Samenvatting Internationale politiek (IP eerste jaar Leiden Universiteit)
Internationale politiek gaat dus niet meer alleen over relaties tussen staten, maar ook met
betrekking tot de invloed van niet-statelijke actoren die steeds meer opkomen in het machtsspel van
de internationale politiek. Dus kan eigenlijk niet meer internationaal worden genoemd, maar globale
of wereld politiek.
Vakgebied dat internationale politiek bestudeert. Vooral geassocieerd met politicologie,
maar ook met andere sub-dingen.
Theorie: een bepaalde versimpelende methode, waarbij bepaalde historische en hedendaagse feiten
meer wegen dan anderen, waardoor er een bepaald beeld wordt gecreëerd.
een reeks onderling verbonden abstracte uitspraken, bestaande uit aannames, definities en
empirisch toetsbare hypothesen, die beweren te beschrijven en het optreden van een
bepaald fenomeen of een reeks van verklaren fenomenen.
RLSMPPF (alle 7 theorieën)
Globalisering: een historisch proces met een fundamentele verschuiving of transformatie in de
ruimtelijke schaal van menselijke sociale organisatie die verre gemeenschappen verbindt en vergroot
het bereik van machtsverhoudingen tussen regio's en continenten.
Aanjagers hiervan: TEP
T > Techniek: moderne communicatieve infrastructuur
E > Economie: Kapitalistische wereld economie; open grenzen; geen last van natiestaten
P > Politiek: normatieve infrastructuur; bepaalde ideeën, interesses, macht zodat
globalisering plaatsvindt. EU> democratische liberale normen verspreiden.
Dimensies:
Economisch: wereldwijde handel, financiën en productie.
Security: wereldwijde wapenhandel, verspreiding van massavernietigingswapens,
transnationaal terrorisme, discours over mondiale veiligheid.
Sociaal: migratie als grootste probleem
Legaal: internationaal recht en internationale juridische instellingen zoals het ICC.
Ecologisch: gedeelde milieuproblemen
Cultureel: complexe mix van culturele homogenisering en toegenomen heterogeniteit
tegelijkertijd
Sceptical view: ‘states and geopolitics remain the principle agents and forces shaping world politics’.
De sceptische benadering ziet globalisering vooral als een economische ontwikkeling
Globalist view: globalisering is een oorzaak van fundamentele veranderingen in de internationale
politiek.
,Het belang van geschiedenis
1) Het verleden helpt ons het heden te begrijpen door het geven van een context (historische
context).
2) Het verleden helpt ons het heden te begrijpen als er gebeurtenissen plaatsvinden die lijken op
gebeurtenissen uit het verleden.
MAAR…
1) ‘De geschiedenis’ is een continu debat. We kijken nu bijvoorbeeld anders naar hoe Nederlanders
omgingen met de Duitse bezetting dan toen Loe de Jong zijn standaardwerk over de Tweede
Wereldoorlog uitbracht (‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’).
2) Het is gevaarlijk om historische vergelijkingen te maken en daar het huidige buitenlandbeleid op te
baseren. Bijvoorbeeld: ‘gebeurtenis B lijkt op gebeurtenis A in het verleden, omdat kenmerk X
aanwezig is. A had ook kenmerk Y, dus B moet dan ook kenmerk Y bezitten’.
Rise of the West
Waarom is Het Westen/ Europa uiteindelijk gaan industrialiseren en kolonialiseren?
Westerse perspectief (waarom het Westen erop vooruitging, terwijl Oosten juist niet;
verschillende theorieën.)
1) Liberale grondwetten die binnenlandse conflicten beperken (Douglass North, John Wallis en Barry
Weingast)
2) Frequentie van Europese oorlogen tussen staten (Charles Tilly: ‘staten’ maak oorlog en oorlog
maakte de staat')> leidde tot technologische en tactische voorsprongen, ontwikkeling van staande
legers en expansie van permanente bureaucratieën, die ervoor zorgde dat het geld bleef
binnenstromen.
3) De rol van ideeën, de Europese Verlichting, de wetenschappelijke revolutie (Jonathan Israël)
4) Geografische en demografische voordelen, zoals: bevaarbare rivieren, goede toegang tot
steenkool, afwezigheid tropisch ziekten (Eric Jones)
5) Rol van het kapitalisme, zoals toegang tot krediet en privé eigendomsregimes (Paul Kennedy,
Robert Brenner
International orders: geregulariseerde praktijken van uitwisseling, waarin de politieke eenheden
elkaar herkennen als onafhankelijk.
Het mondiale perspectief
Tegenwoordig meer aandacht voor de rol van:
1) Europees imperialisme > Het Westen claimde het wereld territorium als hun eigen handelsgrond,
waar zij recht op hadden.
2) Europese dominantie op de mondiale markt > De Europese macht had controle over de handel in
waren, wat leidde tot een ongelijke handels- en groeipatronen, waarbij bijv. India veel minder kreeg
dan Groot-Brittannië.
3) Belang van niet-Westerse ideeën en technologieën voor de Rise of the West; Aziatischetechnieken
,Opkomst van de moderne staat
Vrede van Munster (1648) Republiek der Nederlanden sluit vrede met Spanje> zorgt voor vrede van
Westfalen
De staat ontstond aan het einde van de Middeleeuwen in Europa. Bijzonder, want het merendeel van
de geschiedenis hebben mensen in andere politieke eenheden geleefd: stamverbanden, imperia,
stadstaten etc.
Tijdens de Middeleeuwen: een religieuze (katholieke) en politieke feodale hiërarchische orde
domineerde. Het staatsvormingsproces was zowel een binnenlandse strijd van de monarch tegen de
adel als een buitenlandse strijd van de monarch tegen de Keizer en de Rooms Katholieke Kerk.
