Samenvatting blok 4
Inclusie: ongelijkheid en uitsluiting
Van gedachten wisselen H4
4.1
Empowerment: emancipatie en de vraag naar de macht
De laatste jaren is er weer veel aandacht voor de maatschappijkritische rol van het sociaal werk. Vanuit deze rol zou het sociaal werk
structurele oorzaken waardoor mensen in een kwetsbare positie komen moeten bestrijden. Doe je dit niet, dan blijven empowerment,
eigen kracht en eigen regie alleen maar uitspraken.
Een maatschappijkritisch perspectief op eigen regie
De internationale definitie van sociaal werk ziet voor het sociaal werk een belangrijke taak weggelegd voor het bevorderen van
maatschappelijke verandering, emancipatie en zelfstandigheid van de mensen.
Daarbij spelen principes van rechtvaardigheid, mensenrechten en collectieve verantwoordelijkheid en diversiteit een centrale rol, met als
doel het welzijn van individuen en van de samenleving als geheel te verbeteren.
Het versterken van eigen kracht, het bevorderen van empowerment en sociale rechtvaardigheid, het tegengaan van discriminatie en het
erkennen van diversiteit zijn daarom belangrijke kernwaarden.
We doordenken in dit blok de eigen regie en menswaardigheid vanuit een maatschappijkritisch perspectief. Dit perspectief richt de blik op
sociaal onrecht, sociale ongelijkheid en sociale onrechtvaardigheid. Het bestrijden hiervan beoogt een betere kwaliteit van leven waarin we
zeggenschap en macht over ons eigen leven opeisen.
Politiserend werken
In de jaren 70 stond het sociaal werk in het teken van maatschappijkritiek. Emancipatie van de vrouw en van de arbeider, democratisering
en humanisering van de samenleving stonden daarbij centraal. Het welzijnswerk werd gedragen door het idee dat individuele problemen
hun oorzaak hebben in de manier waarop de maatschappij is georganiseerd en alleen kunnen worden opgelost door de samenleving te
veranderen. Daarom wordt er gespreken van politiserend werken.
Politiserend werken:
De samenleving uitdagen om zich te positioneren ten
opzichte van bestaande ongelijkheden en streven naar meer
Het welzijnswerk ondersteunde mensen in hun emancipatiestrijd. gelijkheid, democratie en duurzaamheid. Het gaat er om dat
je maatschappelijke problemen aankaart en niet actief
deelneemt aan het veranderen van het probleem.
Emancipatie was gericht op het doorbreken van gevestigde
machtsverhoudingen, op het scheppen van ruimte voor individuele ontplooiing en op het verkrijgen van zeggenschap over het eigen leven.
De emancipatie van de vrouw en medezeggenschap op het werk richtten zich op ontplooiing van het individu en op de verandering van
bestaande machtsverhoudingen.
Het welzijnswerk richtte zich niet alleen op sociale en sociaalpedagogische problematiek, maar ook op de vorming van mensen.
In plaats van enkel aan zichzelf te werken, trokken vrouwen, homo’s, lesbo’s, arbeiders en studenten gezamenlijk ten strijde tegen de
onrechtvaardige maatschappij. Deze strijd werd geleid door het idee dat de kwaliteit van het bestaan niet wordt verhoogd door meer
welvaart, maar wel door iedereen de kans te bieden zijn kwaliteiten te ontwikkelen. De strijd om een gelijke verdeling van welvaart ging
hand in hand met een emancipatiestrijd om gelijke rechten en meer zeggenschap en menselijke waardigheid.
Vanuit het maatschappijkritisch perspectief krijgt het bevorderen van de eigen regie en het erkennen en respecteren van menselijke
waardigheid dus een heel andere betekenis dan vanuit de bestaansethiek en de ethiek van het oordelen. In de ethiek van het oordelen
beperkt eigen regie zich tot een ruimte waarbinnen we beslissingen kunnen nemen. Maar de maatschappijkritiek stelt die grenzen ter
discussie en eist zeggenschap om die grenzen te bepalen.
De ommekeer
In de jaren 60 van de vorige eeuw werd het welzijnswerk opgezadeld met ‘megalomane doelen’; een democratische samenleving, sociale
rechtvaardigheid, vrijheid en ontplooiing. Maatschappelijk werk had de taak om een bijdrage te leveren aan de democratisering van de
samenleving. Dit stopte door de crisis en bezuinigingen in de jaren 80. Vanaf toen ging het welzijnswerk zich meer toespitsen op de
concrete zorg en hulpverlening aan individuen, met als doel dat zij deel kunnen nemen aan de samenleving. Nu is het centrale doel sociaal
functioneren en participatie aan de bestaande orde, niet welzijn en het ter discussie stellen aan de orde.
Hierdoor worden de oorzaken van problemen niet langer gezocht bij maatschappelijke structuren maar bij het individu en hun directe
leefomgeving. Structurele oorzaken wordt geen aandacht aan besteed. Nu wordt er vooral gekeken naar ethische kwesties en morele
dilemma’s.
