Burgerlijk Procesrecht
Week 1 Huiswerk
Deze week: Dagvaardingsprocedure & H1, H2 (aanbevolen), H3 (52 bladzijden)
Bewijsrecht Art. 149-207
Kennisvragen
1. Geef van de volgende situaties aan of het materieel dan wel formeel burgerlijk
recht betreft.
a. De heer Nannes, die geen zin heeft om als getuige gehoord te worden in een
procedure tegen zijn werkgever, wordt opgeroepen om te komen getuigen.
Formeel Burgerlijk Recht
b. Mevrouw Smits huurt voor een week een fiets. Zij betaalt vooraf en spreekt met
de verhuurder af dat ze door de verhuurder wordt opgehaald als ze een lekke band
heeft.
Materieel Burgerlijk Recht
2. Student De Grooth is tweedejaarsstudent HBO-Rechten en woont op kamers. Een
van zijn huisgenoten heeft ten onrechte een dagvaarding ontvangen van Nuon
wegens vermeende betalingsachterstand van 300 euro. Kan De Grooth als
gemachtigde voor zijn huisgenoot optreden en een conclusie van antwoord voor
hem opstellen en indienen bij de sector kanton van de Rechtbank?
Ja, dat mag hij doen bij de kantonrechter. (Art. 93 sub a jo art. 79 lid 1 jo art. 80 lid
1 Rv.)
3. Welke locaties heeft de rechtbank Den Haag?
Den Haag, Leiden & Gouda
4. Hoe weet je of een procedure met een dagvaarding of een verzoekschrift begint?
Eerst kijk je in het materiële recht, daarin staat of het gaat om een dagvaarding of
verzoekschrift.
Dagvaarding = civiele procedure opgestart met een dagvaarding
Verzoekschrift = indien de wet uitdrukkelijk aangeeft dat een procedure met een
verzoekschrift moet worden begonnen.
Er is altijd sprake van een civiele procedure met een dagvaarding, tenzij de wet
aangeeft dat he gaat om een procedure met verzoekschrift. Art. 261 jo 78 lid 1 Rv.
5. Beschrijf de ongecompliceerde basisprocedure in een dagvaardingsprocedure in
eerste aanleg?
Stap 1: De dagvaarding wordt betekend en de zaak komt op de rol
Stap 2: Conclusie van antwoordt gedaagde voert schriftelijk verweer binnen 6
weken, art. 128 lid 2 Rv.
Stap 3: Comparitie na antwoord.
Stap 4: Vonnis
6. Wanneer zal de rechter partijen de gelegenheid geven voor een 2 e schriftelijke
ronde.
Indien de rechter geen comparitie van partijen beveelt. Art. 132 Rv.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Casus Hema
De Hema had de rechter gevraagd om de arbeidsovereenkomst met Hans te ontbinden op
grond van artikel 7:671b jo. 7:669 lid 3 sub b BW. Deze grondslag ziet op het
disfunctioneren van Hans, een werknemer van de Hema. De Hema heeft het
,disfunctioneren van Hans uitgebreid toegelicht en bewijzen overlegd. Tot grote verbazing
van zowel de Hema als Hans gaat de rechter uiteindelijk over tot een ontbinding van de
arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Deze grondslag ziet op
een verstoorde arbeidsverhouding tussen een werkgever en een werknemer. Dit is voor
zowel Hans als de Hema een volkomen verrassing. Tijdens de mondelinge behandeling
hebben partijen helemaal niet over een verstoorde arbeidsverhouding gesproken.
Vraag 1
Mag de rechter dit doen?
Rechtsregel: Art. 23 Rv (RG: beslissing op alle onderdelen)
Toepassing:
- Al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht
De Hema heeft de rechter gevraagd om de arbeidsovereenkomst te ontbinden ex art. 7:671b
jo. 7:669 lid 3 sub b BW vanwege disfunctioneren. De rechter ontbindt de
arbeidsovereenkomst echter ex art. 7:669 lid 3 sub g BW (verstoorde arbeidsverhouding en
zegt niks over disfunctioneren, een grond waarover beide partijen tijdens de zitting niet
hebben gesproken.
Tussenconclusie:
De rechter is in strijd met art. 23 Rv nu hij een rechtsgrond gebruikt die niet is
gevorderd/verzocht door één van de partijen.
Rechtsregel 2: Art. 24 Rv (RG: lijdelijkheidsbeginsel)
Toepassing 2:
1. De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun
vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd
De rechter heeft zelf besloten dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen
partijen, terwijl beide partijen hier tijdens de mondelinge behandeling niet over hebben
gesproken. De rechter vult zelf nieuwe feiten (de verstoorde arbeidsverhouding) aan, de
partijen hebben dit niet zelf ten gronde gelegd.
2. Tenzij uit de wet anders voortvloeit
n.v.t.
Tussenconclusie 2:
De rechter heeft onterecht de arbeidsovereenkomst ontbonden ex art. 7:669 lid 3 sub g BW.
De rechter is ook in strijd met art. 24 Rv.
Rechtsregel 3:
Art. 25 Rv (RG: ambtshalve aanvulling rechtsgronden)
Toepassing 3:
- De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan
Een voorwaarde voor de rechter om ambtshalve een rechtsgrond aan te vullen is dat de
procespartij voldoende feiten en omstandigheden aanvoert om de juiste rechtsgrond te
kunnen onderbouwen. Uit de casus blijkt dat er niet is gesproken over een verstoorde
arbeidsverhouding, de rechter voldoet dus niet aan deze voorwaarde.
