Methodologie 1
Week 1
Hoorcollege 1.1 (hoofdstuk 1 & 2)
Empirisch: volgens waarneming (natuurkunde, biologie, geneeskunde, psychologie).
Formeel: volgens redenatie met de feiten.
Wetenschappelijk onacceptabele kennisbronnen:
- Volharding: kennis op basis van een vaststaande mening (niet-corrigeerbare overtuiging).
- Intuïtie: kennis op basis van een onderbuik gevoel.
- Autoriteit: kennis op basis van een gerespecteerde bron (boek, bijbel, persoon).
Wetenschappelijk kritische kennisbronnen:
- Empirisch: systematische observatie.
- Rationeel: formeel correct redeneren.
Wetenschap: een manier van denken gekarakteriseerd door een continuerende interactie tussen rationeel
denken en empirische observatie.
Geschiedenis van de wetenschap:
1600: ouderwets, kennis gebaseerd op autoriteit (bijbel, Aristoteles), gelooft:
- In hekserij, magie, weerwolven, eenhoorns.
- Een vermoord lichaam bloedt in het bijzijn van zijn moordenaar.
- Spontane generatie van muizen in stapels stro.
- Regenboog is een teken van God en kometen voorspellen het kwaad.
- De aarde staat in het centrum van ons zonnestelsel.
- Aristoteles was de grootste wetenschapper ooit.
1700: modern, wetenschappelijk gebaseerd (John Locke, Isaac Newton), gelooft:
- De toekomst kan niet worden voorspeld.
- De regenboog wordt geproduceerd door gebroken licht.
- De zon staat in het midden van ons zonnestelsel.
- Wetenschap zal de wereld veranderen.
- Ideeën van moderne mensen (Locke, Newton) zijn superieur aan die van oude tegenhangers.
Plato (427-347 v.Chr.)
- Theorie van ideeën (elk mens wordt geboren met goddelijke ideeën, door redeneren kunnen ze
nieuwe ideeën creëren).
- Observaties moeten worden gewantrouwd.
- Nieuwe kennis door ideeën te redeneren.
- Logisch redeneren en geometrie (wiskunde).
Sterk rationalisme, niet empirisch.
Aristoteles (384-322 v.Chr.) (Athene)
- Kennis komt van ideeën, maar ook van observaties.
- Deductie: oude waarheden combineren tot nieuwe (afleiden van oude kennis).
- Inductie: generalisatie van observaties.
- Deductie leidt tot nieuwe zekere kennis, inductieve generalisaties kunnen fout zijn.
- Hij verklaart natuurlijke fenomenen.
Sterk rationalisme en een beetje empirisme, maar geen systematisch empirisme.
Alexander de Grote (356-323 v.Chr.) (Alexandria)
- Wilde een zo groot mogelijk deel van de wereld veroveren, met als doel: hellenisme (het Griekse
denken verspreiden).
- Focus op astronomie en geografie.
- Zorgvuldige observaties, geen focus op verklaringen (veel in kaart willen brengen).
Sterk empirisme, klein rationalisme.
, Ptolemaeus (100-170)
- Geocentrische zonnestelsel: aarde in het midden, de zon en planeten draaien er omheen.
Islam beschaving (Gouden eeuw (700-1000))
- Positioneel getallenstelsel en ontstaan van het getal 0 > algebra
Europa middeleeuwen (500-1500)
- Vroege middeleeuwen: kennis gebaseerd op de bijbel.
- Late middeleeuwen: herontdekking van Aristoteles.
- Aquino heeft een systeem proberen op te zetten om aan te geven wanneer Aristoteles gold en
wanneer de bijbel gold.
Wetenschappelijke revolutie: 1600
- Revolutie van natuurlijke filosofie (Athene)
- Belang van observatie (Alexandria)
- Algebra (wiskundig maken van realiteit)
- Ondersteund door technologische ontwikkelingen (boekdrukkunst, telescoop, microscoop).
Copernicus: heliocentrisch zonnestelsel (planeten draaien om de zon).
Galileo Galilei:
- Begon te experimenteren
- Observaties (zwaartekracht experiment ontkrachtte eerdere opvattingen)
- Wiskundig
Kepler: planeten draaien rond de zon, maar de banen zijn geen cirkels maar ellipsen.
Moderne wetenschap (sinds de wetenschappelijke revolutie): wisselwerking tussen rationalisme en empirisme.
Theorie wordt getest door data.
Principia van Newton: wiskundige beginselen.
- Gebaseerd op observaties en eerdere inzichten.
- Beschrijft een formele theorie die bij alle observaties past.
Behalve enkel observaties, ook ideeën achter de observaties (verklaren) > wetenschappelijke revolutie was
voltooid.
Samenvattend:
Athene
- Voornamelijk theoretisch, niet observeren.
- Probleem: welke theorie is het beste?
Alexandria
- Voornamelijk observeren, niet theoretisch.
- Probleem: wat leren we van observaties?
Moderne wetenschap:
- Theorieën gebaseerd op observaties.
- Zelfcorrigerend: zwakke theorieën verdwijnen, sterke theorieën blijven staan.
Wetenschappers rapporteren hun werk op conferenties of publiceren het in peer-review artikel. Alleen een
peer-review rapport telt als officiële wetenschappelijke bron.
Hoorcollege 1.2 (hoofdstuk 1 & 2)
Filosofie: doordenken van diepste zaken van ons bestaan.
Vanuit filosofie gingen steeds meer disciplines zich losmaken door middel van specialisatie.
Wetenschapsfilosofie is een metawetenschap: wetenschap achter de wetenschap.
Wetenschapsfilosofie: bestudeerd de grondslagen, methoden en implicaties van de wetenschap.
Aanname: geaccepteerde aanname zonder bewijs.
Fundamentele aannamen van de wetenschap:
- Er is een ware realiteit (het is geen illusie).