H1 Geest, gedrag en wetenschap
Psychologie: de wetenschap van gedrag (= extern) en geestelijke/mentale processen (= intern)
De wetenschap is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen
3 groepen: - experimenteel psychologen(onderzoekers)
- docenten psychologie
- toegepast psychologen (specialisaties)
Psychiatrie: is een medisch specialisme. Is geen onderdeel van de psychologie, dat veel breder is.
Pseudopsychologie: psychologische aannames die als wetenschappelijke waarheden worden
gepresenteerd maar die niet onderbouwd zijn.
Om het onderscheid te kunnen maken tussen pseudopsychologie of echte psychologie heb je de 6
kritische denkvaardigheden nodig. (p. 7)
► De perspectieven van de psychologie
Deze zienswijzen mixen met elkaar, komen samen en helpen zo om een holistisch beeld van
menselijk gedrag te ontwikkelen (kijken naar het geheel) , maar rechtvaardigen het gedrag niet! zie
schema p 20 !
1. biologisch eerst scheiding tussen lichaam en geest, later is geest een product van de hersenen,
alles komt voort uit lichamelijke eigenschappen (zenuwstelsel, genen)
variaties: - neurowetenschap (hersenen)
- evolutionair
2. cognitief dingen waarnemen en deze informatie verwerken door het denken
- Introspectie: zelfwaarneming, bv. reactie op bepaalde prikkels. Is
subjectief
Bijv. de Necker-kubus
- Structuralisme: de elementen/structuur van het bewustzijn
- Gestaltpsychologie: het geheel van het bewustzijn, niet de delen
- Functionalisme: mentale toestand/bewustzijn wordt gevormd door haar
functie
3. behavioristisch Mens is tabula rasa (een onbeschreven blad) en alleen waarnemingen zijn
belangrijk. De geest is geen onderdeel van de psychologie.
Het gedrag wordt door de omgeving beïnvloed (stimulus en
reactie/respons) en hangt af van de consequenties van het handelen.
Stimulus is een prikkel of een situatie die een bepaalde reactie tot gevolg
heeft.
4. gehele persoon - Psychodynamisch: de onbewuste geest is een reservoir van energie
(dynamica) voor de persoonlijkheid. Deze dynamica is datgene wat ons
motiveert.
Freud: psychoanalyse (analyse menselijke geest)
- Humanistische (vrije wil, groei, piramide van Maslow) en
Positieve psychologie (geluk en welzijn)
- Psychologie van karaktertrekken en temperament (bijv. introvert,
extravert)
5. ontwikkeling veranderingen door nature (erfelijkheid) en nurture (omgeving)
6. sociocultureel sociale invloed staat centraal, de kracht van de situatie
,Psychologen verkrijgen nieuwe kennis door de wetenschappelijke methode: procedure om ideeën
te onderwerpen aan een onderzoek. Hieruit ontstaat een theorie: een toetsbare verklaring voor een
verzameling feiten of waarnemingen. De theorie kan de feiten verklaren en kan worden getest. 4
stappen:
1. hypothese ontwikkelen: bewering die weerlegbaar (falsificeerbaar) moet zijn:
juist of onjuist is te bewijzen
2. objectieve data verzamelen: begin van het empirisch onderzoek. variabelen, condities
Randomisering: door toeval in bepaalde groep komen
3. resultaten analyseren: zijn de waarnemingen significant, is het resultaat door het
experiment
veroorzaakt of is het toeval.
4. resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren (onderzoek opnieuw uitvoeren)
De wetenschappelijke resultaten zijn altijd voorlopig omdat er steeds nieuwe onderzoeken worden
gedaan.
