Bestuurskunde 22/23
Week 1, H1, H2, H
H1
Wie bestuurt: De overheid,
Gekozen overheidsfunctionarissen
o Wethouders (gemeente)
o Gedeputeerden (provincie)
o Minister (rijksoverheid)
Stakeholder: Persoon of organisatie die een belang heeft bij een besluit van een overheidsorgaan.
Stakeholdersanalyse: Afwegen en balanceren van alle tegenstrijdige eisen van alle stakeholders.
H2
Verschillende staatsvormen Nederland
De minimale staat (tot 19e eeuw): Nachtwakersstaat, weinig overheidsbemoeienis.
Rechtsstaat (vanaf 19e eeuw): Aanpak grote maatschappelijke problemen (dus niet tot de
individuele burger zoals bij verzorgingsstaat), zoals armoede. (Codificatie)
Verzorgingsstaat (na woII) De burger wordt van geboorte tot dood verzorgd door de
overheid. (Modificatie)
Participatiesamenleving (heden): Er wordt steeds meer zelfredzaamheid en
verantwoordelijkheid van de burger verwacht. Bij werkloosheid moet je bijv. Eerste zelf
moeite doen voor een baan, voordat je een uitkering krijgt.
Trias politica: Horizontale machtenscheiding
Wetgevende macht (Staten-Generaal)
Uitvoerende macht (ministers)
Rechtelijke macht (onafhankelijke rechters)
Nu ook
Ambtenarenapparaat (soort 4e macht), bureaucratie, zij voeren de wetten uit, zonder als zij
niet meewerken hebben de wetten geen nut.
Media, lobbyisten en adviesbureaus (soort 5e macht)
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: Taken en bevoegdheden zijn verdeeld over 3 bestuurslagen
, 1. Rijk
2. Provincie
3. Gemeente
Territoriale decentralisatie: Wanneer overheidsorgaan een bepaald gebied bestuurt (provincie
gemeente).
Functionele decentralisatie: Wanneer overheidsorgaan een bepaald doel behartigd (bijv.
Waterschappen).
Deconcentratie: Verspreiden van delen overheid, GEEN overdracht van taken en bevoegdheden.
Bijv. Regionale belastingdienst kantoren waar burgers sneller terecht kunnen. Voordelen:
Verbetering communicatie Den Haag
Meer grijp op regionale zaken, want je zit er dichterbij
Poldermodel: Overheid streeft ernaar om zoveel mogelijk belangen te horen en behartigen, hiermee
creëer je een draagvlak, dit is belangrijk, omdat de regels dan ook worden nageleefd. Nadelen
poldermodel:
Besluit duurt lang (er moet immers veel overwogen worden)
Te veel verschillende belangen
Zelden heldere beslissingen
Draagvlak: Mate waarin men een bepaald beleid aanvaard/steunt.
H8
Autonomie: bepalen eigen huishouden van bijv., gemeente.
Medebewind: verplichte medewerking aan wetten rijksoverheid.
Karakteristieken 2e kamer
Volksvertegenwoordiging met 150 leden
Om de 4 jaar verkiezingen
Regelement van orde (gedrag/vergader regels)
Vaste Kamercommissies
Persoonlijke- en fractievoorzitters.
Ondersteunende diensten, bijv. Griffie en commissie bureaus. Zij helpen TK.
Onderzoek vormen, bijv. Algemene rekenkamer
Route wet: Ministerraad -> RvS -> Ministerraad -> TK -> EK
Wetgevende taken 2e kamer