9. Inhoud Boek 3
11 titels. Algemene vermogensrechtelijke bepalingen vallen uiteen in twee groepen.
Algemene bepalingen voor het gehele vermogensrecht. Bepalingen van goederenrechtelijke
aard.
10. Inhoud afdelingen 3.1.1, 3.1.1A en 3.1.1B
1. Onderscheidingen vermogensbestanddelen: 3.1-3.10
- Goederen 3:1
- Zaken 3:2-5
- Vermogensrechten 3:6-8
- Enkele bijzondere goederen 3:9-10
2. Nadere uitwerking vermogensrechtelijke beginselen
- Goede trouw 3:11
- Redelijkheid en billijkheid 3:12
- Misbruik van bevoegdheid 3:13
- Strijd met regels van publiekrecht 3:14
A. Goederen
11. Goederen, zaken en vermogensrechten 3:1, 3:2, 3:6
Goederen zijn alle actieve vermogensbestanddelen. Onderscheiden in:
1. Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Voorwerpen,
planten, bij maat/gewicht aangeduide voorwerpen. Dieren.
2. Vermogensrechten: een recht is een vermogensrecht indien het aan ten minste één
van de criteria in 3:6 voldoet:
a) Overdraagbaarheid
b) Verband met stoffelijk voordeel: recht verschaft stoffelijk voordeel/recht is
verkregen in ruil voor verstrekt stoffelijk voordeel
Passieve vermogensbestanddelen/schulden zijn geen goederen, maar het tegenover staande
vorderingsrecht is wel een goed, in het vermogen van de crediteur.
B. Onderscheidingen van zaken
12. Roerende en onroerende zaken 3:3
Onderscheid ziet alleen op zaken.
Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn – 3:5 inboedel.
Onroerend zijn:
1. De grond
2. De nog niet gewonnen delfstoffen
3. De met de grond verenigde beplantingen
4. De gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd,
rechtstreeks/door vereniging met andere gebouwen of werken
Bestanddelen van een onroerende zaak zijn ook onroerend.
13. Bestanddelen 3:4
,Bestanddelen: onzelfstandige zaaksdelen die opgaan in de zaak waarvan zij deel uitmaken.
Criteria:
1. Alles wat volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel
van die zaak.
- De hoofdzaak is zonder het object onvoltooid of incompleet.
- De hoofdzaak en het object zijn qua constructie specifiek op elkaar afgestemd.
2. Een zak verliest zijn zelfstandig karakter indien zij zodanig met een hoofdzaak wordt
verbonden, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging
van betekenis wordt toegebracht aan een van beide zaken.
14. Gevolgen van het zijn van bestanddeel
1. De eigenaar van de zaak is eigenaar van al haar bestanddelen.
2. Bestanddelen van een onroerende zaak zijn onroerend.
3. Goederenrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot een afzonderlijk
bestanddeel zijn niet mogelijk zonder beëindiging van de onzelfstandigheid.
Bestanddeel kan wel voorwerp zijn van een verbintenisrechtelijke rechtshandeling.
4. Goederenrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot de zaak omvatten ook de
bestanddelen van die zaak.
5. Verbintenisrechtelijke rechtshandelingen met betrekking tot een zaak omvatten ook
de bestanddelen, tenzij van een andere partijbedoeling blijkt.
C. Onderscheidingen van vermogensrechten
16. Volledige rechten
De volledige rechten vallen in drie groepen uiteen:
1. Eigendom: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben,
5:1 lid 1. Men spreekt ook wel van overdracht van de zaak in plaats van eigendom.
Met ‘zaak’ in 3:1 wordt gedoeld op het eigendomsrecht op de zaak.
2. Vorderingsrechten, die recht geven op een door een bepaalde schuldenaar te
verrichten prestatie.
3. (Volledige) rechten op voortbrengselen van de geest.
Eigendomsrecht en rechten op voortbrengselen van de geest zijn absolute rechten.
Vorderingsrechten zijn relatief.
18. Zakelijke rechten
Zakelijke rechten zijn alle rechten op zaken:
1. Het eigendomsrecht 5:1 en verder.
2. Beperkte rechten op zaken: vruchtgebruik op een zaak, pand op een zaak, hypotheek
op een zaak, erfpacht, erfdienstbaarheid, opstal. Geacht op de zaak zelf te rusten.
De in Boek 5 geplaatste rechten kunnen slechts op een zaak betrekking hebben en zijn dus
per definitie zakelijk. De in Boek 3 geplaatste rechten zijn slechts zakelijk als zij in het
concrete geval een zaak tot voorwerp hebben.
D. Enige bijzondere goederen
21. Registergoederen 3:10
Registergoederen zijn goederen voor de overdracht of vestiging waarvan inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
a. Onroerende zaken 3:89
, b. Teboekgestelde schepen en luchtvaartvoertuigen 8:199 8:790 8:1306. Roerend en
registergoed
c. Aandelen in een registergoed 3:96
d. Beperkte rechten op een registergoed 3:98
E. Overige begripsbepalingen
23. Goede trouw 3:11
Voor het intreden van een bepaald rechtsgevolg wordt de goede trouw van een persoon
vereist. 3:11 uitgewerkt wanneer iemand niet te goeder trouw is:
1. Wanneer hij de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben
kende.