De objectieve data kan op verschillende manieren worden verzameld, soorten psychologisch
onderzoek:
1. experimenten voor vaststellen causaliteit (oorzaak-gevolg)
2. correlatieonderzoek samenhang, uitgedrukt in coëfficient tussen -1 en 1 zie p 29
nadeel: zijn de groepen wel vergelijkbaar
3. survey vragenlijst invullen, factoren: formulering van de vragen en de
steekproef
4. natuurlijke observaties kost veel geld en geen controle over de omgeving
5. gevalstudie is gericht op kleine groep of individu
Beperking van vertekening
Bias: vervorming van een waarneming, gedachtegang
Emotionele bias - aannames, opvattingen, persoonlijke voorkeuren
Verwachtingsbias (expectancy bias) - je verwacht dat bepaalde gebeurtenissen leiden tot
bepaalde
resultaten en gaat zoeken naar bewijzen hiervoor.
Bevestigingsbias (confirmation bias) - de neiging om gebeurtenissen te herinneren die de
aannames
bevestigen en tegenstrijdige bewijzen te negeren.
Beperkingsstrategie door bijv. placebo (nepmedicijn) of dubbelblind onderzoek (proefpersonen en
onderzoekers weten niet wie welke behandeling krijgt)
Ethische kwesties
Wat is toelaatbaar en wat niet, hiervoor zijn richtlijnen opgesteld, bijv
Geïnformeerde toestemming - deelnemers informeren
Misleiding - is soms nodig voor het onderzoek (bijv. nep-noodgeval)
Sociale media in onderzoek - gebruikers beschermen (privacy)
Dierstudies - gebruik van proefdieren
, H3 Leren
Leren (conditioneren): een proces waardoor ervaringen een blijvende verandering veroorzaken in
het
gedrag of in de mentale processen
Beïnvloeding van de mentale processen is lastig te demonstreren omdat de innerlijke ervaringen niet
waarneembaar zijn. Dit heeft geleid tot langdurige meningsverschillen tussen de behavioristische
(stimulus-respons-leren) en cognitief psychologen.
Zonder leren zouden we afhankelijk zijn van reflexen en instincten (aangeboren gedragingen). Door
leren kan de mens zich aanpassen aan nieuwe situaties.
Vormen van leren
Habituatie: wennen aan prikkels die steeds terugkomen, eenvoudigste vorm van leren
Mere exposure effect: door herhaling van stimuli ontstaat een positieve houding, ook eenvoudige
vorm
Stimulus-respons-leren: bv verbinding van 2 stimuli schoolkind – bel – lunch
klassiek
(complexe vormen) handeling leidt tot beloning of straf
operant
Cognitief leren
► Stimulus-respons-leren:
1. Klassieke conditionering
Gericht op de aangeboren prikkelreflex, hond van Pavlov zie p 44 fig 3.1
Proces waarbij een neutrale stimulus (roept van nature geen reactie op) gekoppeld wordt aan een
stimulus die een reflex oproept, waarbij de neutrale stimulus dezelfde reactie krijgt.
Bel- geen kwijlen Voedsel – kwijlen Bel gekoppeld aan voedsel Bel – kwijlen
Termen: stimulus, neutraal, respons, ongeconditioneerd (voedsel) , geconditioneerd (bel)
Kernpunten (fenomenen) zie p 45 fig 3.2
- verwervingsfase 1e leerstadium, herhaald koppelen van bel aan voedsel
- extinctie uitdoving, respons verdwijnt/wordt onderdrukt, alleen bel laten
horen
- spontaan herstel reactie komt terug, maar minder sterk
- stimulusgeneralisatie reactie op stimulus die op elkaar lijken (verschillende klanken van de
bel)
- stimulusdiscriminatie selectief leren, alleen reactie op 1 bepaalde prikkel
Toepassingen
Watson (behaviorist) paste de klassieke conditionering toe op mensen.
kind ‘kleine Albert’ : neutrale stimulus = witte muis, gekoppeld aan geluid = angst.
Daarna generaliseren naar andere harige witte voorwerpen.
Contraconditionering: een nieuwe prikkel toevoegen zodat de oorspronkelijk reactie verdwijnt
(soort versnelde extinctie). Kan helpen bij fobieën.
Geconditioneerde voedselaversie: verband tussen voedsel en ziekte, kan ook veel tijd tussen zitten,
selectieve verbinding (op later moment ziek: komt vast door het voedsel)