Hoofdstuk 5 Slaapstoornissen en slaapproblemen
Slaap = een toestand van verminderde motorische activiteit en verminderde
verwerking van zintuigelijke prikkels, waaruit men gewekt kan worden, en
die gemiddeld eenmaal per etmaal voorkomt
- REM (rapid eye movement) = tijdens deze periode bewegen de ogen achter gesloten oogleden
snel heen en weer. De remslaap wordt ook wel de actieve slaap en droomslaap genoemd.
- Tijdens de non-remslaap of rustige slaap is er geen oogactiviteit. Men onderscheidt bij deze vorm
4 fasen van verschillende slaapdiepte:
Fase 1 bij het in slaap vallen
Fase 2 een iets minder lichte slaap
Fasen 3 en 4 vormen de diepe slaap
Functie van remslaap en - Van de remslaap vermoedt men dat die een rol vervult bij de
non-remslaap vorming en het in vorm houden van het zenuwstelsel en het
geheugen.
- Tijdens de remslaap is vrijwel net zo veel hersenactiviteit als tijdens
een waakperiode. Tijdens de remslaap zijn hartslag en ademhaling
onregelmatig, wat ook tijdens een waakstadium vaak het geval is.
De remslaap gaat gepaard met complete verslapping van de perifere
spieren, met uitzondering van de ogen en gelaatsspieren.
- Het verschijnsel van de spierverslapping komt overeen met
subjectieve droomervaringen die veel mensen zullen herkennen: in
een angstige droom ben je als dromer niet in staat weg te rennen.
- De non-remslaap wordt in verband gebracht met lichamelijke
hersenfuncties. Vooral in de eerste helft van de slaap worden
energievoorraden aangevuld, eiwitten aangemaakt en wordt nieuw
weefsel gevormd. (Bij kinderen vindt de productie van een
groeihormoon voor 50% plaats tijdens de diepe slaap).
- De hersenactiviteit tijdens de non-remslaap is laag: hoe dieper de
fase, hoe lager de activiteit. Ook hartslag en ademhaling is rustig.
Tijdens de non-remslaap treedt er GEEN verslapping van de spieren
op en zijn lichamelijke bewegingen mogelijk
- Als een kind onrustig slaapt met veel activiteit van het lichaam >
non-remslaap
Bevorderen van gezonde - Pasgeborenen 0-2 maanden totale slaaptijd = 16-20 uur
slaapgewoontes Leg de pasgeborene op zijn rug tijdens het slapen
Leg de pasgeborene op een stevig matras, gebruik geen kussen
De slaap overdag en s nachts kennen een gelijke omvang
Slaapperiodes duren 3 tot 4 uur, de waakperiodes 1 tot 2 uur
- Zuigeling 2-12 maanden totale slaaptijd= 13 tot 14 uur
Leg de zuigeling in zijn wieg als hij doezelig is, maar nog wel wakker.
Dit bevordert het leerproces dat hij bij het in slaap vallen alleen is en
niet in slaap gewiegd hoeft te worden door een ouder
Er zijn 2 tot 3 dutjes overdag
Zichzelf troosten, bijv. met een speen, is een belangrijke
ontwikkelingsopgave
- Peuters 1-3 jaar, totale slaaptijd= 12 tot 14 uur
Bevorder een consistent schema van dutjes en nachtelijk slapen bij
, het kind
Ga van 3 naar 2 dutjes overdag
S nachts wakker worden is normaal
- Vroege kindertijd 3-5 jaar, totale slaaptijd 11 tot 12 uur
Bouw de dutjes af
Zorg voor een rustige slaapomgeving
Vaste routines bij het naar bed gaan zijn belangrijk
Het is de piekleeftijd voor nachtmerries, pavor nocturnus en
slaapwandelen
- Schoolkinderen 6-12 jaar, totale slaaptijd 10 tot 11 uur
Zorg voor vaste routines tijdens het naar bed gaan
Stel grenzen aan het ritueel rond het slapengaan
Vermijd spannende gebeurtenissen vlak voor het slapengaan
Verzet tegen naar bed gaan en onderhandelen over het tijdstip is
normaal verschijnsel bij schoolkinderen
- Adolescenten, totale slaaptijd 9,5 uur
Streef naar 1 slaaproutine voor de week en in het weekend
Streef naar een rustige slaapomgeving
Houd in de gaten hoeveel cafeïne, eventuele medicatie, alcohol,
stimulerende middelen en uren werk de adolescent gebruikt of
verricht
Later slaap krijgen is een normaal verschijnsel
- Pasgeborene kent nog geen circadiaan ritme. Dit ritme ontwikkelt zich als rond de leeftijd van 3
maanden de melatonineproductie op gang komt. Maar onderzoek toont aan dat dit ritme eerder
kan ontstaan als de moeder borstvoeding geeft en als het kind zelf kan bepalen wanneer het zich
laat voeden (feeding on demand) – in moedermelk zit namelijk melatonine en de concentratie
daarvan is hoger tijdens de nachtelijke voedingen.