Empowerment
Empowerment krijgt een eigen betekenis. Volgens Regenmortel, Peeters en Banks zou empowerment niet begrepen moeten worden als
een methodiek die kan worden toegepast op een individuele cliënt. Hun vinden dat het een collectief proces is dat ook slaat op het
veranderen van structurele, maatschappelijke, oorzaken die sociale ongelijkheid, onrechtvaardigheid en ongelijke machtsrelaties in stand
, houden. Empowerment krijgt hier een ethisch-politieke dimensie: hij bestrijdt machtsongelijkheid waardoor mensen een bepaalde
maatschappelijke positie en daarbij horende identiteit toegewezen krijgen. Bijvoorbeeld hoe je in de jaren 50 als vrouw het huishouden
moet doen en voor de kinderen moest zorgen, terwijl de man werkt en voor geld zorgde. Empowerment heeft een emanciperend doel.
Een terugkeer van de maatschappijkritiek
De laatste jaren is er weer meer aandacht voor de maatschappijkritische rol. De hernieuwde aandacht komt bijvoorbeeld door grotere
sociaaleconomische ongelijkheid, maar deze komen er niet van zelf. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en globalisering leiden tot een
groeiende groep die met nulurencontracten en als zelfstandige zonder personeel in zijn onderhoud moet voorzien, zonder enige
rechtszekerheid. Die ontwikkelingen leiden tot grote sociaaleconomische ongelijkheid.
Door de maatschappelijke problemen hebben armen vaak veel extra kosten. Ze hebben geen ziektekostenverzekering waardoor ze dure
medicijnen zelf moeten kopen.
Eigen regie als emancipatie en empowerment
In het maatschappijkritisch perspectief heeft eigen regie voornamelijk te maken met emancipatie, democratisering en humanisering van
de samenleving en het verwerven van zeggenschap over het eigen leven. Wie in armoede leeft, heeft geen zeggenschap over zijn eigen
leven en is nauwelijks bij machte om zijn of haar situatie te verbeteren.
Maatschappijkritische filosofen zetten dringende vraagtekens bij ongelijke welvaartsverdeling, bij bestaande machtsverhoudingen die deze
ongelijkheid in stand houden. Ze strijden voor emancipatie en een democratisering en humanisering van de samenleving.
4.2
Emancipatie en het opheffen van vervreemding. Marxisme
In de negentiende eeuw wordt de westerse samenleving bepaald door de tegenstelling tussen kapitalisten (die beschikken over de
productiemiddelen) en het proletariaat (de arbeiders en bezitloze die onder erbarmelijke omstandigheden leven). De leefomstandigheden
zijn slecht en Marx komt hiertegen in opstand via een protest tegen de onmenselijke omstandigheden en de vervreemding van de mens.
Iedereen die alleen nog maar met geld bezig is, is volgens hem vervreemd. In de arbeid kan je niet alles alleen en daarom worden taken
verdeeld en zo ontstaan machtsverhoudingen.
Wie was Karl Marx?
Het Marxisme is geen eenduidige stroming en is gebruikt of misbruikt om onrechtvaardige machtsverhoudingen in de samenleving aan de
kaak te stellen. Marx was filosoof en econoom en actief betrokken bij de arbeidsbewegingen in de 19e eeuw. Het streed tegen
onderdrukking van arbeiders door kapitalisten. De communistische en socialistische bewegingen zijn sterk door zijn denken beïnvloed.
Nu Europa en de Verenigde Staten een grote economische crisis hebben doormaakt en na het herstel tegenstellingen tussen arm en rijk
almaar toeneemt, wordt het werk van Marx weer noodzakelijk.
Daarnaast legt Marx veel nadruk op de tegenstelling tussen arbeiders en kapitalisten, omdat arbeid wezenlijk is voor onze ontwikkeling.
Dialectiek
Marx’ filosofie is beïnvloed door de dialectiek van Hegel, die de grondleger is van de dialectiek.
In 1807 verschijnt, na zijn dood, zijn belangrijke werk Die Phänomenologie des Geistes. In dit boek zet hij systematisch uiteen hoe de geest
zich ontwikkelt door tegenstellingen te creëren en op te heffen. Voor Hegel verloopt de ontwikkeling van de menselijke geest zelfstandig
en wordt zij niet beïnvloed door de maatschappij waarin we leven. Deze ontwikkeling verloopt dialectisch.
Dialectiek wordt vaak verdeeld in 3 kopjes:
- These (stelling);
- Anti-these (tegenstelling), wordt ook wel negatie genoemd;
- Synthese (samenstelling).
Er wordt een stelling gemaakt waartegen er vervolgens een tegenstelling voor komt, of ook wel een ontkenning, en als laatst een
samenstelling die de tegenstelling opheft. Deze samenstelling kun je zien als een eindpunt of de absolute geest, hoe Hegel het noemt.
Voorbeeld van de dialectische beweging:
- Je mag nooit liegen = dit is een these.
- Wel als je daarmee het leven redt van een onschuldig kind = dit is een anti-these of negatie.
- Liegen mag niet, tenzij je er onschuldige levens mee kan redden = synthese.
Marx’ filosofie is beïnvloed door de dialectiek van
Georg Hegel. Marx en Hegel stelden dat het leren
denken een dialectisch proces is; systematische
manier van denken die gebruik maakt van een
These 1 Anti-these gedachte en het tegenovergestelde ervan om tot een
1 standpunt te komen.
Hegel stelt dat de ontwikkeling van de geest (het
Synthese 1 denken) zelfstandig gaat oftewel het idealisme.
Heersende ideeën zijn de ideeën van de heersende klasse Marx stelt dat het leven/de maatschappij je
bewustzijn en denken bepaalt.