Samenvatting geschiedenis – kenmerkende aspecten + hoofdstuk 2+3
Van jagen en verzamelen naar landbouw & de Grieks-Romeinse wereld
Hoofdstuk 2, paragraaf 1 de prehistorie: tijd van jagen en verzamelen
Australopithecinen > Leefde in Afrika
voorloper van de mens
Voormens Leefde in Afrika Vuistbijlen en vuur
Vroege mens Leefde in Afrika, Azië en Vuistbijlen en vuur
Europa
Homo sapiens > oude Leefde in Afrika en Azië
mens
Homo sapiens sapiens > Leefde in Afrika, later hele Werktuigen, wapens, hout,
mens van nu wereld steen, been, vuur, goden,
grotschilderingen
Oudste skeletten van mensachtige wezens gevonden in Oost-Afrika (het
tegenwoordige Tanzania, Kenia en Zuid-Ethiopië) 2 miljoen jaar geleden
leefde daar een apensoort in afzondering in een gebied dat door hoge bergen
was afgesloten
Door klimaat een andere ontwikkeling dan andere apen begroeiing veranderde
van bossen naar uitgestrekte graslanden maar een kleine groep bleef en wist
zich aan te passen (verandering beenderen, inhoud hersenpan nam toe)
Australopithecinen: de nieuwe aangepaste apensoort
Etnische groep: groep mensen met lichamelijke kenmerken die anders zijn dan
bij andere groepen mensen (erfelijk)
Cultuur: het denken en doen van een bepaalde bevolkingsgroep:
- Economie: hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien en hun
inkomsten verdelen
- Sociale omstandigheden: hoe mensen zich gedragen en met elkaar
omgaan
- Politiek: hoe mensen de macht onder elkaar verdelen
- Andere onderdelen -of uitingen- van een cultuur zoals godsdienst, taal,
onderwijs en wetenschap, kunst, rechtspraak, sport
In de prehistorie verspreidden mensen zich in kleine groepen over de hele aarde
iedere groep kreeg eigen geschiedenis en dus een eigen cultuur
Alle groepen leefden van planten en vruchten, van de jacht en van de visvangst
De groepen verzamelde voedsel voor korte tijd meestal waren ze nomadisch
(ze trokken verder als er in de omgeving geen voedsel meer te vinden was) ze
leefden daarom in open lucht of simpele tenten maakten gebruik van eenvoudige
voorwerpen
Omdat de groepen klein waren, was er geen ingewikkelde organisatie nodig om
de groep te besturen hoe ze bestuurd werden, is niet bekend
Jagers en verzamelaars hadden geen schrift, dus er is weinig info over we
moete alles afleiden uit hun voorwerpen
,Magie is iets doen waarvan men denkt dat het een geheimzinnige ‘kracht’ heeft
Ontstaan goden/godsdienst: voor dingen die mensen niet zelf konden begrijpen
(bijv. dag en nacht, de dood en de wind) bedachten ze goden, het gaf ze een
veilig gevoel dat er goden waren die voor deze dingen zorgden
De moedergodin zorgde voor nieuw leven en nieuw voedsel
Hoofdstuk 2, paragraaf 2 ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving
7000 jaar v.C.: voor het eerst akkerbouw en veeteelt (Midden-Oosten,
Mesopotamië tegenwoordige Irak)
Door deze uitvinding hoefden de mensen niet meer verder te trekken op zoek
naar voedsel er ontstaan dorpen (= een kleine nederzetting waar de meeste
inwoners leven van akkerbouw en veeteelt)
Oogst leverde zo veel op dat niet iedereen meer in de landbouw hoefde te
werken mensen gingen andere beroepen beoefenen ontstaan ambachten
Samenleving werd complexer dus ontstonden er nieuwe beroepen zoals
huisbediende, koopman, kunstenaar, geleerde, soldaat, bestuurder, priester
sommige dorpen worden hierdoor steden: plaatsen waar de meeste mensen niet