Slaapstoornissen - We spreken van een stoornis als (1) de slaap over langere tijd
verstoord is (2) het duidelijk negatieve effecten heeft op de
activiteiten overdag
- Primaire stoornis: als de slaapstoornis op zichzelf staat
- Secundaire stoornis: als deze veroorzaakt wordt door andere
factoren (depressie, middelengebruik)
- Dyssomnia’s : gaat het om een verstoring van het slaapproces
Daarbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen: insomnia
(slaaptekort) en hypersomnia (teveel aan slaap).
Dyssomnia’s - Insomnia (slaaptekort)
- Ademhalings-gerelateerde slaapstoornissen
- hypersomnia
- narcolepsie
- circadianeritme-slaap-waakstoornissen
Parasomnia - problemen in de overgang van waken naar slapen
- pavor nocturnus
- slaapwandelen
- nachtmerriestoornis
Slaapgebonden bewegingsstoornissen - rustelozebenensyndroom
- bruxisme
Dyssomnia’s (vormen van slechte slaap) :
,Imsomnia - slaaptekort is het meest voorkomende slaapprobleem bij kinderen:
het komt voor bij 25-50% van de 1-3 jarigen.
- Kan ook pedagogisch slaapprobleem zijn; slaapproblemen op deze
leeftijd zitten verknoopt in het pedagogisch handelen van de ouders
- Insomnia kan bij kinderen op 3 manieren tot uiting komen:
1. Als inslaapprobleem. Het kind gaat niet op tijd naar bed of ligt
langdurig wakker, wat gepaard kan gaat met duidelijk verzet en
conflicten
2. Als doorslaapprobleem. Het kind wordt ’s nachts wakker en slaapt
niet vanzelf weer in; het kind moet s nachts getroost worden; het
kind kruipt ’s nachts bij de ouders in bed
3. Als te vroeg wakker worden. Soms is er sprake van insomnia
terwijl ouders dit niet weten, omdat het kind rustig blijft.
Uit onderzoek kunnen we een aantal conclusies trekken:
-Slaapproblemen ontstaan niet omdat kinderen s nachts wakker worden,
want dat gebeurt bij alle kinderen en is een normaal verschijnsel
-Bij kinderen met een slaaptekort is een aantal risicofactoren aanwezig op
het niveau van het kind en het niveau van de kind-ouderrelatie
-Kinderen met slaapproblemen hebben vaak overdag gedragsproblemen
-Slaapproblemen zijn goed te behandelen en als gunstig neveneffect
verdwijnen vaak ook de gedragsproblemen overdag
Insomnia – adolescenten:
- Oorzaak kan een belangrijke levensgebeurtenis zijn
- Jongeren die zich veel zorgen maken, piekeren, somber of perfectionistisch
zijn lopen meer kans
- Verkeerde slaapgewoonten, zoals overdag bijslapen, kunnen het in
standhouden
DSM-5 criteria insomniastoornis:
A De voornaamste klacht betreft ontevredenheid over de kwantiteit of kwaliteit van de slaap,
gepaard gaand met een van de volgende symptomen:
1. Moeite met inslapen
2. Moeite met doorslapen, gekenmerkt door frequente tussentijdse ontwaakmomenten of
problemen met weer inslapen na de tussentijdse ontwaakmomenten
3. S morgens vroeg wakker worden en niet meer verder kunnen slapen
B De slaapstoornis veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of
beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen
C De slaapstoornis komt minstens 3 nachten per week voor
D De slaapstoornis is minstens 3 maanden aanwezig
E De slaapstoornis treedt op terwijl er wel voldoende gelegenheid is om te slapen
F De insomnia kan niet beter worden verklaard door en komt niet uitsluitend voor in het beloop
van een andere slaap-waakstoornis
G De insomnia kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel
H Co-existente psychische stoornissen en somatische aandoeningen kunnen niet adequaat de op
de voorgrond staande insomniaklacht verklaren
Zero to Three criteria voor insomnia:
- Er kan pas sprake zijn van insomnia als het kind op een leeftijd is dat het zou moeten
kunnen doorslapen. Voor insomnia wordt de grens bij de leeftijd van 1 jaar gelegd.
