Geschiedenis samenvatting alle examenstof
Kenmerkende aspecten
1) Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.) 9) tijd van de wereldoorlogen (1900-1950)
- De leefwijze van Jager-verzamelaars - propaganda en massaorganisatie
- De landbouwrevolutie - totalitaire ideologieën
- De eerste steden - de crisis van het wereldkapitalisme
2) Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. - 500) - wereldoorlogen
- Het Griekse denken - de holocaust
- Het Romeinse rijk en zijn cultuur - de Duitse bezetting
- De Grieks-romeinse kunst - verwoestingen en betrokkenheid
- De Grieks-Romeinse en Germaanse culturen van burgers
- Jodendom en Christendom - het verzet tegen het imperialisme
3) Tijd van monniken en ridders (500-1000) 10) tijd van televisie en computer (vanaf 1950)
- De ontwikkeling van de islam - de koude oorlog
- Hofstelsel en horigheid - de dekolonisatie
- Het feodalisme (leenstelsel) - de Europese eenwording
- De verspreiding van het christendom - de jaren 1960
4) Tijd van steden en staten (1000-1500) - pluriforme en multiculturele
- De opkomst van handel, nijverheid en steden samenlevingen
- De burgerij in zelfstandige steden
- De opkomst van staatsvorming en centralisatie
- De strijd tussen kerk en staat
- De christelijke expansie (kruistochten)
5) Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
- Het begin van de Europese expansie en ontdekkingsreizen
- Het nieuwe wereldbeeld en wetenschappelijke belangstelling van de renaissance
- De oriëntatie op de klassieke oudheid
- De reformatie
- De Nederlandse opstand
6) Tijd van regenten en vorsten (1600-1700)
- Het absolutisme
- De bijzondere positie van de republiek (de gouden eeuw)
- Ontstaan wereldeconomie en handelskapitalisme
- De wetenschappelijke revolutie
7) Tijd van pruiken en revoluties (1700-1800)
- De verlichting
- Ancien régime en het verlicht absolutisme
- Europese overheersing, slavernij en abolitionisme
- De democratische revoluties
8) Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
- De industriële revolutie
- De sociale kwestie
- Het modern imperialisme
- De opkomst van emancipatiebewegingen
- Democratisering
- Het ontstaan van politiek-maatschappelijke stromingen
Prehistorie (1) -> oudheid (2) -> middeleeuwen (3/4) -> vroegmoderne tijd (5/6/7) ->
moderne tijd (8/9/10)
1
,De tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)
Jager-verzamelaars
- Prehistorie (voorgeschiedenis) -> periode waarin er nog geen schrift bestond
- Kennis uit deze periode is gebaseerd op ongeschreven bronnen
- Samenleving van jagers-verzamelaars -> maatschappij van nomaden die leven van de natuur
Rondtrekkende mensen die woonden op de plek waar voedsel was en weinig bezit
hadden omdat ze alles moesten kunnen dragen
Duidelijke rolverdeling tussen mannen en vrouwen
- Moderne mens -> home sapiens, denkende mens (enige overgebleven mensensoort)
Verspreiding moderne mens: Afrika -> Azië -> Europa -> Australië -> Amerika
- Tot 9000 v.C. leefden alle mensen van jagen en voedsel verzamelen
De landbouwrevolutie
- Landbouw ontstaan in Midden-Oosten -> vruchtbare halve maan (akkerbouw -> veeteelt)
- Ontstaan van de landbouw was een ingrijpende verandering (landbouwrevolutie,
neolithische revolutie) -> de hele samenleving verandert en landbouw verspreidt zich snel
De landbouwrevolutie vond ook in gebieden zelfstandig plaats (niet door verspreiding
van migranten maar doordat de omstandigheden daar ook gunstig waren)
- Oorzaken landbouwrevolutie:
Klimaatverandering -> geschikter klimaat voor de landbouw (na de ijstijd)
Domesticatie -> planten en dieren in dienst van mensen aanpassen
Veel wilde dieren waren verdwenen door de jacht, mensen begonnen dieren te temmen
- Gevolgen landbouwrevolutie:
Bevolkingsgroei doordat er genoeg voedsel beschikbaar was
Technische vooruitgang (uitvinding ploeg) -> grond kon beter worden bebouwd
Ontstaan landbouwsamenleving (agrarische samenleving) -> maatschappij waarin
mensen in dorpen leven van de landbouw
