Politiek en Bestuur
Inhoud
Deel 1. Een eerste kennismaking..................................................................................................................2
Hoofdstuk 2. Enkele begrippen.................................................................................................................2
Deel 2. Hoe beleid tot stand komt................................................................................................................6
Hoofdstuk 3. De overheid als systeem....................................................................................................6
Hoofdstuk 4. Beleid in fasen....................................................................................................................10
Deel 4. Hoe de overheid is georganiseerd................................................................................................14
Hoofdstuk 8. De centrale overheid........................................................................................................14
Hoofdstuk 9. Decentrale overheden: De provincie..............................................................................23
Hoofdstuk 10. Decentrale overheden: de gemeente..........................................................................29
Hoofdstuk 11. Functioneel bestuur........................................................................................................38
Extra losse informatie uit colleges..........................................................................................................44
Rechtspraak in Nederland...........................................................................................................................46
,Deel 1. Een eerste kennismaking
Hoofdstuk 2. Enkele begrippen
2.2 Geschiedenis van bestuur
Je kan van een staat spreken als:
Er sprake is van een afgegrensd grondgebied.
Er een geaccepteerd bestuursgezag aanwezig is soevereiniteit, de staat heeft als enige
controle over de binnenlandse aangelegenheden.
Er een te onderscheiden staatsvolk is.
Veel moderne machten hebben 2 pijlers die ten grondslag liggen aan de inrichting van hun
bestuur: scheiding van kerk en staat en scheiding van de drie machten.
Manier waarop macht word verdeeld, speelt een belangrijke rol bij de opbouw van een staat,
hier verschillende soorten samenlevingen:
Samenlevingen op basis van gelijkheid: jagers-verzamelaarssamenleving, mensen leven in
groepen waarin individuen redelijk gelijkwaardig waren, leiderschap op deelgebieden.
Samenlevingen met rangorde: agrarische samenleving, door bezit van land of
productieoverschotten en manier van macht ontstaan, bezit is ook een basis voor macht.
Samenleving met gelaagdheid: standensamenleving waarbij bevolking in verschillende
groepen of standen is verdeeld, naast leiderschap ook bestaansmiddelen niet meer voor
iedereen toegankelijk (geestelijkheid, adel, boeren en burgerij), een bepaalde stand geeft je
rechten en plichten, de stand waarin je geboren bent blijf je de rest van je leven.
In westerse landen vormen de drie machten de basis voor het staatsbestel Montesquieu
bedacht Trias Politica de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtgevende
macht.
Deze drie machten vormen gelijkwaardige machten, hierdoor een horizontale
machtenscheiding de machten houden elkaar in balans en geen van de drie kan de meeste
macht krijgen.
1848 belangrijk jaar voor Nederlandse staatinrichting er vond een grondwetswijziging
plaats die zorgde voor een gedecentraliseerde eenheidsstaat Thorbecke was de man
achter deze wijziging hij zorgde voor Het Rijk, de provincie en gemeenten.
Belangrijke wijzigingen die nog steeds relevant zijn:
Invoering van ministeriële verantwoordelijkheid ministers zijn verantwoordelijk, de
koning is onschendbaar.
Rechtstreekste verkiezing van Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden in
het begin nog niet via algemeen kiesrecht, dit kwam later.
Indirecte verkiezing van leden Eerste Kamer (eerder konden alleen de rijksten uit iedere
provincie lid worden).
Mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
Invoering van het recht van amendement van Tweede Kamer het recht om
wetsvoorstellen te wijzigen.
Invoering van het recht van enquête van de Tweede Kamer en het recht op informatie voor
beide Kamers.
Jaarlijkse vaststelling van de begroting (die ook geamendeerd mag worden).
Een andere procedure voor herziening van de Grondwet.
, Met de Grondwet van 1848 begint in Nederland de moderne tijd (1848-1940) dit kenmerkt
zich door grote bevolkingsgroei, toenemende landbouwproductie, industrialisatie en
ontwikkeling van wetenschap.
Door deze veranderingen veranderde ook de rol van de overheid in 19e eeuw was de
overheidsrol beperkt tot het garanderen van veiligheid aan inwoners door aanwezigheid van
politie en leger, verder was er weinig bemoeienis met de inwoners.
In begin van de 20e eeuw wordt de overheid belangrijker voor het aanpakken van grote
maatschappelijke problemen er heerst grote armoede, de arbeidsomstandigheden zijn
slecht en huisvesting van inwoners is vaak zeer gebrekkig belangrijke stappen in die
ontwikkeling zijn Kinderwetje van Van Houten (1874) en de Ongevallenwet (1901).
Na WOII breidt de overheidstaak zich snel uit overheid gaat zich meer met de samenleving
bemoeien codificatie en modificatie.
Codificatie: het op schrift stellen van recht, de overheid volgt eerst de ontwikkelingen van
de samenleving en stelt daarna wetten op die passen bij de ontwikkelingen.
