Hoorcollege 1 Methodologie
Deductief: eerst hypothese stellen. Dus eerst een theorie en dan kan je deze toetsen
Inductief: Eerst data verzamelen om vervolgens een theorie op te stellen. (Je
verkrijgt inzichten door het verzamelen en analyseren van gegevens.
Over veel dingen zijn wij het niet met elkaar eens, we weten niet wat de sociale
werkelijkheid of wat goede kennis is.
Ontologie: wat is de fundamentele aard van het zijn (wat zijn de eigenschappen van
het zijn).
Tegenstelling tussen objectivisme: sociale werkelijkheid bestaat uit objectieve
eenheden, die staan los van sociale actoren. Sociale wereld is onafhankelijk van
menselijke betekenisgeving.
Aan de andere kant zijn sociaal constructivisten de hele wereld is een
constructie van sociale actoren. Alles wordt door mensen gevormd en gemaakt. (De
werkelijkheid zit allemaal in onze gedachte).
Universiteit: constructivisten: het is een sociale constructie (reflectie), objectivisme:
het is een plek voor de arbeidsmarkt onderstelt aan wetten, focus ligt meer op ‘feiten’
(het bestaat gewoon het is een constructie). (Door verschillende associaties verschilt
de opvatting per persoon).
Epistemologie: hoe kan er kennis vergaard worden?
Realisme: afspiegeling van de werkelijkheid (er zit een ‘echte waarheid’ in)
Inductie-probleem (theorie afgeleid uit data): wat hebben we eigenlijk aan de
observatie? Eigenlijk niet, we kunnen niet in de toekomst kijken, het biedt geen
logische zekerheid.
Oplossing: we hebben dus niet zoveel aan een bevestigden observatie, maar
wel aan een weerlegging (falsificatie)
Paradigma-wisseling: is niet een rationele switch van feiten. Het is lastig om elkaar
te overtuigen met empirisch bewijs. Het gaat er vooral over hoe je naar iets kijkt.
(Darwins evolutietheorie).
Ideaaltypische benaderingen om kennis over sociale werkelijkheid te vergaren
Positivistisch: verklaren (erklären)
Nadoen van de natuurwetenschappen
De alternatieve benaming: empirisch-analytische benadering
Nomothetische verklaring: zoeken naar wetmatigheden (universele patroneren
die we overal tegenkomen)
Reductionistisch: onderzoek om één bepaalde factor eruit te halen, niet alles
tegelijk (dan wordt het te complex, negatief: beperkte blik).
Formuleren en toetsen van hypothesen , door eliminatie van onjuiste theorieên
leren we van onze fouten.
Empirisme: we verkrijgen kennis via zintuigelijke ervaringen
Waarde-vrijheid: objectieve kennis is gebaseerd op feiten, niet op normen,
opinies of geloof
Interpretatief: begrijpen (verstenen)
Hermeneutiek (uitleggen): studie vd interpretatie van teksten (subjecten)
fenomenologie: studie van betekenisgeving van mensen.
Hangt samen met het constructivisme: mensen maken in dagelijks leven sociale
constructies die hun in staat stellen om ervaringen te begrijpen.
Ideografisch: In een bepaalde context op een bepaald tijdstip
Holistisch: gericht op de gehele context
Dubbele hermeneutische betekenis: de onderzoeker geeft ook weer een eigen
interpretatie aan de interpretatie van bijvoorbeeld de participant
Methodologische relativisme: zet je eigen waarden terzijde
Reflexiviteit: wees je bewust van de mogelijke invloed die je persoonlijke
achtergrond en perspectief gehad kunnen hebben op het onderzoek.
,- Je hoeft niet voor één van de twee te kiezen, maar je kunt het ook combineren.
(Weber: we hebben begrijpen nodig om te verklaren)
Kritisch-emancipatoire: samenlevingen veranderen, mensen emanciperen
Dit epistemologisch uitgangspunt is in tegenspraak met:
C. realistische benadering
,Kwalitatief onderzoek: gebruik metingen (niet direct in contact met mensen)
Ontologie: Constructivisme
Epistemologie (begrijpen): Interpretatief
Rol van theorie: Inductief
Kwantitatief onderzoek: geen gebruik metingen (in contact met mensen van
dichtbij)
Ontologie: Objectivisme
Epistemologie (verklaren): Positivistisch
Rol van theorie: Deductief
Slechts twee manieren om om te gaan met waarden, persoonlijke opvattingen,
gevoelens
1) Waardevrijheid objectief: onderzoeker moet neutraal zijn en dat kan ook
2) Methodologisch relativisme, reflexiviteit: onderzoeker moet proberen neutraal te
blijven
Kennisclips model 1 kennisclip 1
De elementen van een onderzoeksproces: vormt een kringloop (Onderzoeksvraag,
literatuur review & theorie, ontwerp onderzoek, data verzameling, data analyse en
evaluatie en rapportage)
- Ontwerp onderzoek: selectie van cases (wie ga je interviewen), hoelang gaat het
duren,
- Literatuur review & theorie: speelt overal een rol tijdens het onderzoeksproces (dus
goed idee om theorie in het midden te zetten
- Onderzoeksvraag: heeft invloed op alle andere stappen in het proces
Type vragen: verkennende vragen (voor de beschrijving, omdat je nog niet weet
welke factoren een rol spelen), beschrijven vragen (hoe groot is de groep studenten
die last heeft van stress), verklarende vragen (waarom), evaluatie vragen (hoe
effectief).
Kennisclip 2 (verschil tussen sociaal wetenschappelijk onderzoek vs
alledaags onderzoek)
Academisch onderzoek:
Volg je een bepaalde stappenplan (systematisch) - contrast is dat je vaak
intuïtief te werk gaat (bevestiging-vertekening).
Duidelijk opschrijven hoe je tot bepaalde kennis bent gekomen (transparant) -
contrast is ondoorzichtig en dogmatisch
Empirisch bewijs geeft de doorslag - contrast tussen rationalisme en
empirisme
- Bij kwalitatief onderzoek wordt heel vaak heen en weer geswitcht tussen bepaalde
stappen (ook bij kwantitatief onderzoek)
Kennisclip 3
Er zijn twee richtingen die gebruikt kunnen worden in onderzoek
Deductief: van theorie naar concrete hypothese
Inductief: van specifiek observatie naar theorie
- Meeste onderzoeken hebben een deductieve en inductieve fase (begin is vaak
deductief, einde bij analyseren tot conclusie is vaak inductief).
Inductie-probleem: inductie bevat geen logische zekerheid
Kennisclips model 3 kennisclip 1
Ontwerp van onderzoek (kwaliteitscriteria)
Reliability: betrouwbaarheid, consistentie
Replicability: herhaalbaarheid
, Validiteit: validiteit, geldigheid (causaliteit: interne validiteit)
Onderzoeksbenadering: alles wat gaat over filosofische aannames
Onderzoeksontwerp: welke criteria belangrijk zijn
Onderzoeksmethode: het verzamelen van gegevens (grootschalig,
kleinschalig, sociale media berichten)