Sedentaire leefwijze -> vaste woonplaats (dorpen)
Autarkisch -> zelfvoorzienend (voorzien in eigen levensonderhoud)
Nijverheid (producten maken) -> bezit werd belangrijk -> groei sociale ongelijkheid
- Mensen geloofden in natuurgodsdiensten -> krachten van de natuur worden vereerd
Mensen deden offers en rituelen en gaven doden grafgiften mee voor in het hiernamaals
De eerste steden
- Eerst waren er nog geen steden, bewoners leefden namelijk van de landbouw
Een stad is een van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners, waarvan de
meesten niet leven van de landbouw
- Eerste steden ontstonden in Mesopotamië (Irak -> rivieren Eufraat en Tigris, Soemeriërs)
Boeren produceerden op de vruchtbare grond langs de rivieren meer voedsel dan nodig,
dankzij overschotten konden ze anderen voeden die niet van de landbouw leefden
Ontstaan landbouw-stedelijke samenleving (minderheid leeft in steden)
- Gevolgen -> ontstaan hiërarchie, ambachten, specialisatie en handel
Slaven en boeren moesten een toegewezen stuk grond bewerken en hun oogst als
belasting afstaan aan de staat
- Samenleving -> vorst en zijn onderdanen (die de regering moesten gehoorzamen)
- Koningen waren vaak ook priester (nauw contact met goden versterkte hun gezag)
- Stadsstaat -> stad en het omliggende platteland
- Polytheïstische godsdienst -> veel goden (mythen -> godenverhalen)
- +/- 3000 v.C. -> schrift uitgevonden vanwege de ingewikkelde organisatie voor het besturen
van steden (spijkerschrift)
2
,De tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500 n.C.)
Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
- Omstreeks 3000 v.C. -> uitvinding schrift -> begin van de oudheid (Grieken en Romeinen)
- Vanaf 850 v.C. -> opkomst Griekse stadsstaten (poleis)
Klein, weinig inwoners, autarkisch en autonoom (eigen bestuur en regels)
- Grieken voelden zich verbonden doordat ze dezelfde taal spraken, dezelfde verhalen
vertelden en dezelfde goden vereerden (gezamenlijke cultuur)
- Grieken voelden zich met elkaar verbonden tegenover niet-Grieken (die zij barbaren
noemden), maar vaak voerden Griekse stadstaten ook oorlog met elkaar
- De Griekse-romeinse beschaving wordt klassiek genoemd omdat de gedachten en vormen
ervan later zo goed zijn gevonden dat ze werden nagedaan (beeldhouwkunst, architectuur)
Mensen op een hele natuurlijke en menselijke manier weergegeven in kunst
- 338 v.C. -> Griekse stadstaten worden in één rijk verenigd doordat ze worden onderworpen
door het koninkrijk Macedonië
Leider Alexander de Grote verovert met Griekse soldaten het Perzische rijk en Egypte en
sticht de hoofdstad Alexandrië (verspreiding Griekse cultuur, hellenisme)
- Iedere stadstaat had zijn eigen bestuurssysteem:
Monarchie -> staat met één vorst: de erfelijke koning
Tirannie -> staat met één vorst die de macht met geweld heeft veroverd
Aristocratie -> regering van de adel (de besten, de mensen met de meeste grond)
Oligarchie -> regering van een kleine groep mensen die niet perse van adel zijn
Democratie -> regering door de bevolking met burgerrecht (alleen autochtone, vrije
mannen) -> autochtoon = oorspronkelijke inwoner
Direct-> alle burgers (autochtone vrije mannen) beslissen over politieke besluiten
Indirect -> burgers kiezen mensen die kiezen over politieke besluiten
- Vanaf de 6e eeuw v.C. ontwikkelen filosofen een rationele manier van denken om te
begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit (redeneren met het verstand i.p.v. via goden)
Het romeinse rijk
- Romeinen dachten dat hun stad in 753 v.C. was gesticht door Romulus en Remus waarna er
verschillende koningen aan de macht zijn geweest. Vervolgens zou Rome een republiek zijn
geworden waarin de macht verdeeld was over meerdere functies (consuls, senaat)
- Romeinen breiden machtsgebied steeds verder uit door verslagen volken aan zich te binden,
een sterk en gedisciplineerd leger, goed verdedigbare grenzen, een goede infrastructuur
