Stellinguitwerkingen Sanctierecht
- Stijn 472492
Werkgroep 1
Stelling 1: De wettelijke verhoging van strafmaxima en het taakstrafverbod zijn een uiting van
de verstoorde dialoog tussen wetgever en strafrechter over de met strafrechtstoepassing te
dienen doelen.
Bleichrodt: er bestaat een noodzakelijke wisselwerking tussen wetgever en rechter. De wetgever
en de strafrechter hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid bij te dragen aan de
rechtsontwikkeling in een snel veranderde samenleving. Er is behoefte aan een dynamische
verhouding (dynamisch evenwicht) in plaats van een waterdichte scheiding van machten. Wel heeft
ieder een eigen functie: er is dus soms sprake van tegenwicht, soms van samenspraak, soms van
invulling en soms van aanvulling van het werk van de ander.
WETTELIJKE VERHOGING STRAFMAXIMA (tegen)
algemene strafmaximum voor de tijdelijke gevangenisstraf is neergelegd in artikel 10 lid 2 Sr
(bovengrens is 18 jaar), maar er zijn ook delicten met een hoger maximum, zoals moord en doodslag
die incidenteel worden verhoogd. Doodslag leidt tot gevoelens van afkeer en onveiligheid in de
samenleving, dus wetsvoorstel: doodslag verhogen van 15 naar 25 jaar. Het wetsvoorstel is
aangenomen, nog niet in werking getreden. De steeds hardere aanpak van criminaliteit lijkt de nadruk
van de wetgever op de strafdoelen van generale preventie, beveiliging en vergelding te illustreren.
De wettelijk verhoging in combinatie met een laag algemeen strafminimum zorgt voor een
ruime straftoemetingsvrijheid, waaruit het vertrouwen in het oordeel van de rechter blijkt,
volgens Bleichrodt. De wetgever creëert een ruim speelveld voor de rechter; niet alle gevallen
zijn hetzelfde en van te voren kan niet worden bepaald welke straf het beste is.
Verhoging van strafmaxima geeft gehoor aan de wens van de strafrechter om meer ruimte
te creëren om in extreme gevallen passender te kunnen straffen. Door doodslag te verhogen
wordt volgens de minister J&V meer ruimte aan de rechter gelaten en het gat met moord te
dichten. Dit betekent dat hier in mindere mate sprake is van een verstoorde dynamiek; er is
juist sprake van een vruchtbare dynamiek.
TAAKSTRAFVERBOD (voor)
Het taakstrafverbod is geregeld in art 22b Sr en vormt een ernstige beperking van de
straftoemetingsvrijheid, wat kenmerkend is voor het Nederlandse sanctierecht. Er is geen taakstraf
mogelijk voor enstige zeden- en geweldsmisdrijven en gevallen waarin een verdachte al eerder voor
een soortgelijk misdrijf tot een taakstraf is gekomen. Het televisieprogramma Zembla gaf aanleiding tot
dit taakstrafverbod, omdat rechters ook bij ernstige delicten tot een taakstraf over zouden gaan.
Ondanks negatieve adviezen, een wetsvoorstel die dit verbod uitgebreid: mishandeling van
personen in uitoefening van een publieke functie. Volgens het wetsvoorstel vallen hieronder
toezichthouders in OV, personeel in zorgsector, jeugdbeschermers, rechters, officieren, advocaten,
inspecteurs, beveiligers en bewakers, verkeersregelaars, defensieambtenaren, deurwaarders en
reddingszwemmers (categorie personen is ruim), en zij moeten ‘in de uitoefening zijn van zijn publieke
taak’ en dan met geweld wordt geconfronteerd. Dit is een ernstig vergrijp, waarvoor een taakstraf niet
passend zou zijn. Belangrijk: de dader moet ook hebben geweten dat het om een persoon met een
publieke taak gaat. Voorgesteld wordt om elke vorm van mishandeling, ook eenvoudige
mishandeling (art 300 lid 1 Sr), tegen de hiervoor genoemde groep aan het taakstrafverbod toe te
voegen. Ook medeplichtigheid / medeplegen ,moeten onder verbod vallen.
De enige passende sanctie (door die hierachie) is de gevangenisstraf. Hoving spreekt daarom
ook wel over een vrijheidsstrafgebod. Gevangenisstraf is vaak niet passend bij een licht
misdrijf volgens Janssen, ook niet bij geweld.
