Actoren in de rechtshandhaving
Rechtshandhaving en opsporing in Nederland
Wat is rechtshandhaving?
= het handhaven van wetten en regels
Law enforcement: the activity of making certain that the laws of a certain area are obeyed
Twee paradigma’s
1. Straffen; reactief bij overtreding
o Verkeersovertreding
2. Doen naleven; proactief zorgen dat mensen wet naleven
o Hectometerpaaltjes
Actoren in de rechtshandhaving
= functionarissen van verschillende instanties die een officiële taak hebben bij de handhaving
van het (straf)recht en de vervolging en afdoening van strafbare feiten
Geen actoren maar wel deelnemers: slachtoffers, verdachte, getuigen
De strafrechtsketen: trechtermodel
Van aangifte tot straftoemeting > vallen bij elke stap zaken af
Politie als poortwachter (van strafrechtsketen)
- Grote invloed want aan het begin van de keten
- Discretionaire bevoegdheden (waarschuwing/boete)
- Aan/afraden aangifte te doen
- Voorkomen dat criminaliteit plaatsvindt
Hoe verhoudt handelen actoren tot cijfers
Actoren in drie fasen van de keten
Niet compleet
Samenwerking in de keten
Integraal (belangrijkst; voorbeelden in pp)
Vanuit verschillende perspectieven samenwerking ideaal
Maar in praktijk anders; mogen niet alle informatie vrijgeven, en vinden eigen zaak
belangrijker dan andere
Buiten publieke sector
1. Private partijen; banken, winkeliers, autoverhuurbedrijven, telecombedrijven en
internet serviceproviders, etc. (beveiligingscamera)
2. Media en social media (twitteren met buurtbewoners)
3. Burgers
> Preventie (woninginbraken)
> Burgerparticipatie (AmberAlert en BurgerNet)
,De politie
‘Een rechtshandhavende overheidsinstantie met geweldsmonopolie’
Maar... de politie is niet de enige rechtshandhaver (douane etc.)
En... de politie doet meer dan alleen rechtshandhaving
a. Organisatie en geschiedenis
Drie politiebestellen
Jaren 60; ongeregeldheden > repressief optreden politie > provobeweging (kritiek) >
wijkagenten om contact met publiek verbeteren > belangrijk figuur witte kip (beatrix)
1977: rapport Politie in Verandering > politiechefs pleitten voor kleinschalig in wijkteams
georganiseerde politie die dichtbij burgers staan
1957
Duaal stelsel = grote gemeente eigen gemeentepolitie, kleine gemeente onder rijkspolitie
= wijkteammodel met brede basispolitietaak: criminaliteitsbestrijding
Welvaart neemt toe > criminaliteit ook
Schaalvergroting door; criminelen mobieler & speelruimte telefoon/internet
Voordelen in minder versnipperde organisatie
1993
Regionaal stelsel = 25 regionale politiekorpsen, & Korps landelijke politiediensten KLPD
- Minder versnipperd > makkelijker sturen en efficiënter
Brede politietaak te veel gevraagd > gebiedsgebonden politiezorg GPZ of dichtbijpolitie
- Nauw contact burgers en andere instanties
- Werkgebied is kleiner dan wijk maar wel nog sociale netwerken en hulp bieden
- Combinatie lokaal en (inter)nationale bestrijding
Digitalisering;
1. Meer info politie
- Intelligence-led policing = informatie gestuurde opsporing/politie
o Sensing: geautomatiseerde waarneming (sensoren en camera’s)
o Intelligence: geanalyseerde informatie > beslissing over uitvoering politietaak
2. Maar ook meer vormen criminaliteit (internationaal/cyber)
Centralisatie >
2012: Nationale politie = 10 regionale eenheden en 1 landelijke eenheid onder korpschef
- Regionale eenheid: regionale diensten (recherche, districten, divisies)
- Landelijke eenheid: specialistische diensten (Dienst Landelijke Recherche)
, Centralisatie; aansluiten op de
rechterlijke kaart
Samenwerking OM makkelijker = in
voordeel opsporing
Samenwerking veiligheidsregio’s
(brandweer, hulpverlening etc.)
moeilijker = in nadeel handhaving
openbare orde
> Verschuiving prioriteit
naar opsporing
Organisatie nationale politie
10 Regionale politie-eenheden
Regionale diensten (zoals regionale recherche)
(Lokale) districten (noord, zuid etc.) met
1. Robuuste basisteams (lokaal): basispolitiezorg; alle taken uitvoeren
2. Districtsrecherche -> high impact crime
3. Flexteam -> ondersteuning of probleemgericht (flexibel ingezet)
Divisies = gespecialiseerde afdelingen (jeugd- en zedenpolitie etc.)
