Psychologie sv benodigde hst
Hoofdstuk 6: Wat is persoonlijkheid
Wat is er persoonlijkheid
a) Het woord persoonlijkheid kan verschillende dingen betekenen. Kan
worden gedefinieerd als: ‘een moedige of of in ieder geval heel duidelijke
manier tonen van je overtuiging, ergens voor staan. Dan heb je niet
zozeer een persoonlijkheid maar je bent er een.
b) De persoonlijkheid als vakterm in de psychologie. ‘Beschrijving van
eigenschappen die karakteristiek zijn voor iemand. Zulke beschrijvingen
hangen samen met een theorie die een psycholoog heeft over de
persoonlijkheid, zoals we dadelijk zullen zien. Zo’n theorie is het antwoord
op de vraag: wat zijn nu onderliggende, bepalende eigenschappen van
iemands persoonlijkheid?
Er zijn in dit verband 3 niveau te onderscheiden:
- Dat wat iemand met alle mensen gemeen heeft (denkt aan de behoeften
van Maslow, de behoefte aan veiligheid bijvoorbeeld)
- Dat waarin je lijkt op sommige anderen (bijvoorbeeld vegetariër zijn,
Nederlander zijn), een groep
- Dat wat je zo persoonlijk uniek maakt (die voorkeur voor spruitjes)
De eerste theorieën over de persoonlijkheid waren pogingen om mensen in
verschillende typen te delen, persoonlijkheidstypen. Claudius Galenus (129-199),
een eeuwenlange beroemd gebleven Griekse arts, onderscheidde vier typen.
Volgens hem hing je type af van je lichaam, meer precies van de verhouding
tussen de vier belangrijkste sappen/vloeistoffen in het lichaam:
- Sanguinicus: een energie mensentype omdat bij hen bloedt de dominante
vloeistof is (Bloed).
- Opvliegende cholericus (Gele gal)
- Sombere Melancholicus (Zwarte gal)
- Flegmatieke mens die door het dominante slijm koel en traag is (slijm)
De woorden flegmatiek en melancholisch worden nog steeds gebruikt ->
kennelijk had Galenus wel iets goed gezien. Zijn intuïtie dat sappen of stoffen in
het lichaam zo bepalend zijn voor je persoonlijkheidstype krijgt heden ten dage
veel aandacht, maar nu hebben e het over hormonen, neurotransmitters en
dergelijk. De psycholoog Cloninger besteed daar meer aandacht aan.
Einde 19e eeuw werd door Sigmund Freud (1856-1939) een
persoonlijkheidstheorie geconstructeerd die was gebaseerd op zijn overtuiging
1
,dat in het onbewuste van de mensen, het Es, sterke driften aanwezig zijn, onder
andere gericht op overleven en voortplanting. Variaties in die driften bepalen
mede iemands persoonlijkheid. Het zonder meer uitleven van de driften is
strijdig met het leven in een gemeenschap. Ze worden daarom in toom
gehouden.
A) Ten eerste door wat Freud het Ich (Ik) of ego noemde, dat wil zeggen je
bewuste gezonde verstand dat rekening houdt met de realiteit.
B) Ten tweede door het geweten, het super ego. Dit super superego houdt
de onbewust drijfveren als het ware in bedwang door ze te toetsen aan
het aangeleerde besef van goed en kwaad (Freud,1917).
Freuds theorie toont een dynamisch beeld van de persoonlijkheid: een
samenstel van krachten. Dynamiek, waarvan je niet helemaal bewust bent.
Niet zelden worden mensen door iets gedreven dat sterker is dan zijzelf, dus
sterker dan hun bewust gezonde verstand en sterken dan hun opvattingen over
goed en kwaad -> draagt bij aan de geloofwaardigheid van de
persoonlijkheidstheorie van Freud.
Freud maakt geen typologie (een classificatie van typen mensen zoals Gelanus
bijvoorbeeld deed) maar dat deed Carl Jung (1875-1961), een medewerker van
Freud, wel. Typologieën waren altijd ook omstreden. Vaak genoeg paste iemand
niet echt in een ‘hokje’ maar wel in twee hokjes. Het werkte niet altijd goed ->
daardoor gingen psychologen het anders aanpakken:
- Geen typologie construeren -> dus geen hokjes meer, maar achterhalen
welke kenmerken relevant zijn voor iemand persoonlijkheid. Zulke
theorieën = traittheorieen genoemd. Het engels woord trait (karaktertrek,
eigenschap, kenmerk).
Wetenschappelijker gezegd: gebruikelijke patronen van denken, doen en
voelen. Zo’n kenmerk is meestal iets polairs = dat wil zeggen dat je de
eigenschap juist wel of niet hebt, of juist sterk hebt of juist zwak, zoals polen
van een magneet.
Voorbeeld: vriendelijkheid. Een bekende traintheorie is de Big Five: vijf
kenmerken die je bij elke persoon kunt waarnemen, maar dan in bepaalde mate.