2. Wanneer hij de feiten of het recht weliswaar niet kende, maar hij deze wel behoorde
te kennen. Van ieder mag een zeker onderzoek worden gevergd. Hangt af van
omstandigheden. Van belang:
- De mate waarin aanleiding voor twijfel bestond
- Het gewicht van de verrichte handeling
- De eventuele druk waaronder de handeling werd verricht
‘Kennis van het recht’ kennis van objectieve recht (rechtsdwaling). Bij onbekendheid met
een rechtsregel zal vrij snel worden aangenomen dat de betrokkene de regel toch behoorde
te kennen.
Hoofdstuk 3 Rechtshandelingen
28. Begrip rechtshandeling
Rechtshandeling: handeling die gekenmerkt wordt door het ermee beoogde rechtsgevolg.
1. Eenzijdige rechtshandelingen: tot stand gebracht door één persoon.
Niet-gericht/gericht.
2. Meerzijdige rechtshandelingen: twee of meer personen.
29. Begrip ‘partij bij de rechtshandeling’
Degenen die rechtshandeling tot stand brengen. Eenzijdige één partij. Meerzijdige
partij en wederpartij.
30. Inhoud titel 3.2
De voor iedere rechtshandeling geldende bepalingen zijn bijeengebracht in titel 3.2.
Totstandkoming. Gronden nietigheid en vernietigbaarheid. Gevolgen van nietigheid van
rechtswege. Vernietiging en gevolgen. Bescherming van derden.
31. Overeenkomstige toepassing buiten het vermogensrecht: 3:59
Rechtshandelingen personen- en familierecht.
A. De totstandkoming van de rechtshandeling
32. Totstandkoming gebaseerd op een dubbele grondslag
Rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring
heeft geopenbaard. Waarde toegekend aan het bij de wederpartij opgewekte vertrouwen.
Dubbele grondslag:
, 1. Geopenbaarde wil primaire rol
2. Opgewekte vertrouwen subsidiaire rol
33. Grondslag 1 geopenbaarde wil: 3:33
Intreden rechtsgevolgen doordat zij door de handelende zijn gewild. Moet in een verklaring
zijn geopenbaard. 3:37.
34. Moment waarop de rechtshandeling tot stand komt: 3:37
Rechtshandeling komt tot stand op het moment waarop de wilsverklaring haar werking
krijgt. 3:37 lid 3 genuanceerde ontvangsttheorie.
a. Hoofdregel: verklaring werkt vanaf het moment waarop zij degene tot wie zij is
gericht heeft bereikt. Criterium = ontvangen.
b. Nuancering: een verklaring die degene tot die zij is gericht niet of niet tijdig heeft
bereikt, heeft desondanks haar werking, als dit niet of niet tijdig bereiken voor risico
van de geadresseerde komt.
Een al verzonden verklaring kan door een tweede verklaring worden ingetrokken. Slaagt
alleen als de tweede verklaring de geadresseerde eerder dan of gelijktijdig met de eerste
bereikt. 3:37 lid 5.
35. Discrepantie tussen wil en verklaring
Verklaring kan door verschillende oorzaken van de wil afwijken: geestelijke stoornis,
vergissing, verspreking, verschrijving, misverstand…
Degene die zich op het bestaan van een dergelijke discrepantie beroept, zal dit moeten
bewijzen. Uitzondering geestelijke stoornis.
Rechtshandeling komt niet tot stand, tenzij de totstandkoming door de in 3:35 opgewekt
vertrouwen wordt gerechtvaardigd.
36. Bewijs van discrepantie bij geestelijke stoornis: 3:34
Bewijzen:
1. Bestaan van een blijvende of tijdelijke stoornis van zijn geestesvermogens op het
moment waarop de verklaring werd afgelegd.
2. Verband tussen stoornis en verklaring.
a. Stoornis belette een redelijke waardering van de betrokken belangen of
b. Verklaring werd onder invloed van stoornis gedaan.
Vermoed onder invloed van stoornis te zijn gedaan, als gevolgen nadelig zijn voor
gestoorde. Is weerlegbaar.
37. Grondslag 2 opgewekt vertrouwen: 3:35
3:35 van toepassing in alle gevallen waarin bij een eenzijdige gerichte of meerzijdige
rechtshandeling een discrepantie bestaat. Beschermt wederpartij als aan eisen is voldaan:
1. Verklaring of gedraging van A
2. B vatte deze op als een tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking
3. Opvatting van B kwam overeen met de zin die hij in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs aan A’s verklaring mocht toekennen
Dus: gerechtvaardigd vertrouwen op de gewekte schijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper erdgnb1905. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.