Samenvatting gemeenterecht
Albers
Hoofdstuk 1; wat is bestuursrecht?
1.2 wat doet het openbaar bestuur ter behartiging van het algemeen belang?
Nederlandse bestuursorganisatie: de verschillende bestuurslagen (rijk, provincie, gemeente)
1.2.1 reguleren en sturen van activiteiten van burgers en het verrichten van publieke taken
het openbaar bestuur kan deze belangen op verschillende manieren behartigen
1. Het openbaar bestuur reguleert en stuurt met het oog op een bepaald algemeen belang onder
meer actviteiten van burgers.
2. Verrichten van publieke taken. -> onderhoud wegen. Het gaat om een feitelijke handeling van het
bestuur.
1.2.2. bestuursactiviteiten van het gemeentebestuur
verlenen van vergunningen, wijzigen gemeentelijke belasting, vaststellen bestemmingsplan, subsidie
verlenen.
College van burgemeesters en wethouders: bijstandsuitkering toekennen.
1.2.3. bestuursactiviteiten van het provinciebestuur
het dagelijks bestuur is de college van gedeputeerde staten. Toezicht uitoefenen op de gemeente,
subsidies toekennen aan culturele en economische initiatieven, regionale openbaar vervoer
1.2.4. bestuursactiviteiten op landelijk niveau: toekennen van studiefinanciering, besluiten over
uitbreiding luchthavens, UWV, SVB, AKW
1.2.5. bestuursactiviteit op provinciaal en gemeentelijk niveau: autonomie en medebewind
1. Autonomie: is sprake als gemeenten en provincies de bevoegdheid hebben om zelfstandig
bepaalde aangelegenheden te regelen en te besturen. Hier is van voorafgaande immenging door de
centrale overheid geen sprake.
2. Medebewind: gemeenten en provincies moeten op grond van de wet meewerken aan de
verwerkelijking van hetgeen op centraal niveau al is geregeld of besloten. Bij de uitvoering komt de
medebewind geen eigen beleid toe. Zijn niet meer dan uitvoeringsorganen ten behoeve van de
centrale overheid
Autonomie; art 124 lid 1 GW. Bijvoorbeeld APV’s, standplaatsvergunningen.
Medebewind: art 124 lid 2 GW. Bijvoorbeeld Wabo (bouwen woonhuis), omgevingsvergunningen.
Hoofdstuk 2: de basisbeginsel en kenmerken van het bestuursrecht
2.1 de rechtsverhouding tussen bestuur en burgers
het bestuursrecht normeert/ regelt in de rechtsstaat de rechtsverhouding tussen bestuur en burgers.
De burger weet op basis van de wet (ongeveer) wat hij van het bestuur kan verwachten en wat het
bestuur van hem mag en zal verwachten.
Bestuursorgaan: een orgaan van de overheid, belast met de behartiging van algemene belangen (art
1:1 awb).
Belanghebbende: een persoon of entiteit wiens belang rechtstreeks bij uitoefening van een
bestuursbevoegdheid is betrokken. -> burgers. (art 1:2 awb)
De rechtsverhouding tussen een bestuursorgaan en belanghebbende wordt bepaald door
doelgebonden bestuursbevoegdheid. En wordt eenzijdig uitgeoefend.
,Bestuurlijke vrijheid/ beslissingsruimte: de wetgever geeft het bestuursorgaan de ruimte.
Een bestuursrechtelijke rechtsverhouding bestaat uit drie bouwstenen:
1. Bestuursorgaan
2. Een bestuursbevoegdheid
3. Een of meer belanghebbenden
Besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke
rechtshandeling.
Openbaar gezag: het uitoefenen van een bevoegdheid en het tot stand brengen van een besluit.
Openbaar lichaam: een door recht geregeld verband waarbinnen bevoegde bestuursorganen
besluiten nemen.
2.1.1 bestuursorganen en de behartiging publieke belangen
de wetgever is democratisch gelegitimeerd. Belangrijke organen van de wetgever zijn; 1 e en 2e
kamer. De behartiging van publieke belangen vindt in de regel plaats op basis van door de wetgever
toegekende bestuursbevoegdheden
Beginselen
1. wetmatigheid van bestuur -> geschreven norm beschikbaar
2. Zorgvuldigheidsbeginsel (art 3:2 awb)
3. Evenredigheidsbeginsel (art 3:4 lid 2)
Bestuursorganen rijkniveau: regering, ministerraad, ministers en staatssecretarissen.
bestuursorganen provinciaalniveau: provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van
de Koning.
bestuursorganen gemeentelijk niveau: gemeenteraad, burgemeester, college B&W.
bestuursorganen waterschappen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter.
Provincies, gemeente en waterschappen worden ondersteund door ambtelijke diensten:
Gemeentesecretaris, griffier en griffie.
de provincie en gemeentewet stellen commissies in:
- raadscommissies: bereiden de raadsvergadering voor en overleggen met het college B&W en
burgemeester.
- bestuurscommissies: kunnen bestuursbevoegdheden van de raad, B&W en burgemeester worden
overdragen.
2.1.2 openbare lichamen en rechtspersoon i.k. publiekrecht
Openbaar lichaam: een door recht geregeld verband waarbinnen bevoegde bestuursorganen
besluiten nemen.
Rechtspersoon i.k. publiekrecht: Art 2:1 BW lid 1: de staat, de provincies, de gemeenten, de
waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid
is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid. -> wet gemeenschappelijke regeling.
Openbare lichamen worden onderverdeeld in algemene bestuurstaak (gemeente, provincie, rijk) en
functionele bestuurstaak (waterschap).