Big Five
Totstandkoming -> onderzoekers redeneerden als volgt: voor de eigenschappen
die mensen belangrijk vinden hebben ze een oord in gebruik, bijvoorbeeld:
beleefd, eerlijk, rustig, paniekerig, zelfvertrouwen. Deze woorden -> staan
allemaal in woordenboeken -> alle woorden die eigenschappen beschrijven uit
de woordenboeken verzamelen -> levert heel veel woorden op die terug te
2
,herleiden zijn naar een paar honderd woorden met dezelfde betekenis -> tot slot
werden deze teruggebracht tot vijf begrippen -> vijf woorden voor een dimensie
= de eigenschap die worden aangeduid variëren van sterk naar zwak -> het
gevolg is dat je kan aangeven in welke mate iemand een eigenscha heeft en hoef
je niet meer te beslissen of hij hem heeft of niet.
De volgende vijf dimensies blijven over:
1. Extraversie tegenover introversie: extravert wil zeggen dat iemand sterk
gericht is op de wereld buiten hemzelf, daar graag contact mee heeft, er
makkelijk mee omgaat. Introverte mensen zijn meer bezig met hun eigen
gedachten en dingen, zijn graag alleen en houden niet zo van eropuit
gaan.
2. Vriendelijk tegenover onvriendelijk (agreeableness): iemand is vriendelijk
wanner hij op een welwillende manier op anderen reageert, bijvoorbeeld
bij een verzoek om hulp. Iemand met het tegenovergestelde gedrag is
meer gericht op eigenbelang, niet primair welwillend, en soms in een
reflex altijd eerst tegen anderen zeggen.
3. Zorgvuldig tegenover slordig (conscientiousness).
4. Emotioneel stabiel tegenover neurotisch (emotional stability versus
neuroticism): gaat om de vraag of iemand snel geëmotioneerd is, of
bijvoorbeeld rustig blijft in heftigere situaties.
5. Open staan voor nieuwe ervaringen tegenover geslotenheid, koppigheid
(openness to experience): dit kenmerk wordt vertaald met intellectuele
autonomie, zelf denken dus. Je hebt bijvoorbeeld mensen die als eerste
een uitvinding gaan proberen -> early adopters.
Claude Robert Cloninger
Deze psycholoog heeft een vragenlijst samengesteld waarmee temperament en
karakter kunnen worden onderzocht -> lijdt tot het ontstaan van een theorie
over temperament en karakter -> deze twee vormen samen de persoonlijkheid,
lijkt op de theorie van de Big Five, maar is uitgebreider.
Ruwweg kun je zeggen dat temperament is aangeboren en dat karakter later
ontstaat op basis van levenservaring -> opvoeding en eigen keuzes.
Op karakter heb je meer invloed. Maar wat je bij iemand ziet aan feitelijk
gedrag/persoonlijkheid is altijd een mix van aanleg en ervaring.
Cloninger onderscheidde vier typische kenmerken van temperament en drie
typische kenmerken van karakter.
Karaktertrek die in sterke mate van invloed is op je levensgeluk: zelfsturing = ->
bepalen wat je zelf doet, denkt en voelt als dat kan = een voldoende mate van
onafhankelijkheid en zelfnadenken en keuzes maken.
3
, Figuur 6.1. Pagina 76
Het temperament heeft in Cloningers theorie vier bepalende eigenschappen:
1. Harm-avoidance: Het vermijden van leed en gevaar.
2. Novelty seeking: De neiging om nieuwe dingen te willen ervaren. Behoefte
aan prikkels. Het is verwant aan open staan voor nieuwe ervaringen bij de
Big Five.
3. Reward dependence: De afhankelijkheid van waardering -> meer sociale
mensen.
4. Persistence: de neiging om vol te houden, ook als je moe bent.
Temperament -> biologische basis van de persoonlijkheid is gekoppeld aan
neurotransmitters als dopamine en serotonine in de hersenen. Het is een
geneigdheid, geen dwang,
Op karakter heb je meer invloed -> ontstaan volgens CL door de ervaringen die
je in de loop van je leven opdoet.
Karakter -> drie kerneigenschappen
1. Self-directedness: zelfsturing, de mate waarin je zelf keuzes maakt, ageert.
Draagt bij aan je geluksgevoelens.
2. Cooperativeness: Neiging tot samenwerken in ruime zin. Behulpzaam zijn,
empathisch en tolerant. -> oplossingen zoeken en niet te willen winnen
ten koste van jzelf.
3. Self-transcendence: zelfoverstijging -> neiging om op een meer wijze, minder
ik-gerichte manier naar jezelf en het leven op aarde te kijken. Oog hebben
voor het geheel.
Persoonlijkheidsstoornissen.
Gestoord gedrag -> gedrag dat buiten het normale valt en storend is -> lijden
veroorzaakt voor de persoon zelf en/of voor de omgeving. In de klinische
psychologie worden tien persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden, verdeeld
in drie clusters:
A) De paranoïde, de schizotypische en de schizoïde. Bevat drie stoornissen
waarbij excentrieke gedrag het belangrijkste symptoom is:
1. Vreemde opvattingen m.b.t buitenaardse wezen, engelen enz. Hebben
moeite met contacten.
2. Mensen die moeite hebben met impulsbeheersing en met emoties.
Slecht in het onderhouden van relaties, weinig oog voor anderen.
4