(aanleg wegen) en een goed bestuur
- Burgeroorlogen tussen succesvolle legeraanvoerders die veel macht hadden-> einde
romeinse republiek, macht in handen van Julius Caesar (vermoord)
- Daarna kwam de macht in handen van Octavianus (Augustus)-> romeinse keizerrijk
- Hierop volgden 2 eeuwen van welvaart, rust en vrede -> pax Romana
Aanleg wegen (snel voor handel, leger en berichten), aanleg havens, bestrijding piraten,
multiculturele samenleving
- De keizer benoemde bestuurders van provincies -> gouverneurs
- Romeinen veroverden Griekse gebieden en namen er veel van over waardoor er en Grieks-
romeinse cultuur ontstond (romanisering)
- Romeinen mochten alle goden vereren, als ze de staatsgoden en de keizer maar vereerden
- Romeinse kunst was heel realistisch, terwijl Griekse kunst perfectie liet zien
- Patriciërs (adel), plebejers (volk), proletariaat (allerarmsten)
3
, Jodendom en christendom
- Eerste monotheïstische godsdiensten (één god), ontstaan in Palestina
- Het christendom komt voort uit het jodendom (30 n.C. -> kruisiging jezus)
- Jodendom -> 1750 v.C., Tenach, God Jahweh, profeet Mozes, Thora, tien geboden, synagoge
- Christendom -> 30 n.C., Bijbel, God, profeet Jezus, tien geboden, kerk
- Joden en christenen weigerden romeinse staatsgoden en keizers te vereren
- Romeinen verboden het christendom omdat ze iedereen probeerden te bekeren, veel
aanhangers hadden en de romeinse normen en waarden afwezen
- 313 -> keizer Constantijn geeft de christenen godsdienstvrijheid en wordt zelf ook christen
(edict van Milaan)
- 380 -> christendom wordt Romeinse staatsgodsdienst
- 392 -> jodendom en christendom enige toegestane geloven
Romeinen en Germanen
- Het romeinse rijk eindigde bij de rijn (grens, limes)
Oosten van de rijn -> Germanen (landbouwsamenleving, losse stammen)
Westen van de rijn -> Kelten, Galliërs
- Romeinen -> landbouw stedelijke samenleving, goed georganiseerd imperium
- De Germanen versloegen de romeinen in de slag bij het Teutoburgerwoud waardoor de
romeinen zich terugtrokken achter de limes
- Tussen de romeinen en Germanen werd veel gehandeld, Germanen namen dienst in het
romeinse leger, sommige Germanen verhuisden naar het romeinse rijk
Germanen mochten in romeinse gebieden wonen om dat te helpen verdedigen
- 3e eeuw n.C. -> epidemieën en grote groepen Germanen vallen het romeinse rijk binnen
omdat daar goede landbouwgrond en welvaart is, hierdoor raakt het romeinse rijk in verval
- Gevolg -> chaos, hervormingen van het romeinse bestuur
395 n.C. -> definitieve splitsing in het West- en Oost-Romeinse rijk
- 5e en 6e eeuw n.C. -> volksverhuizingen (Germaanse stammen trekken naar Romeinse rijk)
Veel Germanen leefden daar al (vlucht voor de Hunnen)
- Gevolg -> chaos, ineenstorting van het West-Romeinse rijk (476) -> rijk was té groot
- Oost-Romeinse rijk valt uiteen in 1453
De tijd van monniken en ridders (500-1000)
De islam
- Allah, moslim, profeet Mohammed, koran, vijf zuilen
- Jihad (heilige strijd) -> strijd om een goed moslim te worden en de islam te verdedigen
(verplichting om het geloof te verspreiden)
- Vanaf 622 verspreidt de islam zich razendsnel door zwakke aangrenzende rijken en door
tolerantie ten opzichte van joden en christenen, de islam werd de basis van het bestuur
- Islamitische wereld is geen eenheid -> kalief = opvolger Mohammed
Soennieten, omajjaden -> leider hoeft geen directe afstammeling van Mohammed te zijn
Sjiieten, abassieden -> volgelingen van Ali, de neef van Mohammed
Hofstelsel en horigheid
- Na de val van het West-Romeinse rijk krijgt West-Europa weer een agrarische samenleving
doordat er geen veiligheid meer kon worden gegarandeerd
- West-Europa was autarkisch, er werd nauwelijks handelgedreven met de buitenwereld
- 4e eeuw -> agrarische productie daalt zo sterk dat de overheid boeren verbood hun land te
verlaten en boeren zoeken vanwege onveiligheid bescherming bij grootgrondbezitters
Horige -> halfvrije boer (hoort bij het land van een heer)
4