Modificatie: de overheid wil continu inspelen op de ontwikkelingen in de samenleving en
daarop vooruitlopen en de ontwikkelingen beïnvloeden de overheid gaat de samenleving
sturen de verzorgingsstaat ontstaat.
Tegenwoordig de vraag of dit nog wel te doen is heeft de overheid niet te veel
verantwoordelijkheid genomen waardoor het nu niet meer te financieren is?
participatiesamenleving is het gevolg, burgers moeten zelf meer dingen gaan regelen en
voor zorgen hierdoor kan de overheid verkleind worden.
Daarnaast ook veel staatsbedrijven steeds meer aan de markt overgelaten, zoals NS en PTT
hierdoor kan ook de efficiency verhoogd worden en kosten worden bespaard.
Een belangrijke rol bij het vormgeven van de (post-)verzorgingsstaat spelen politieke
stromingen in Nederland die dominant zijn ze hebben allemaal een andere opvatting over
de rol van de overheid in de samenleving.
Liberalisme: vrijheid voor het individu, een overheid met een beperkte omvang en de markt
heeft een belangrijke rol.
Socialisme: staat tegenover het liberalisme, staat voor een rechtvaardige samenleving met
meer sociale gelijkheid, de overheid moet zorgen dat ‘gelijkheid’ gerealiseerd wordt.
Christendemocratie: staan tussen de andere stromingen in, centraal staan naastenliefde en
solidariteit, een belangrijke rol voor maatschappelijke organisaties, hierbij speelt particulier
initiatief een belangrijke rol.
Stroming Kernwoord
Liberalisme Vrijheidsbeginsel
Christendemocratie Christelijke beginselen
Socialisme gelijkheidsbeginsel
, 2.3 Het begrip ‘overheid’
2.3.1 Betekenis van het begrip ‘overheid’
‘De overheid’ bestaat niet de overheid bestaat uit vele kleinere overheden, deze hebben
allemaal eigen doelstellingen en belangen deze belangen kunnen zelfs tegenover elkaar
staan.
Definitie van de overheid: het geheel van bestuurders en bestuurlijke colleges in een
staatsverband en het daarbij horende ambtelijke apparaat.
Bestuurders: ministers, burgemeesters, wethouders
Bestuurlijke colleges: regering, gedeputeerde staten
Staatsverband: decentraal
Ambtelijk apparaat: ministeries en uitvoeringsinstanties (duo, RDW, UWV)
2.3.2 Kenmerken van de Nederlandse Overheid
De belangrijkste structuurkenmerken van de Nederlandse overheid zijn de onderverdeling
van de drie machten en de gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: veel taken en bevoegdheden zijn aan andere
overheidsorganen dan de centrale overheid toebedeeld deze taken zijn verdeeld over drie
bestuurslagen (rijk, provincie, gemeente) deze verdeling is ook wel verticale
machtenscheiding.
Gedecentraliseerd staat voor het verdelen van taken.
Eenheidsstaat staat voor de centrale overheid.
Territoriale decentralisatie: taken en bevoegdheden die toebedeeld zijn aan overheidsorganen
die een bepaald gebied besturen.
Functionele decentralisatie: wanneer een overheidsorgaan is ingesteld ter behartiging van een
bepaald doel (Waterschap).
Het Rijk is het begrip ‘de eenheidsstaat’ er is een zekere mate van centralisatie en
samenhang het Rijk zorgt voor de taken die niet aan lagere overheden kunnen worden
toebedeeld bijvoorbeeld defensie en toezicht op kernenergie.
De provincie heeft vooral een coördinerende taak voornamelijk doordat ze tussen het Rijk
en de gemeenten zitten.
De gemeente doet vooral het uitvoerende werk en staan het dichtst bij de burgers.
Autonomie: gemeenten en provincies hebben een ‘eigen huishouding’ zij hebben, binnen
grenzen, exclusieve taken en bevoegdheden waar andere overheden zich niet in mogen
mengen (het onderhoud van het rioleringsstelsel).
Medebewindstaken: heeft betrekking op het uitvoeren van rijkstaken door de lagere
overheden, dit hebben gemeentes en provincies ook (het bijhouden van het
bevolkingsregister).
Door een steeds verdergaande Europese eenwording krijgt de EU steeds meer te zeggen over
de lidstaten hierdoor worden soms gemeentes samengevoegd en worden er regels en
wetten op Europees niveau bepaald voor Nederland.
Decentralisatie en deconcentratie
Decentralisatie en deconcentratie is iets anders deconcentratie is het zicht fysiek over het
land verspreiden van delen van een overheid voorbeeld zijn de regionale kantoren van de
Belastingdienst.
Bij deconcentratie is er geen overdracht van taken en bevoegdheden, het zijn ‘filialen’ van een
ministerie.