meer in de landbouw werkten
In Mesopotamië ontstonden langs de rivieren de Eufraat en de Tigris de eerste
steden zoals Oer, Ninive en Babylon eerst zelfstandig, maar politieke leiders
van sommige steden voegden gebieden samen tot staten zoals Soemerië en
Babylonië
Staat: een land met duidelijke grenzen waarin een kleine groep mensen de rest
van de bevolking bestuurt
Niet iedereen had evenveel macht, er waren verschillende ‘lagen’ gelaagde
samenleving, de lagen verschillen altijd van elkaar in aanzien, bezit en macht
Koningen en priesters hadden de meeste macht
3100 jaar v.C.: ontstaan van het schrift (Mesopotamië)
Gebruik van het schrift:
- Koningen konden wetten overal bekendmaken
- Koningen konden vastleggen hoeveel belasting er binnen moest komen en
hoeveel er daadwerkelijk binnenkwam
- Handelaren hielden bij wat ze verkochten
- Handelsafspraken konden schriftelijk worden vastgelegd
- Mensen konden hun gedachtes opschrijven kennis bewaren voor
volgende generaties
Uit Mesopotamië komt ook het oudste epos (= heldendicht) over de held
Gilgamesj
De gelaagde samenleving bracht nieuwe problemen met zich mee, daarom werd
in deze periode de eerste rechtsregels ooit opgetekend het wetboek bam de
Babylonische koning Hammoerabi
, Na steden aan de Eufraat en de Tigris ontstonden er ook op andere plekken
steden en staten langs rivieren, dit worden rivierdalculturen genoemd
2500 jaar v.C.: langs rivier de Indus een hoogontwikkelde cultuur met enkele
grote steden: Mohenjo-daro en Harappa (steden met omtrek van ongeveer 5 km),
ook kleinere stad Lothal
Ruim 2000 jaar v.C.: langs de Gele Rivier in China een stedelijk
landbouwgemeenschap vanuit dit gebied hebben vroege heersers steeds
verderaf gelegen gebieden veroverd
Hoofdstuk 2, paragraaf 3 het oude Egypte
Tussen 5000 en 4000 v.C.: ook in het vruchtbare Nijldal wordt akkerbouw en
veeteelt ontdekt hier ontstonden ook dorpen en vervolgens ook steden
Egyptenaren leerden de Nijl te beheersen met dammen, dijken en sloten als de
rivier op zijn hoogst was, staken ze de dijken door en lieten ze land onderwater
lopen
Als het water dan weer lager was, sloten ze de dijk gelijk weer af via sloten en
openingen in dammen werd het water daarna afgevoerd
Deze beheersing van het water wordt waterhuishouding genoemd
Dorpen moesten goed met elkaar samenwerken op de waterhuishouding te laten
slagen
Sommige dorpen veroverden het grondgebied van andere dorpen er
ontstonden grote gebieden, elk geleid door een koning
3100 v.C.: nog maar 2 bestuursgebieden over: Boven-Egypte (het Zuiden) en
Beneden-Egypte (het Noorden) koning Menes van Boven-Egypte maakte de
gebieden tot één staat Menes werd farao (= koning) van heel Egypte
Egyptenaren kende oorsprong Nijl niet dus goden verantwoordelijk
Farao, die ging over de waterhuishouding, werd ook vereerd als een god
Andere belangrijke functie van de farao was oorlogvoering hij kon alle mannen
oproepen voor het leger
Ramses II was een van de strijdlustigste farao’s hij liet in de aan hem gewijde
tempels verslag doen van zijn krijgsverrichtingen
30 v.C.: Egypte werd deel van Romeinse rijk de laatste farao, Cleopatra,
pleegde zelfmoord
Priesters hadden veel macht in Egypte zij verzorgde de tempels, leidden de
verering van de goden en ze hadden rond de tempels veel grond waarop boeren
werkten
De priesters bestuurde hun bezittingen zelf, waardoor zij veel invloed hadden op
de Egyptenaren