,Week 1: H1 en H2 (excl. 2.5 en 2.6)
De leerdoelen:
1. De student herkent de basisbegrippen vermogensrechten, zaken, (natuurlijke en
burgerlijke) vruchten, registergoederen en goede trouw in een casus.
2. De student herkent de verschillen en overeenkomsten tussen absolute en relatieve
rechten.
3. De student duidt de beginselen van het goederenrecht binnen een casus.
Leerdoel 1:De student herkent de basisbegrippen vermogensrechten, vruchten, goederen,
hoofdzaak, bestanddelen en goede trouw in een casus.
Onroerende zaak: art. 3:3 lid 1 BW = registergoed (vb een huis, perceel grond). Zaken die niet
verplaatsbaar zijn. Opsomming!
Roerende zaak: art. 3:3 lid 2 BW (een auto, pen, mobiel). Alle zaken die niet onroerend zijn.
Bestanddeel: alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Is een zaak nog
compleet zonder bestanddeel?
Vermogensrechten:
Artikel 3:1 BW : goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 3:6 BW vermogensrechten.
Rechten die:
a. Overdraagbaar zijn, of
b. Doel hebben om stoffelijk voordeel te verschaffen, of
c. Verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel
Dus: vermogensrechten zijn rechten (dus niet tastbaar) die je kunt verkopen of die financieel
voordeel kunnen opleveren.
Onroerende en roerende zaken:
Wat zijn zaken?
Art. 3:2 BW : zaken zijn dus stoffelijke objecten waar de mens controle over kan uitoefenen.
Geen zaak: planeten en de zee.
Art. 3:3 BW onroerende zaken:
Grond, nog niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde beplantingen en gebouwen en
werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Voorbeeld: huis
Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn. Voorbeeld: fiets
Registergoederen:
art. 3:10 BW.
- Goederen
- Die voor een overdracht of vestiging ingeschreven moeten worden in een openbaar register
alle onroerende zaken zijn registergoederen. Er zijn ook geregistreerde schepen of
luchtvaartvoertuigen.
Art. 3:10 registergoederen. Onroerende zaak = registergoed! (art. 3:89 BW) Maar ook:
vliegtuigen en schepen (dat zijn roerende zaken maar toch registergoed). Geen registergoed?
Dan is het een niet-registergoed.
2
,Natuurlijke en burgerlijke vruchten:
Art. 3:9 BW.
Lid 1: natuurlijke vruchten: zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt. Vb: appels aan een appelboom of een pasgeboren kalf.
Lid 2: burgerlijke vruchten: rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt. Vb: rente op een rekening of maandelijkse huur.
Hoofdzaken en bestanddelen:
Bestanddeel:
Art. 3:4 BW. Lid 1 OF lid 2
Lid 1: naar verkeersopvatting volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak, het is
bestanddeel. Voorbeeld: een zadel hoort bij een fiets
Lid 2: zodanig verbonden een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij
daarvan niet kan worden afgescheiden zonder beschadiging van betekenis wordt toegebracht der
zaken, is een bestanddeel. Voorbeeld: openhaard
Leerdoel 2: De student herkent de verschillen en overeenkomsten tussen absolute en relatieve
rechten.
Absoluut recht = rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan recht op een zaak zijn of
op een vermogensrecht. Absoluut recht geldt ten opzichte van iedereen. Er zijn 8 absolute rechten.
Die kan je tegenover iedereen afdwingen. vb: eigendomsrecht. Dit recht geldt tegenover iedereen.
Een absoluut recht is een recht dat tegenover een ieder kan worden gehandhaafd. Hiervoor gelden
de beginselen van absolute rechten (droit de suite, droit de préference en droit de priorité)
Relatief recht = persoonlijk recht. Het zijn rechten die slechts tegenover een bepaalde persoon
werken. Voorbeeld: je koopt een auto, recht op levering en betaling. overeenkomstenrecht
Absolute rechten bestaan uit volledige rechten (je mag alles doen met de zaak waar het volledige
recht op rust) en beperkte rechten (minder vergaand recht dan volledig recht)
Leerdoel 3: de student duidt de beginselen van het goederenrecht binnen een casus.
a) Droit de suite = zaaksgevolg. Het absolute recht op een goed blijft bestaan, ook al bevindt
dat goed zich niet meer in de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het
goed waarop het rust.
b) Droit de priorité = prioriteitsbeginsel. Ingeval er meer dan één absoluut recht op een goed
rust, dan gaat het eerder gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
c) Droit de préference = bevoorrechte positie. Wanneer een persoon of bedrijf failliet gaat, dan
vallen in beginsel al zijn of haar goederen in het faillissement. Bevinden zich op dat moment
goederen onder de failliet waar een derde een absoluut recht op heeft, dan vallen die
goederen niet onder het faillissement.
a. voorrang bij faillissement (voorrangsrecht)
Vb : je telefoon ligt bij een reperateur en dit bedrijf gaat failliet. Je telefoon is jouw
eigendom en mag je ophalen, dit valt niet onder de goederen die de curator mag
verkopen.
Bij botsing tussen een absoluut recht en een relatief recht gaat het absolute recht voor.
3
, Absolute rechten: (zie blz 44 lesboek) deze rechten gaan voor de relatieve rechten.
1. Vruchtgebruik
2. Pand
3. Hypotheek
4. Eigendom
5. Erfdienstbaarheid
6. Erfpacht
7. Opstal
8. Appartement
Leerdoelen week 1 en week 2 goede trouw:
Goede trouw en bezit te goeder trouw
In het algemeen art 3:11 BW:
Goede trouw: wanneer iemand er niet van op de hoogte is dat er iets mis is en dit ook niet hoefde te
zijn (niet weten en ook niet hoefde te weten).
Bezit te goeder trouw art. 3:118 BW:
Bezit te goeder trouw: wanneer bezitter zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijs
als zodanig mag beschouwen (bezitter is ervan overtuigd dat hij het recht heeft het goed voor zichzelf
houden).
Eenmaal goede trouw blijft goede trouw art. 3:118 lid 2 BW en goede trouw wordt geacht aanwezig
te zijn, ontbreken moet bewezen worden art. 3:118 lid 3 BW.
3 smaken:
1. Bezitter, tevens rechthebbende
2. Bezitter te goeder trouw, niet-rechthebbende
3. Bezitter niet te goeder trouw, niet-rechthebbende (= beschikkingsonbevoegd bij overdracht
(evenals een houder))
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper monicablom. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.