Hoofdletters
Je gebruikt een hoofdletter:
Begin van een zin
- Als de zin met een apostrof begint dan begint het tweede woord met een hoofdletter
(t’Zal koud worden)
Bij persoonsnamen
- Hans van der Zande, H van der Zande, de heer Van der Zande, Els van der
Zande-de Laat. Je ziet dat als er een naam is zonde voornaam, dan is het eerste
woord een hoofdletter.
Namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten
- Roda JC, Rode Kruis, Elsevier, Nederlandse Spoorwegen.
Bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, namen van merken, historische
gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en titels van boeken/films
- het rijke Westen, Engelsman, Samsung, Moederdag, Suikerfeest, De donkere kamer
van Damokles, Kerstmis (niet kerst) de Tweede Wereldoorlog
Kleine Letters schrijven we
- soorten: een glaasje bordeaux, een stukje camembert
- historische periodes: de middeleeuwen, het rationalisme
- dagen: woensdag, dinsdag etc
- maanden: juli, december
- afleidingen van feestdagen: kerstboom, paashaas, kerstman
- jaargetijden: lente, winter
- windstreken: het noorden, het zuidwesten
- religies en afleidingen hiervan: het christendom, katholiek, gereformeerden
Leestekens
Punt
Aan het eind van een mededelende zin
- Jos was blij dat het bijna weekend was.
Bij afkortingen
- m.a.w.
- enz.
Geen punt
- maten en gewichten zonder punt (mg, dm, cl)
- Initiaalwoorden (NS, pc)
- letterwoorden (pin, TROS -> worden als woord uitgesproken)
, Vraagteken
Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag
Uitroeptekens
Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep
- Pas op voor zakkenrollers!
- Geweldig gedaan, wat een prachtig resultaat!
Komma
Voor en na een bijstelling
- Dagobert duck, de bekende stripfiguur, is erg rijk.
Tussen 2 persoonsvormen
- Als luke even uitrust, geeft hij zijn paard een wortel
Tussen 2 onderdelen van opsommingen
- Op de boodschappenlijst wil ik: appels, peren, bloemkool en een stuk taart.
Voor of na een aanspreking of een tussenwerpsel
- Hey, jan, ga eens uit de weg, schele aap
(in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint
- De Daltons zijn aangehouden, omdat ze weer eens een bank hebben overvallen
Geen komma
In korte samengestelde zinnen geen komma gebruiken
Puntkomma
Tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen
- De afgelopen winter was het erg koud; het heeft veel gevroren
Tussen delen van opsommingen
- Op vakantie gaan in italie heeft veel voordelen: het is warm; er wonen vriendelijke
mensen; er is een groot zwembad; de prijs is redelijk.
Dubbele punt
Een opsommingen aankondigen
- Spanje is het beste land: er is lekker eten, leuke mensen en het is goedkoop
Om een verklaring aan te kondigen
- Er zijn 100 reizigers gestrand op het station: als gevolg van heftige sneeuwval rijden
er geen treinen
Om de directe reden aan te kondigen
- De koning zei bij het aftreden: “Ik vind het niet meer leuk”
- Let op: bij een dubbele punt moet geen hoofdletter, alleen bij een directe reden.