, - Om te kunnen spreken van een primaire insomnia moet er min. 5 x per week
gedurende minstens 4 weken sprake zijn van een verstoring van de slaap
- Er is sprake van een inslaapstoornis als het inslapen een halfuur of langer duurt, en
van een doorslaapstoornis als het kind minstens 3 x per nacht minimaal 20 minuten
wakker is of na het wakker worden door de ouders in bed genomen wordt
Slaapapneu - Kenmerkend voor slaapapneu is het stokken van de ademhaling
gedurende 10 of meer seconden
- Onrustig gedrag tijdens de slaap, snurken en soms een vreemde
slaaphouding kunnen voorkomen
- 1 tot 2% van de kinderen; piek ligt tussen 2-6 jaar, omdat dan de
amandelen relatief groot zijn ten opzichte van de luchtwegen
- De meest voorkomende oorzaak: onrijpheid van de hersenen bij
pasgeborenen of premature zuigelingen centrale slaapapneu
- Een andere oorzaak: versperring van de luchtweg obstructieve
slaapapneu. Het kind moet zich dan krachtig inspannen bij het
ademen en wordt daardoor wakker. De versperring wordt meestal
veroorzaakt door vergrote amandelen.
Hypersomnia - Ondanks voldoende nachtrust slaapaanvallen overdag
- Hypersomnia is erg zeldzaam. Risico- en beschermingsfactoren
onbekend en hoe deze behandeld moet worden onduidelijk
Narcolepsie Mensen met narcolepsie hebben van 4 dingen last:
- De patiënten voelen zich constant moe en sukkelen overdag
geregeld tegen hun zin in slaap
- Bij heftige emoties treedt bij velen een acute spierslapte op
waardoor ze in elkaar zakken. kataplexie. De patiënt blijft bij
bewustzijn, maar kan zich een tijdje niet bewegen
- Bij het inslapen treden vaak ongewoon heldere hallucinaties op
- Bij het ontwaken kan slaapverlamming optreden: de geest is wakker
en geeft commando’s, maar het lichaam luistert nog niet.
* Narcolepsie is op te vatten als verstoorde remslaap. De slaap begint niet
met non-remslaap, maar met een remslaapepisode, en de periode als
geheel kent meer remslaap dan normaal. Ook de spierslapte bij de aanvallen
overdag is kenmerkend voor de remslaap.
* Bij het ontstaan spelen behalve erfelijkheid ook stressvolle
levensgebeurtenissen en wellicht prenatale infecties een rol.
* Medicinale behandeling is mogelijk, maar narcolepsie geneest niet.
Circadianeritme-slaap- - Er wordt op de verkeerde tijden geslapen: de slaapcyclus is niet
waakstoornissen goed afgestemd op de 24 uurscyclus (jetlag bekend voorbeeld).
- Uitgestelde-slaapfasesyndroom: waarbij de adolescent niet op de
gebruikelijke bedtijd in slaap kan komen en niet op een redelijk
tijdstip ’s ochtends kan opstaan.
Kenmerkend: problemen met het dagelijks functioneren op school
(te laat komen, spijbelen, onvoldoende concentratie)
In het gezin kan dat leiden tot ruzie over bedtijden
- Ook biologische oorzaak; bij adolescenten verschuift de productie
van melatonine naar een later tijdstip, en vermoed wordt dat de
toegenomen productie van geslachtshormonen van invloed is op het
vertragen van de melatonineproductie. Hoe ouder de adolescent,
hoe later het tijdstip van melatonineproductie.