................................95
Kennistoets week 4...............................................................................................................................98
Antwoorden kennistoets week 4..........................................................................................................99
Theorie week 5...................................................................................................................................100
Casussen week 5. Uitwerking + Toelichting........................................................................................122
Kennistoets week 5.............................................................................................................................124
Antwoorden Kennistoets Week 5.......................................................................................................125
Theorie week 6...................................................................................................................................126
Casussen week 6. Uitwerking + Toelichting........................................................................................144
Kennistoets week 6.............................................................................................................................147
Antwoorden kennistoets week 6........................................................................................................148
PS: De Rode formules komen op je tentamen d.m.v. een formuleblad!
, Ondernemingsfinanciering
Theorie week 1.
Een belangrijk onderdeel van het werkterrein van een controller en de afdeling financiële
administratie is het opstellen dan wel het analyseren van verschillende financiële
overzichten. De belangrijkste financiële overzichten zijn:
- Balans
- Resultatenrekening
- Kasstroomoverzicht
Voor de controller is de resultatenrekening en de balans van groot belang. De financiële
administratie (met name penningmeesters) zweren bij de kasstroomoverzichten. Al sinds de
geschiedenis van de mensheid worden lijstjes gemaakt en bijgehouden met wat er wordt
gekocht en wordt verkocht. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld pan den en de inrichting
hiervan.
De bovenstaande aankopen moeten worden betaald, dat kan natuurlijk contant (of via de
bank), maar als de ondernemer onvoldoende geld op zijn/haar bankrekening heeft staan dan
moet hij vanuit privé geld storten, of geld lenen bij de bank. De samenvoeging van de
overzichten (van bijvoorbeeld leningen bij de bank, of de inbreng van privégelden wordt ook
wel een balans genoemd. De balans is altijd in evenwicht. De totale waarde van de
bezittingen is gelijk aan de som van het geld dat de ondernemer zelf aan het bedrijf heeft
verstrekt.
Het geld wat door de eigenaar is verstrekt in het bedrijf, noemen we het Eigen Vermogen.
De waarde van het eigen vermogen is een sluitpost. Dat betekend dat je dit kan berekenen
door de waarde van de activa – de waarde van de passiva te doen.
De balans is een momentopname. Dat betekend dat je alleen alle schulden en bezittingen
kan zien op een bepaald moment van het jaar. Je kan daardoor niet zien wat er na die datum
allemaal is gebeurt bij het bedrijf. Alleen door 2 balansen naast elkaar te leggen van
bepaalde perioden kan je een beetje een inzicht krijgen in de gebeurtenissen van de periode.
De kosten en opbrengsten van een bedrijf, worden niet in 1x in de balans verwerkt. Je kan
namelijk erg lastig elke gebeurtenis in de balans veranderen. Want, sommige bedrijven
hebben soms wel 1.000 gebeurtenissen per week. Om dit makkelijker te maken heeft men
de resultatenrekening in het leven geroepen. Op de resultatenrekening worden per periode
alle opbrengsten en kosten geboekt. Het saldo kan dan positief of negatief zijn, het zijnde
winst of verlies.
Het systeem van dubbel boekhouden is dat je onderscheid moet maken in
Voorraadgrootheden en Stroomgrootheden. Voorraadgrootheden zijn posten waarvan je
op ieder moment precies de waarde kunt vaststellen aan hoeveelheden op dat moment te
tellen en te koppelen aan de dan geldende prijs. Voorbeelden hiervan zijn, panden,
machines, inventaris en goederen. Debiteuren en crediteuren zijn ook voorbeelden van
voorraadgrootheden.
Stroomgrootheden zijn grootheden waarvan de onbekendheid gekoppeld is aan de tijd. Een
andere term is ook wel tijdvakgrootheid. Stroomgrootheden zijn grootheden waarbij het
begrip altijd gevolgd wordt door de term ‘per’. Voorbeelden van stroomgrootheden zijn dan
ook, omzet, inkopen, de kosten en de rentebetalingen.