1 Landelijke eenheid waaronder 7 specialistische diensten
- Dienst landelijke recherche -> bestrijding zware/georganiseerde criminaliteit
- Politiedienstencentrum (bedrijfsvoering)
, b. Taak
= “De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in
overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke
handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.”
1. Opsporing; strafrechtelijke handhaving rechtsorde; handhaving wet
2. Handhaving openbare orde
o Te onderscheiden maar niet te scheiden
Thuisbrengen dronken persoon > orde
Bekeuren wegpiraat/aanhouden overlastgever; beide
3. Hulpverlening
Kerntakendebat = discussie over prioriteiten politietaken
- Kerntaak strafrechtelijke handhaving, te veel met ‘oneigenlijke’ taken bezig?
Boek: Criminaliteit slechts klein onderdeel van het politiewerk
- Wetshandhaver, ordehandhaver, vrede-hersteller, bemiddelaar, hulpverlener etc.
Vier functies basisteams: noodhulp, wijkwerk, opsporing en intake
Politie als maatschappelijke functie
‘De politie’ -> politieorganisatie
‘Politie’ -> rol van de politie in de samenleving
Essentie is sociale controle d.m.v. positieve/negatieve sancties
- Informeel: onbewust door mensen onderling (letten op elkaar, corrigeren)
- Formeel: controle als taak d.m.v. regels (politie, OM, Raad Kinderbescherming etc.)
o Niet zomaar gang gaan > democratische controle
Korpschef verantwoordt werk politie aan minister van Justitie en
Veiligheid, die verantwoording aflegt aan Tweede Kamer
Twee hulpmiddelen politie:
Info burgers:
Tips, aangiften, verklaringen
Info andere instanties: jeugdzorg
rapport, belastingdienst etc.
Gezag burgers: ouders/leraren
invloed gedrag
Gezag andere instanties:
samenwerking bevoegdheden
bundelen/elkaar afstemmen
Integrale aanpak: informele en formele sociale controle zijn beide van belang
Politietaak in de praktijk
Volgens Inrichtingsplan Nationale Politie kent basispolitiewerk 4 hoofdprocessen:
1. Intake en service: receptiefunctie, opvang publiek/aangiften (relatie met burger)
2. Noodhulp: politiemensen op verzoek meldkamer hulpverlenen zonder uitstel
3. Handhaving van openbare orde en wet-/regelgeving
4. Opsporing van strafbare feiten
- Hangen samen; output ene proces kan input van volgende proces zijn; de
basisteams kunnen alle processen uitvoeren
! Probleem capaciteit van de politie > prioriteiten nodig > politie maakt keuzes
,Tweedeling politiewerk
1) Politiestraatwerk = controle van rechtsregels
1. Noodhulp > Incidentgericht politiewerk
o Controle van rechtsregels vooral in het verkeer
- Niet vaak misdrijven
- Repressief optreden; meestal waarschuwing af en toe proces-verbaal of aanhouding
o Hangt af van plaats (urbanisatie minder snel bekeuring) en vraag politiechefs
2. Wijkagent: rechtsregels controleren, hulpverlening en netwerken in de wijk
3. Grootschalige openbare ordehandhaving bij demonstraties, evenementen etc.
o Crowd management: het in goede banen leiden van grote groepen mensen
o Crowd control: optreden bij rellen > vooral ME aanwezig (low profile werkt)
2. Handhaving openbare orde
Wat?
- Orde vs. wanorde
- Kleinschalig (basisteams in wijken) vs. grootschalig (regionaal/landelijk)
o Klein: toezicht en handhaving in de openbare ruimte wijken en buurten
o Groot: anticiperen op en optreden bij grote ordeverstoringen
Wie?