Rechtspersoon sui generis: de rechtspersoonlijk wordt in een bijzondere bestuursrechtelijke wet
verleend. -> UWV
,Bestuursorganen vervullen geen vermogensrechtelijke functie. Zij beheren geen overheidsgeld.
Openbare lichamen oefenen geen bestuursbevoegdheden uit!
2.2 het begrip bestuursorgaan: a- en b-organen
Art 1:1 lid 1: onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. -> RIVM, burgemeester
of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Het Awb kent een ‘ruim’ bestuursorgaanbegrip.
Verschillen a en b-organen:
Op a-organen is de Awb in beginsel van toepassing. Bij b-organen Awb alleen van toepassing als ze
openbaar gezag uitoefenen. A-organen hebben een bestuursbevoegdheid en b-organen niet. De Awb
normeert het feitelijk en privaatrechtelijk handelen van een a-orgaan maar niet van een b-orgaan
2.2.1 a-organen
de a-organen worden op basis van een formeel (organisatie)criterium aangemerkt als
bestuursorgaan. Het gaat hier om elk orgaan dat kan worden aangemerkt als een orgaan van een
rechtspersoon die krachten publiekrecht is ingesteld. -> kiesraad, CBR, UWV, Kadaster.
2.2.2 b-organen
het gaat om personen of colleges die geen orgaan zijn van een rechtspersoon ingesteld krachtens
publiekrecht maar die wel openbaar gezag uitoefenen. -> AFM (autoriteit financiële markten)
Openbaar gezag: het uitoefenen van een bevoegdheid en het nemen van besluiten.
2.2.3 wettelijke uitzonderingen
in art 1:1 lid 2 worden enkele organen opgesomd die geen bestuursorgaan zijn. -> de wetgevende
macht, Raad van State, Nationale Ombudsman. Dit zijn allemaal organen die zich bezighouden met
activiteiten die geen typische bestuursactiviteiten zijn.
In art 1:1 lid 3 worden uitgezonderde organen vervolgens wel weer aangemerkt als bestuursorgaan
-> rechtbank
2.3 belanghebbenden
bestuursorganen verrichten publiekrechtelijke rechtshandelingen en zijn betrokken bij
bestuursrechtelijke rechtsverhoudingen. De wederpartij van een bestuursorgaan is in de regel een
burger (natuurlijke persoon), een rechtspersoon.
Kenmerken voor een rechtsverhouding is dat een bestuursorgaan vaak niet met 1 wederpartij wordt
geconfronteerd, maar met verschillende partijen die bovendien aan elkaar tegengestelde belangen
kunnen hebben.
belanghebbende (definitie): is een persoon wiens belang rechtstreek bij een besluit is betrokken (art
1:2 lid 1 awb). Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen direct-belanghebbenden en derden-
belanghebbenden.
Direct-belanghebbenden: degene die de aanvraag doet.
derden-belanghebbende
De belanghebbenden vervult twee functies:
1. Een functie in de besluitvormingsfase: een belanghebbende kan een aanvraag indienen en moet
soms gehoord worden.
, 2. Een functie in de rechtsbeschermingsfase: bakent het belanghebbende begrip de kring van
bezwaar en beroep instellen. Alleen degene die belanghebbende is, kan een bezwaar/ beroep
instellen.
2.3.1 criteria belanghebbenden
1. Eigen belang
De belanghebbende moet voor zichzelf opkomen (uitzondering gemachtigde)
2. Persoonlijk belang;
een belanghebbende moet zich duidelijk kunnen onderscheiden van willekeurige andere burgers. Het
belang moet bijzonder zijn.
Dit wordt bepaald door afstand (nabijheid), zicht en ruimtelijke en concurrenten gevolgen. Degene
die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt, is belanghebbende bij het besluit. Het moet dan wel
gaan om gevolgen van enige betekenis (afstand, zicht, geur, geluid, licht, trilling).
Concurrenten: een concurrent wordt als belanghebbende aangemerkt als de andere ondernemer
actief is in hetzelfde marktsegment en in dezelfde regio of verzorgingsgebied.
3. Objectief bepaalbaar:
het belang moet door feiten meetbaar zijn.
4. Rechtstreeks belang:
er moet een causaal verband zijn tussen een besluit en belangenaantasting. Was het gevolg ook
ingetreden zonder het besluit?
Afgeleid belang: als een potentiële belanghebbende niet rechtstreeks door een besluit in zijn
belangen wordt getroffen, maar via een contractuele relatie.
Parallel belang: de direct-belanghebbende, waaraan het besluit was gericht, en degenen met een
afgeleid belang hebben een eenzelfde belang
5. Actueel belang;
er mag geen sprake zijn van toekomstig belang. Zullen gevolgen zich direct openbaren na het besluit?
2.3.2 bijzondere categorieën belanghebbenden: bestuursorganen en statutair belanghebbenden
Bijzondere categorieën belanghebbenden
Art 1:2 lid 1, 2 en 3.
Lid 1: natuurlijk persoon/ rechtspersoon (eigen belang)
Lid 2: bestuursorgaan (algemeen belang)
Lid 3: statutair belanghebbende (belangenorganisaties) (Greenpeace)
Bestuursorganen als belanghebbende – art 1:2 lid 2 awb
1. Bestuursorgaan – uitwerken zoals wat een bestuursorgaan is
2. De hun toevertrouwde belangen – legaliteitsbeginsel.
bijvoorbeeld: inspecteur provincie
Statutair als belanghebbenden – art 1:2 lid 3 awb
1. Rechtspersoon (stichting of vereniging)
2. Algemene of collectieve belangen. Algemene belang (Greenpeace) collectief belang (katwijk tegen
windmolens)
3. In het bijzonder behartigen
- doelstellingen (moet nauwkeurig staan voor welk belang ze opkomen)
- feitelijke handelingen (niet alleen procederen)