, Ondernemingsfinanciering
Balans.
Onder de balans vallen de volgende onderdelen. Dit ga ik niet per stukje omschrijven, omdat
we dit al vaak hebben gehad.
Balans
Vaste activa (> 1 jaar) Eigen Vermogen
Materiële vaste activa Aandelenkapitaal
Immateriële vaste activa Agioreserve
Financiële vaste activa. Herwaarderingsreserve
Winstreserve
Vlottende activa: (< 1 jaar)
Voorraad Vreemd Vermogen Lang
Debiteuren Hypothecaire lening
Overlopende activa Banklening
Beleggingen < 1 jaar
Liquide middelen Vreemd Vermogen Kort
Crediteuren
Overlopende passiva
Verschillende voorzieningen
Het vreemde vermogen staat hierboven uitgewerkt in de balans. Alleen, een andere indeling
van het vreemde vermogen is de termijn waarop de vermogen-verschaffers geld ter
beschikking stellen. Dan krijg je 2 aparte indelingen. Dit zijn;
- Geïnduceerd vermogen
- Autonoom vermogen
Geïnduceerd vermogen
Geïnduceerd vermogen is vermogen wat voortvloeit uit krediet van leveranciers en andere
schuldeisers door de normale bedrijfsuitoefening.
Voorbeelden van het geïnduceerde vermogen zijn:
- Het aanhouden van voorraden
- Het op krediet verkopen
- Het na afloop betalen van belastingen en verzekeringspremies.
De bovenstaande voorbeelden behoren tot de normale bedrijfsactiviteiten. Deze manier van
werken heeft als bijwerking dat de onderneming door goederen op krediet te kopen, of de
belastingaanslag later te betalen, als het ware gratis krediet krijgt. De leveranciers en de
belastingdienst zijn zonder dat ze het zelf beseffen vermogen-verschaffers geworden. Deze
vorm noemen we dan ook het Geïnduceerd vermogen.
Autonoom vermogen
Alle vermogen dat niet behoort tot het geïnduceerd vermogen heet autonoom vermogen.
Autonoom vermogen is het vermogen dat door derden op basis van een
financieringscontract aan de onderneming ter beschikking is gesteld. Bekende vormen van
autonoom vermogen zijn dan ook:
- Eigen vermogen verschaffers
, Ondernemingsfinanciering
- Bankleningen (hier horen ook rekening courant kredieten bij (Negatief saldo op je bank))
Onderscheid tussen het autonome en het geïnduceerd vermogen
Het onderscheid tussen het autonoom vermogen en het geïnduceerd vermogen is zeer
belangrijk omdat bij de beoordeling van organisaties het geïnduceerd vermogen in mindering
op de vlottende activa wordt gebracht Analisten gaan uit van een balans waarop aan de
creditzijde alleen het autonoom (Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen) staat.
Het kasstroomoverzicht.
Binnen het vakgebied bedrijfseconomie wordt onderscheid gemaakt tussen opbrengsten en
kosten en ontvangsten en uitgaven op de resultatenrekening worden de opbrengsten en
kosten geregistreerd. De ontvangsten en uitgaven staan centraal in een kasstroomoverzicht.
Om vanuit een resultatenrekening een kasstroomoverzicht op te stellen, moet de
resultatenrekening gecorrigeerd worden voor de posten die die wel opbrengsten zijn, maar
niet geleid hebben tot een ontvangst. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld Debiteuren
(verkopen op rekening). Daarnaast moet de resultatenrekening gecorrigeerd worden voor de
posten die wel kosten zijn, maar niet tot een uitgave geleid hebben. Een voorbeeld hiervan is
bijvoorbeeld afschrijvingskosten. Een afschrijving op vaste activa is wel een kostenpost,
maar de omvang van de post liquide middelen (= het banksaldo) veranderd dus niet.
Simpeler gezegd, niet alle kosten en opbrengsten zijn ook daadwerkelijk ontvangsten of
uitgaven.
Hierna legt het boek uit wat debiteuren en crediteuren zijn. Als accountancystudenten weten
we hopelijk allemaal wat dit is.