- Politie en gemeenten
- Andere partijen
o Gemeentelijke handhavers (BOA’s), particuliere beveiligers, burgers
Grootschalige openbare ordehandhaving
Van riot control naar public ordermanagement
Proactief
Public order: tevoren plan maken om risico’s hierop te verkleinen
Crowd management: hoe/welke voorbereidende maatregelen (hackers inzetten, faciliteiten
als toiletten, garderobes?)
Reactief
Crowd control: boel sussen, al meer politie zichtbaar
Riot control: er is een rel, moet bestrijdt worden (ME)
Probleem: mankracht nodig, gebrek capaciteit
3. Hulpverlening (in nood)
Politie is 24/7 beschikbaar
- Continue stroom aan hulpvragen (klein en groot)
- Veelal incidentgericht, maar ook preventief
2) Recherchewerk of opsporingswerk = koppelen van delict en dader/verdachte
Twee hoofdroutes voor oplossing
1. Delict > verdachte: er is een delict gepleegd, wie heeft dit gedaan?
2. Verdachte > delict: is er een verdachte aangehouden dan kan er nog naar andere
mogelijke delicten worden gekeken (case enrichment)
Opsporing = Het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van
justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen
Recherchewerk = verzamelen van feiten om daarbij het ‘ware verhaal’ te construeren
inclusief de motieven
- Tactische recherche: verzamelen info over strafbare feit & personen a.d.h.v.
getuigen, horen, politiekennis, technische acties (aanhoudingen)
- Forensisch onderzoek: input, aanvullende informatie (vingerafdrukken etc.)
Wie:
, Lokaal:
- Basisteams: probleemgericht, gericht op veelvoorkomende criminaliteit
- Districtsrecherche: aanpak delicten met hoge impact slachtoffer zoals fraude,
zeden-, jeugdcriminaliteit & ondersteuning robuuste basisteams
Regionaal:
- Dienst Regionale Recherche: onderzoekt samenwerkingsverbanden en delicten
met hoge impact slachtoffer, ook themagericht maar hoger niveau dan lokale
- Gespecialiseerde recherche in divisies: onderdelen (thema’s) binnen de Dienst-
Regionale Recherche
Landelijk:
- Dienst Landelijke Recherche: bestrijdt zware en georganiseerde criminaliteit of
specifieke fenomenen met grootschalig onderzoek
Hoe:
Opsporingsbevoegdheden
1. Dwangmiddelen (zichtbaar); aanhouden, identiteitscontrole etc.
o Toestemming OvJ
2. Bijzondere opsporingsbevoegdheden (heimelijk karakter)
- Aftappen, pseudokoop, stelselmatige observatie, betreden besloten plaats, plaatsen
technisch hulpmiddel, infiltratie
o Toestemming RC (+ bij doorzoeken woning)
Methoden ter prioritering:
1. Incidentgericht
Vroeger: er is iets gebeurd en daar wordt op gereageerd -> brengzaken
Nu: snel en eenvoudig zaken afhandelen die niet planbaar zijn (heterdaad/verkeer)
of zaken met maatschappelijke prioriteit (moord, doodslag, zeden)
o Repressief optreden (waarschuwing, proces-verbaal, aanhouding)
2. Probleemgericht (incidenten/delicten samen)
= gericht op fenomeen (fraude/cybercrime) en in samenwerking tussen verschillende
politieonderdelen, burgers en organisaties > achterliggende oorzaken/mogelijkheden
weghalen, dader in beeld brengen
o Haalzaken
o Naast reactief ook proactief (bijv. bestuurlijke maatregelen)
Soorten delicten:
a. Veel voorkomende criminaliteit (VVC): zoals diefstal, zakkenrollerij, vernieling
b. High Impact Crime (HIC): misdrijven meteen grote impact op zowel slachtoffer
als samenleving, zoals huiselijk geweld, woninginbraak en moord
c. Criminaliteit die de samenleving ondermijnt: vooral criminele
samenwerkingsverbanden
o Geprioriteerde thema’s: milieu, fraude, zeden, kinderporno, cybercrime,
mensenhandel en migratiecriminaliteit
3. Persoonsgericht (Top-600)
Door capaciteitsproblemen vooral probleemgerichte strategie adhv goede informatieanalyse