Staatsvorming is een uiterst gewelddadig proces.
Charles Tilly (1990): ‘War made states and states made war’.
Door middel van belastingen en het organiseren van een staand leger wisten monarchen de macht te
centraliseren. Dit vernietigde het feodale systeem dat Europa tijdens Middeleeuwen kenmerkte en
het gaf ruimte aan de staat om zich te ontwikkelen tot de hoogste territoriale autoriteit binnen zijn
grenzen.
De Vrede van Westfalen, 1648, beëindigde de 30-jarige oorlog ende 80-jarige oorlog.> Dit
vredesverdrag erkende de gelijkheid tussen de Europese staten en was een bevestiging van hun
soevereine status. De norm van territoriale integriteit en het niet-interveniëren in de binnenlandse
aangelegenheden van andere landen vindt hier haar oorsprong.
Maar let op: ook kritiek op het ‘narratief van 1648’ als begin van het moderne internationale systeem
1. Westfalen was een lokale aangelegenheid; het was vooral bedoeld om de belangen van de
Rooms Katholieke kerk te beveiligstellen en de overwinnaars (FRA & SWE) te belonen.
2. De voordelen waren schaars qua waarde. De staten moesten nog steeds trouw zweren aan
de Keizer.
3. Westfalen is eigenlijk limiterend voor soevereiniteit. Bijv. in het kiezen van een eigen religie.
Soevereiniteit (suprema protestas): 'het principe dat binnen haar territoriale grenzen de staat is de
hoogste politieke autoriteit is en dat daarbuiten grenzen de staat geen hoger politiek gezag erkent
Interne soevereiniteit: de locatie van een opperste macht/autoriteit binnen de staat, gevestigd in
een orgaan dat beslissingen neemt die bindend voor alle burgers, groepen en instellingen binnen de
staatsgrenzen
'Externe soevereiniteit: de absolute en onbeperkte autoriteit van' de staat als actor op het
wereldtoneel, wat de afwezigheid van een hogere autoriteit in externe aangelegenheden impliceert'
Een staat is in internationaal juridische zin gevormd als er sprake is van:
1) Een territorium
2) Een bevolking
3) Een effectief gezag
4) De capaciteit om betrekkingen aan te gaan
5) Erkenning?
, Staatsvorming is altijd werk in uitvoering
Het begrip ‘staat’ kun je zien als een ideaaltype (ofwel een analytische vergelijkingsmaatstaf) (Max
Weber)
‘Stateness’ is een term die aangeeft in hoeverre het ideaaltype is benaderd (Nettle, 1968)
Failed (collapsed) states kunnen gedefinieerd worden als staten waarin er geen sprake is van
‘stateness’ in de zin van een effectief binnenlands gezag en er sprake is van zwakke instituties of zelfs
van het ontbreken daarvan. De twee belangrijkste factoren die vaak zijn verloren zijn de effectiviteit
en de legitimiteit van de staat. (VB: Nicaragua> Predatie door de staat (corrupt of vriendjes
bijeendrijven van middelen ten koste van andere groepen); Nigeria> democratische collapse leidt tot
civiele oorlog)
Natie: Een groep mensen die elkaar herkennen als delen van een gemeenschappelijke identiteit, met
een focus op een thuisland.
Nationalisme: 'het idee dat de wereld is verdeeld in naties die zorgen voor de overheersende focus
van politieke identiteit en loyaliteit, die op zijn beurt nationale zelfbeschikking vereist. Nationalisme
kan ook naar dit idee verwijzen in de vorm van een sterk identiteitsgevoel (sentiment) of organisaties
en bewegingen die dit idee willen realiseren (politiek).
Twee soorten nationalisme:
Burgernationalisme (Civic): 'een nationalisme dat beweert dat de natie is gebaseerd op toewijding
aan een gemeenschappelijke reeks politieke waarden en instellingen.’
Etnisch nationalisme: ‘een nationalisme dat beweert dat de natie is gebaseerd op
gemeenschappelijke afstamming; deze afdaling kan worden aangegeven door kenmerken als taal,
geschiedenis, manier van leven, of fysiek uiterlijk
Natiestaat: Een politieke gemeenschap waarin de staat legitimiteit claimt op grond van het feit dat
het de natie representeert. De natiestaat zou bestaan als bijna alle de leden van een enkele natie
waren georganiseerd in een enkele staat, zonder enige andere nationale gemeenschappen aanwezig
zijn. Hoewel de term veel wordt gebruikt, bestaan dergelijke entiteiten niet.
Macht: de mogelijkheid van een politieke actor om zijn doelen te bereiken.
Realisme
Macht as capability: de grootte en kwaliteit van de strijdkrachten (hoeveelheid tanks),
natuurlijke ruwe materialen, GDP etc) > kan gezien worden als een latent, inactieve macht
Relational macht: het vermogen van een politieke eenheid om haar wil op te leggen aan een
andere en om weerstand te bieden aan de pogingen van anderen om hun wil op te leggen.
INFLUENCE; verklaart de strategische voordelen van terroristen.
Institutionele macht: de mogelijkheid om de agenda te controleren, om te bepalen wat
wordt besloten, en om die kwesties uit te sluiten die de belangen van de machtigste
bedreigt.
NGO’s die macht uitoefenen op IGO’s. <> NGO’s buiten besluitvormingsprocessen te laten.
Structural power (kritische theorieën): de constitutie van actie en de materiele en discursieve
voorwaarden voor actie; gaat in feite over de sociale verhoudingen in de internationale
politiek, dus bijvoorbeeld over arm en rijk. De sociale verhoudingen worden bepaald door de
rijken.