Daarnaast zijn er ook waardeveranderingen van balansposten die het eigen vermogen
beïnvloeden, maar niet tot een verandering van het liquide-middelensaldo leiden. Een
voorbeeld hiervan is de herwaardering van de activa. Als de grond bijvoorbeeld minder
waard wordt, dan is het gebruikelijk om deze waardevermindering in het resultaat op te
nemen (Kosten AAN Reserve). Het bedrijf krijgt dan op papier meer kosten, maar er gaat
geen geld van de bank af.
Een kasstroomoverzicht is dus een systematische weergave van alle ontvangsten en
uitgaven – de kasstromen – van de onderneming in een periode.
Kasstromen bestaan voor het overgrote deel uit bankbetalingen en voor kleinere bedrijven,
zoals winkels, ook uit contante betalingen (kas). De huidige veranderingen met betrekking op
de pintransacties (steeds meer mensen die pinnen) hebben het bankbetalingsverkeer een
enorme duw gegeven.
De uitkomst van een compleet kasstroomoverzicht is de verklaring van de verandering van
de post liquide middelen. In lijn met de IAS-richtlijnen voor de jaarrekening mogen
ondernemingen zeer courante effecten (Effecten die korter dan 1 jaar aangehouden worden)
rekenen tot de post liquide middelen. Hiertoe behoren onder andere direct opeisbare
tegoeden op financiële instellingen. IAS staat voor International Accounting Standards. De
IAS zijn internationaal geaccepteerde richtlijnen over hoe financiële feiten in de administratie
verwerkt worden.
De functie van kasstroomoverzichten is om de mutatie van de post Liquide middelen te
verklaren. Het kasstroomoverzicht in de jaarrekening is een voorbeeld van deze functie.
Kasstroomoverzichten kunnen ook gebruikt worden als overzicht om toekomstige te
verwachten kasstromen te bepalen. Je onderzoekt dan of er, na uitvoering van plannen, in
de toekomst voldoende liquide middelen beschikbaar zijn om aan je verplichtingen te kunnen
voldoen. Een andere reden is het bepalen of je investeringsplannen voldoende rendabel zijn.
De toekomstig verwachten te verwachten kasstromen zijn een uitgangspunt voor de
, Ondernemingsfinanciering
investeringsanalyse, maar ook bij de bepaling van de waarde bij bijvoorbeeld een
bedrijfsovername.
Het uitgangspunt voor de investeringsanalyse is de zogenoemde vrije kasstroom. Deze
kasstroom geeft aan hoeveel geld er in een bepaalde periode beschikbaar is voor de
vermogensverschaffers.
Het opstellen van een kasstroomoverzicht kan op twee manieren.
1. De directe methode.
2. De indirecte methode.
Kasstroom volgens de directe methode
Bij het opstellen van het kasstroomoverzicht volgens de directe methode worden, simpel
gezegd, alle bankafschriften en kastransacties van de onderneming bij elkaar gegooid.
Vervolgens worden deze ontvangsten naar hun herkomst of categorie bij elkaar gezet, zoals
ontvangsten uit verkoop en ontvangen rente. Ook worden alle uitgaven categoriaal
geordend, zoals betaalde lonen en betalingen voor ingekochte goederen.
Kasstroom volgens de indirecte methode
Het kasstroomoverzicht volgens de indirecte methode wordt opgesteld op basis van de
begin- en eindbalans en de resultatenrekening vanuit het principe dat in het
kasstroomoverzicht alle posten uit de resultatenrekening die geen ontvangsten of uitgaven
zijn, worden weggelaten. Daarnaast moet worden gecorrigeerd voor posten die wel een
ontvangst of een uitgave zijn. Het kasstroomoverzicht begint altijd met het bedrijfsresultaat
(EBIT)
Het kasstroomoverzicht volgens de indirecte methode is als volgt opgebouwd:
Kasstroom (Indirecte methode!)
