Opvoeden in het onderwijs
Hoofstuk 1 Opvoeding, wat is dat?
1.1 verzorgen en opvoeding.
Kinderen hebben aandacht en verzorging nodig anders gaan ze dood. Als je dit niet doet mist het veel ontwikkeling
in, taal, beweging, gevoelens en in denken. Opvoeding begin al bij de wieg. Want al snel naar de geboorte begint er
een band te groeien tussen ouders en kind. Na 2 dagen kan een baby het gezicht van zijn moeder al herkennen.
Ouders proberen hun baby tot een regelmatige afwisseling te brengen tussen eten en slapen. Je kunt opmaken dat
het omgaan van ouders met hun kind persoonlijke trekken draagt. De persoonlijke cultuur (leefstijl, gewoontes van
de ouders). Het denkbeeld, gewoontes, waarden en normen krijgt het meestal zonder veel nadenken met de
paplepel ingegoten. Toch wordt het geen kloon van de ouders want het heeft zijn eigen DNA- structuur, daardoor
ontwikkelt zich ook zijn eigen persoonlijkheid.
De leefwereld van kinderen bestaat uit mensen, dieren en dingen, boeiend of bedreigend, uitdagend of verslavend.
Een kind is van nature nieuwsgierig, het wil zich ontwikkelen en de wereld verkennen en onderzoeken.
Kinderen van een jaar oud nemen emotioneel gedrag van volwassenen over (Zie voorbeelden blz. 13).
Verzorging opvoeden en onderwijs overlappen elkaar, ze zijn nodig om het kind later een eigen en als het kan
goede plek te geven in de wereld. Kinderen moeten volwassen mensen worden die een zinvol bestaan opbouwen
waarin ze hun mogelijkheden kunnen benutten voor zichzelf en anderen.
Verzorging; de hulp van ouders en anderen om zo gezond en veilig mogelijk op te groeien. Opvoeding; de
ondersteuning door ouders en anderen om een autonome persoonlijkheid en een verantwoordelijk burger in de
samenleving te worden.Onderwijs; de ondersteuning door leerkrachten op scholen om veel te weten en te kunnen,
zodat je een eigen zinvol en verantwoordelijk bestaan kunt opbouwen.
Ouders moeten zorgen voor een omgeving die voldoende uitdaging biedt voor hun kind. Als kinderen zich prettig
voelen, groeien zij beter en ontwikkelen ze zich stabieler. Geuren en kleuren kunnen hier ook aan mee doen.
Een drukke omgeving kan zorgen voor veel nieuwe uitdaging voor het kind, maar het kan ook als gevaarlijk worden
gezien, (verkeer, pesten, criminelen). Veiligheid en bescherming bieden zijn belangrijke doelen van de opvoeding.
1.2 Opvoeden, hoe krijg je daar vat op?
Het verzorgen van jonge kinderen kun je leren. Er zijn opleidingen voor. Opvoeden is wat lastiger de twee
hoofddoelen; ouders proberen bewust of onbewust de persoonlijkheid van het kind te vormen. En uiteindelijk
moet ook hun kind later een verantwoordelijk burger van de samenleving zijn.
1
, Gehechtheid is 50jaar geleden door de Bowlby ontwikkeld. Gehechtheid is ’de onbedwingbare neiging bij ieder
mensenkind om de nabijheid te zoeken van een beschermde volwassene in tijden van angst, spanning, honger of
verdriet’ (baby’s gaan zich hechten aan de volwassene die hen verzorgt, meestal de moeder). Twee vormen van
gehechtheid;
Kinderen die veilig gehecht zijn, gaan met vertrouwen op onderzoek uit in hun leefomgeving. Ze doen aardig tegen
de vreemde, maar gaat de moeder weg dan wordt het angstig (zie blz. 19).
Kinderen die onveilig gehecht zijn, reageren verschillend op vreemde situaties.- vermijdende gehechte kinderen,
deze kinderen vinden het niet erg als de ouder weggaat. - het kind blijft zich aan de ouder vastklampen en komt
aarzelend tot enig spelen. Gaat de ouder weg raakt het kind gelijk in paniek. Ook wel ambivalent gehechte
kinderen.
Hoe kan het dat kinderen verschillend gehecht zijn?; de aard van de gehechtheid aan de ouder die het intensiefst
bij de verzorging en opvoeding van het kind is betrokken.
Het oudergedrag is de belangrijkste visie van gehechtheid, met het sleutelwoord sensitiviteit/responsiviteit.
Sensitiviteit is een maat voor de kwaliteit van het opvoedend handelen. Het gaat aan in hoeverre de opvoeder de
signalen van het kind opmerkt, ze juist weet te interpreteren en er effectief op reageert.
Moeders van veilig gehechte (B) kinderen reageren sensitief op de signalen van hun kind.
o Houden rekening met de wensen van de baby met betrekking tot de voeding
o Reageren sneller op het huilen van hun kind
o Zijn expressiever in het oogcontact en sluiten beter aan op de initiatieven van het kind.
o Gedrag van deze moeders werd door middel van een aantal beoordelingsschalen als sensitief,
coöperatief en toegankelijk beoordeeld.
o Gedrag B-kind:
Gefrustreerd als moeder, tot hun verwachting, op een niet meer beschikbaar is.
Laten zich bij terugkomst moeder makkelijk troosten.
Moeders van vermijdend gehechte (A) kinderen zij vooral afwijzend in hun gedrag jegens het kind.
o Afkeer van gedrag jegens het kind
o Zakelijke en rigide manier van omgaan met de baby
o Snel geïrriteerd door huilen of andere weigerachtig gedrag van het kind (niet willen eten en
slapen).
o Reactiewijze van moeder wordt getypeerd als consequent insensitief.
o Gedrag A-kind:
Durf in vreemde situaties geen beroep te doen op moeder, omdat ze bang zijn om
afgewezen te worden.
Eist haar terugkeer niet op
Zoekt geen toenadering als moeder weer aanwezig is.
2