Er is hier sprake van een verrassingsuitspraak en dat is niet de bedoeling.
Tussenconclusie 3:
De rechter is in strijd met art. 25 Rv.
Eindconclusie:
De rechter mocht dit niet doen.
,---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Casus Geldwinkel BV
Op internet ziet Chantal (woonplaats Breda) een aanbieding van Geldwinkel BV, gevestigd
te Zwolle. Ze hoeft slechts een formulier in te vullen en ze kan zomaar €10.000,- lenen. Ze
besluit om geld te lenen en sluit door middel van het formulier een overeenkomst met
Geldwinkel BV. Een week later spreekt ze een goede vriendin die haar waarschuwt voor
dit soort geldleningen. Ze moet waarschijnlijk een torenhoge rente betalen, waardoor ze
op de lange termijn alleen nog maar meer in de problemen komt. Chantal besluit de
overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:66 BW, maar betaalt het geld
vervolgens niet terug omdat ze al een deel had uitgegeven. Geldwinkel BV start een
procedure tot terugbetaling van de geldlening op grond van artikel 7:66 lid 3 BW, inclusief
rente.
Vraag 2
Geef gemotiveerd aan – onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen – of het
processtuk ziet op een dagvaardings- of verzoekschriftprocedure en welke rechter
absoluut en relatief bevoegd is.
Processtuk?
Rechtsregel: Art. 78 lid 1 jo 261 lid 2 Rv
Toepassing:
- Een civiele procedure begint met een dagvaardingsprocedure
Consumentenkredietovereenkomst
- Tenzij de wet anders bepaalt
Niet van toepassing
Conclusie:
Procedure dient aanhangig te worden gemaakt middels een dagvaarding.
Absoluut bevoegd?
Rechtsregel 2: Art. 42 RO jo art. 7:66 lid 2 BW
Toepassing 2:
- Burgerlijke zaken
Vordering tot ontbinding consumentenkrediet overeenkomst, staat in het BW.
- Tenzij de wet anders bepaalt
Nee, uit art. 7:66 BW vloeit niet voort dat de rechtbank niet bevoegd zou zijn.
Conclusie 2:
De rechtbank is dan in eerste aanleg bevoegd.
Kanton bevoegd:
Rechtsregel 3: Sector civiel, tenzij art. 93 Rv zegt sector kanton
Toepassing 3: Kantonrechter is op grond van sub a en c Rv bevoegd bij zaken betreffende
consumentenkredietovereenkomsten.
Conclusie 3: Sector kanton is bevoegd.
Welke rechter is relatief bevoegd?
Rechtsregel 4: Art. 99 Rv
Rechtsgevolg: Die rechter is relatief bevoegd
Toepassing 4:
a. Woonplaats verweerder
, Chantal woont in Breda. Op grond van art 1 sub k BZG is de rb Zeeland -West
Brabant dan bevoegd.
b. Tenzij de wet anders bepaalt (Aanvullend in art. 101 Rv)
In art 101 Rv bepaalt de wet anders
Conclusie 4: Rechtbank Zeeland-West-Brabant is bevoegd.
Rechtsregel 5: art. 101 Rv
Rechtsgevolg: die rechter is mede relatief bevoegd
Toepassing 5:
1. In zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die
handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die
niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (oftewel, een
consumentenzaak).
Consumentenkredietovereenkomst gesloten door Chantal die niet handelde in
uitoefening van beroep of bedrijf en Geldwinkel B.V. die wel handelde in
uitoefening van een bedrijf.
2. Rechter van de woonplaats van die natuurlijke persoon
Breda
Eindconclusie: Wederom Breda, art. 1 sub k BZG is de Rb. Zeeland-West-Brabant bevoegd.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Extra oefencasus- antwoord op de casus kan je vinden in de kennisclip Casus
Dagvaarding.
Annet de Boer uit Amsterdam heeft een arbeidsovereenkomst met Global Travel BV.
Annet heeft al enkele maanden geen salaris ontvangen van haar werkgever. De totale
vordering beloopt ruim €5.350,- bruto.
Annet wil een procedure opstarten jegens Global Travel BV. Global Travel BV is statutair
gevestigd te Dordrecht en houdt ook aldaar kantoor. Annet verricht haar werkzaamheden
echter altijd op de vestiging van Global Travel BV in Amsterdam.
Vraag 3
Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd om van de vordering van Annet kennis te
nemen?
Stap 1
Met welk processtuk moet een procedure worden ingeleid?
Rechtsregel 1: Art. 78 lid 1 jo. 261 Rv
Een civiele procedure begint met een dagvaardingsprocedure, tenzij de wet anders
bepaalt. (Geldvorderingen = Dagvaarding)
Toepassing 1:
Het betreft hier een civiele procedure, want Annet wil een vordering instellen tegen haar
werkgever (art. 7:610 BW) en de wet bepaalt hier niet anders.
Conclusie 1:
Dagvaardingsprocedure
Stap 2
Rechtsregel 2: Art 42 RO (Rechtelijke Organisatie)
De rechtbank is dan in eerste aanleg bevoegd
Toepassing 2:
1. Burgerlijke zaken;
Ja arbeidsrecht, werkgever en werknemer (Boek 7 BW), privaatrecht.