Bedrijfsresultaat (EBIT) € -
Belasting over bedrijfsresultaat € -
Afschrijvingen € -
Overige correcties € -
(Bijvoorbeeld dotatie voorzieningen) € -
Kasstroom op winstbasis € -
Mutatie werkkapitaal (Geïnduceerd)
Mutatie Voorraad Grondstoffen € -
Mutatie Voorraad Eindproducten € -
Mutatie Debiteuren € -
Mutatie Crediteuren € -
Overigen (bijv. te betalen belasting) € -
Saldo mutatie werkkapitaal: € -
Kasstroom op operatiebasis: € -
* EBIT = Earnings Before Taxes & Interest. = Bedrijfsresultaat
, Ondernemingsfinanciering
Toelichting op het bovenstaande. De kasstroom op operatiebasis.
Kasstromen op operatiebasis zijn de ontvangsten en betalingen die voortvloeien uit de
dagelijkse activiteiten waarmee de organisatie haar geld verdient. Voorbeelden van
kasstromen uit operatiebasis zijn:
De ontvangsten van verkoop van goederen of diensten.
Royalty’s of commissies.
Inkoop van goederen of diensten.
Betalingen aan het personeel.
Het startpunt van de kasstromen op operatiebasis is het bedrijfsresultaat. Het
bedrijfsresultaat is in principe het saldo van de ontvangsten en uitgaven uit de dagelijkse
activiteiten als iedereen altijd alles contant af zou rekenen. In de praktijk is het heel normaal
dat afnemers de gekochte goederen niet direct hoeven te betalen. Op de resultatenrekening
worden omzet en kosten geboekt, waardoor het bedrijfsresultaat het saldo is van de omzet
en de kosten. Om het bedrijfsresultaat te betalen naar kasstromen zijn er correcties in de
vorm van:
1. Afschrijvingen
2. Mutatie voorzieningen.
3. De mutatie van het werkkapitaal.
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Kasstromen uit investeringsactiviteiten zijn de betalingen aan leveranciers van vaste activa
en de ontvangsten van de verkoop van gebouwen, machines en inventaris die het bedrijf niet
meer nodig heeft. (Desinvestering van activa dus)
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
Kasstromen uit financieringsactiviteiten zijn de betalingen aan de vermogensverschaffers in
de vorm van aflossingen op leningen, rente en een winstuitkering. Het aantrekken van
vermogen (bijvoorbeeld een lening) vind je terug als een ontvangst in deze categorie.
Het bedrijfsresultaat (EBIT)
Ik heb het net al bij de kasstroom neergezet, het EBIT-resultaat. Dat staat voor Earnings
Before Interest and Taxes. Het bedrijfsresultaat is het resultaat wat je behaald hebt met je
dagelijkse gang van zaken (inkoop en verkoop). Dit staat los van hoe je je bedrijf
gefinancierd hebt. Vandaar dat de Interest niet mee wordt genomen.
Correcties op de EBIT.
Als alle opbrengsten uit de resultatenrekening ontvangsten zouden zijn en alle kosten ook
uitgaven, dan is het bedrijfsresultaat gelijk aan de operationele kasstroom. Het
bedrijfsresultaat zou dan in dat geval het bedrag zijn waarmee de post liquide middelen stijgt.
Dit is in de praktijk echter nooit het geval en daarom worden er correcties aangebracht voor
opbrengsten die geen ontvangsten zijn en kosten die niet leiden tot uitgaven, of uitgaven die
niet via de resultatenrekening lopen, maar wel degelijk te maken hebben met de dagelijkse
gang van zaken.
Belastingheffing over het bedrijfsresultaat
De eerste correctie die wordt toegepast is de belastingheffing over het bedrijfsresultaat. In de
resultatenrekening is het te betalen belastingbedrag opgenomen. De exacte hoogte van het
belastingbedrag is onder andere afhankelijk van de manier waarop de onderneming is
, Ondernemingsfinanciering
gefinancierd. In Nederland is de betaalde rente op geleend geld fiscaal aftrekbaar, een
winstuitkering niet.
