Samenvatting MOB – boek & powerpoints
WEEK 1 HOOFDSTUK 1
Motivatie wordt bepaald door:
- Interne krachten (behoeften)
- Externe krachten (situatie)
- Betekenisgeving aan situatie en behoeften
Maslow behoeftepiramide
1. Fysiologische behoeften: nodig om in leven te
blijven (water, slaap, eten, dak boven je hoofd).
2. Veiligheidsbehoeften: veiligheid, zekerheid en
bescherming.
3. Sociale behoeften: sociaal contact, vriendschap,
liefde, ergens bij horen.
4. Erkenningsbehoeften: waardering en respecit door
anderen, achting en status.
5. Zelfactualiseringsbehoeften: kennis, waarheid,
wijsheid tot zelfontplooiing en persoonlijke groei.
2 uitgangspunten ten grondslag:
1. Deprivatie van behoeften leidt tot activatie. Een
tekort (deprivatie) van een behoefte, leidt tot
activatie / in beweging komen om het wél te
hebben.
2. De behoeften zijn hiërarchisch geordend. Volgens Maslow is er een vaste ordening in
behoeften.
Deficiëntiebehoeften = in beweging komen vanuit een tekort gaat op voor de eerste vier behoeften.
Zelfactualiseringsbehoeften is een wens en niet fundamenteel van aard.
Maslow is niet altijd toepasbaar, zoals einzelgängers.
Aldefer over de behoeftepiramide:
1. Existentiële behoeften (materiële zekerheid).
2. Relationele behoeften (goede relaties).
3. Groeibehoeften (persoonlijke groei).
Deze kunnen wél alle 3 tegelijk bestaan.
McClelland. Ieder individu ontwikkelt in de eerste levensjaren een eigen behoefteprofiel. Een
behoefte is dominant aanwezig en deze bepaald de gerichtheid. Je kan verschuiven wat je doet. Dit is
typisch iets wat je in een organisatie moet kennen van mensen.
1. Prestatiebehoefte (leveren van goede prestaties, de beste zijn).
2. Machtsbehoefte (streven naar invloed en controle over anderen, de baas zijn).
3. Affiliatiebehoefte (gericht op het scheppen van goede relaties met anderen, aardig zijn).
,De wet van effect = de gevolgen van een handeling bepalen of iemand de neiging heeft om die
handeling te herhalen of juist achterwege te laten. Gevolgen aantrekkelijk? Positieve bekrachtiging.
Gevolgen niet aantrekkelijk? Negatieve bekrachtiging.
Trekkende kracht = gedrag vertonen omdat dat wordt uitgelokt door de situatie.
Duwende kracht = aangezet tot gedrag door hun behoeften.
Verwachtingstheorie van Vroom
1. Verband tussen inspanning en prestatie. Een bepaalde inspanning leidt tot goede prestaties.
2. Het verband tussen prestaties en opbrengsten. De mate waarin iemand gelooft, dat goede
prestaties leiden tot opbrengsten.
3. De waarde van opbrengsten die bepaalde inspanningen met zich meebrengen. Positieve
opbrengsten zoals loon, status, sociale contacten moeten meer wegen dan negatieve
opbrengsten zoals frustratie, conflicten en stress.
Je moet op alle 3 de punten ja kunnen antwoorden. Geloof jij dat jouw extra inspanning leidt tot de
gewenste prestatie? JA. Vertrouwen hebben dat die prestatie die je levert ook gaat opbrengen in
werk. JA. Extra prestatie moet ook leiden tot een waardering waar je iets aan hebt. JA.
De verwachtingstheorie gaat vooral om subjectieve overwegingen en inschattingen.
1. Billijkheid: de mate waarin er een redelijke verhouding is tussen inspanning en
opbrengsten.
2. Zelfbeeld: de mate waarin men zich in staat acht om tot goede prestaties te komen.
De attributietheorie verklaart waarom mensen zich willen inspannen.
Attribueren is een proces waarin mensen proberen te achterhalen wat de oorzaken zijn van
hun eigen gedrag en het gedrag van anderen.
- Interne attributie, de oorzaak bij zichzelf zoeken.
- Externe attributie, slagen of falen toeschrijven aan de omstandigheden.
Intrinsieke motivatie = goed presteren door de uitdaging die er van het werk zelf uit gaat en het
plezier in het werk.
Extrinsieke motivatie = de opbrengsten, zoals geld, beloning, status, promotie, werkomstandigheden
etc.
The Big Five (groepen kerncompetenties, stijlen die mensen hebben
1. Extraversie (de expressieve stijl). Spraakzaam, spontaan en uitbundig. Kunnen veel prikkels
aan en willen graag met anderen optrekken.
2. Vriendelijkheid (de interpersoonlijke stijl). Mild, goedhartig, inschikkelijk en vreedzaam.
Gericht op behoeften en belangen van andere mensen.
3. Zorgvuldigheid (de werkstijl). Nauwgezet, ordelijk, stipt en zorgvuldig. Werken schematisch
en doelgericht.
4. Emotionele stabiliteit (de emotionele stijl). Onverstoorbaar en koelbloedig. Problemen van
zich afzetten en stressbestendig.
5. Openheid voor ervaringen (de intellectuele stijl). Fantasierijk, creatief en reflectief.
, De kans op het vertonen van bepaald gedrag wordt groter als:
Attitude: een positieve houding
De sociale invloed: heeft ook een positieve attitude en druk uitoefent om actie te
ondernemen
Eigen effectiviteit: eigen inbreng om het te kunnen laten slagen
Cognitieve dissonantie = mensen kunnen onrust en spanning ervaren als hun gedragingen
tegenstrijdig zijn.
Ruilrelatie = de relatie tussen individu en organisatie. De medewerker draagt bij aan het bereiken van
organisatiedoelen door zijn inbreng te geven. De organisatie stelt waardevolle opbrengsten
tegenover.
Inbreng Opbrengsten
Tijd Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden
Inspanning Interessant werk
Kennis Sociale contacten
Vaardigheden Waardering en status
Sociale steun Opleiding, training en loopbaanbegeleiding
Betrokkenheid (commitment) verwijst naar de binding tussen de persoon en de organisatie.
1. Affectieve betrokkenheid: deel uitmaken van de organisatie (wij-gevoel).
2. Normatieve betrokkenheid: niet fatsoenlijk om de organisatie te verlaten.
3. Continuïteitsbetrokkenheid: er is zoveel geïnvesteerd (opleiding, pensioen, promotie), dat
het moeilijk is om dit elders weer op te bouwen.
Arbeidssatisfactie = het gaat om de mate waarin het mogelijk is om zelf invloed uit te oefenen op de
manier van uitvoering van het werk en de status van het werk. Hoe plezierig mensen het ervaren,
komt door kenmerken van het werk, sociale omgeving en beloning.
Mensen maken een kosten-baten afweging en streven naar billijkheid.
Billijkheid = de inspanningen die mensen leveren, moet in verhouding staan tot de opbrengsten die
ze verkrijgen.
De billijkheidstheorie is te beschouwen als een evenwichtstheorie.