Bedrijven die relatief veel geld in de vorm van leningen hebben aangetrokken hebben een
hogere belastingaftrek dan bedrijven met een lager bedrag aan leningen. Voor de
berekening van de operationele kasstroom voor een investeringsanalyse is de wijze waarop
de investeringen zijn gefinancierd niet relevant. De keuze om wel of niet te investeren moet
niet afhankelijk zijn van de vraag of bepaalde uitgaven van de belastingdienst mogen worden
afgetrokken. Vandaar dat er een correctie op de belasting plaatsvindt, eerst wordt het
belasting % berekend over het bedrijfsresultaat en later pas verrekend met het echte
betaalde belastingbedrag.
Afschrijvingen en voorzieningen worden ook gecorrigeerd in het kasstroomoverzicht. Dit
komt omdat Afschrijvingen en Voorzieningen WEL kosten zijn, maar GEEN uitgaven!
Mutatie Geïnduceerd Werkkapitaal
Om te komen tot de kasstroom uit hoofde van de operationele activiteiten moet de kasstroom
op winstbasis nog gecorrigeerd worden voor mutaties in het geïnduceerd werkkapitaal. Het
geïnduceerd werkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa en de vlottende passiva
die te maken hebben met de normale bedrijfsvoering, waarbij de posten Te betalen dividend
en Te betalen Rente als autonoom vermogen worden gezien. Het werkelijk betaalde dividend
en rente vind je terug in de financieringskasstroom en niet bij operationele activiteiten.
Crediteuren, Debiteuren en Voorraad
Voor de opbrengsten die nog niet tot een ontvangst geleid hebben wordt een rekening
‘debiteuren’ aangemaakt. De opbrengsten worden in het bedrijfsresultaat verwerkt, maar dit
is geen garantie dat het kassaldo ook stijgt. Als debiteuren op rekening mogen betalen is het
best mogelijk dat je je geld over 1 maand pas krijgt. Deze negatieve mutatie in de debiteuren
is dus slecht voor het kasstroomoverzicht. Pas als de debiteuren betalen, komt er geld in het
laadje en is het goed voor je kasstroomoverzicht.
Een vergelijkbare redenering geldt voor de voorraad. Je hebt geld betaald om voorraad te
kopen. Echter, heb je deze voorraad nog niet verkocht. Als de voorraad stijgt, dan heb je per
saldo meer voorraad gekocht (betaald) of minder verkocht. Deze veranderingen moeten ook
in je kasstroomoverzicht verwerkt worden. Als je voorraad stijgt, wordt je kasstroom minder,
als je voorraad daalt (meer verkopen) dan wordt je kasstroom meer.
Als laatste hebben we crediteuren. De crediteuren zijn leveranciers van jou. Stijgt het
crediteurensaldo per einde boekjaar? Dan is dit goed voor je kasstroom! Want, je hebt
minder crediteuren betaald (er is dus geen geld in de crediteuren gaan zitten). Daalt je
crediteurensaldo per einde boekjaar? Dan is dit slecht voor je kasstroom! Want, je hebt meer
crediteuren betaald en dus is er geld in de crediteuren gaan zitten.
Kasstromen uit hoofde van financieringsactiviteiten
Kasstromen uit hoofde van financieringsactiviteiten vloeren voort uit mutaties in de vaste
activa op de balans. Aanschaf en herwaardering van vaste activa verschijnen niet op de
winst/verliesrekening, maar afschrijvingskosten en boekwinst/verlies daarentegen wel! Een
toename van posten onder de vaste activa gedurende het boekjaar betekent dat je ‘extra
activa’ hebt gekocht. Dat is een uitgave en dus een negatieve kasstroom. Een lagere
boekwaarde van een vaste activapost aan het eind van het jaar betekend dat je activa hebt
verkocht (Desinvestering) en dat is dus een ontvangst! Dus een positieve kasstroom.
De optelsom van de kasstromen uit hoofde van operationele activiteiten en de
kasstromen uit hoofde van investeringen geeft de vrije kasstroom! De vrije kasstroom is