Het wetsvoorstel lijkt onderdeel te zijn van een bredere tendens in de richting van haastige
wetswijzigingen. Het lijkt een schoolvoorbeeld van symboolpolitiek waarin de roep om vergelding en
hardere straffen overheerst, volgens Hoving. Politiek wil hard en compromisloos aanpakken, terwijl de
noodzaak en effectiviteit van deze aanpak onderbelicht blijft. De wetgever laat de rechter ook geen
mogelijkheid rekening te houden met individuele gevallen, waardoor het middel erger kan worden dan
de kwaal. Rechters moeten door de wetgever ingevoerde regels in een concrete zaak kritisch tegen
het licht kunnen houden om zo recht te kunnen doen aan de bijzondere omstandigheden van het
geval, en dat lukt niet met dit wetsvoorstel. Maatwerk is niet mogelijk. Blijkbaar is er gebrek aan
vertrouwen in de rechter tot het komen van een passende straf.
, Stellinguitwerkingen Sanctierecht
- Stijn 472492
VERSTOORDE DIALOOG BIJ TAAKSTRAFVERBOD
Met de invoering van het taakstrafverbod werd destijds de straftoemetingsvrijheid van de rechter
ernstig ingeperkt. De rechter heeft juist de mogelijkheid om in een individueel geval, aan de hand van
de ernst van het feit en de persoon van de verdachte, te oordelen welke straf en welk strafdoel dient te
prevaleren volgens Bleichrodt. De nadruk van de wetgever ligt op de strafdoelen van generale
preventie en vergelding, ingegeven door maatschappelijke onvrede of onrust. Door uitbreiding van het
verbod wordt de straftoemetingsvrijheid nog meer ingeperkt, waardoor maatwerk leveren steeds
lastiger wordt. De kern van het verstoorde dialoog: de wetgever bezwijkt onder de maatschappelijke
druk en wil bepaalde strafdoelen zwaarder laten wegen, terwijl de strafrechter niet wil bezwijken onder
die druk en met straftoemetingsvrijheid in een concreet geval wil beoordelen welk strafdoel moet
prevaleren.
We zien dat rechters, als reactie op het al bestaande taakstrafverbod, op zoek zijn gegaan naar
‘ontsnappingsmogelijkheden’. De wetgevende macht perkt de straftoemetingsvrijheid van de
rechtspraak in en de strafrechter zoekt vervolgens ontsnappingsmogelijkheden om deze vrijheid toch
weer terug te krijgen. Perfect voorbeeld van een verstoorde dialoog. Echter, wellicht is dit een
voorbeeld van de dynamiek ‘remmende rechter’, zoals Bleichrodt omschijft. De wetgever gaat
doortastend te werk, met één doel voor ogen: geweld tegen personen met publieke taak terugdringen.
De wetgever creëert hier een wettelijke mogelijkheid door taakstrafverbod uit te breiden. De rechter
dient dit nu af te remmen met rechtspraak – door bijvoorbeeld aanvullende voorwaarden te stellen –
en probeert het in overeenstemming te brengen met de strekking van de wettelijke regeling als
zodanig.
Aanvullend: De rechter heeft in Nederland, vergeleken met andere landen, een enorme
straftoemetingsvrijheid. Het gevolg hiervan is dat de rechter zijn sanctiebeslissingen wel adequaat
dient te motiveren (zie volgende stelling=verhouding tussen de stellingen).
Anderhalve week geleden heeft de Eerste Kamer (met een kleine meerderheid weliswaar) de Wet
uitbreiding taakstrafverbod verworpen. Dit is goed nieuws,want:
- rechtspreken is maatwerk, met deze wet wordt maatwerk leveren ontnomen van de rechter. Niet
alleen ‘de persoon van de verdachte’ kan verschillen, maar ook de daadwerkelijke ‘handeling’.
Rechters leggen wel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen op (zie coronarellen), maar enkel
wanneer dit passend is.
- Wetsvoorstel druist in tegen trais politica: de drie machten bemoeien niet met elkaar
(checks&balances), elke macht blijft op zijn plek zitten om evenwicht te houden; zo is er nooit één
macht die alles naar zich toetrekt. De wetgevende macht doet met dit wetsvoorstel alleen dat wat
de rechtelijke macht moet doen: de opdracht geven om in deze situatie een gevangenisstraf op te
leggen en geen taakstraf.
- Taakstraf is een effectief bewezen straf: jongeren gaan na een taakstraf minder vaak opnieuw
de fout in dan na een korte vrijheidsstaf, volgens onderzoek. Daarnaast kost de taakstraf minder,
en levert het ook iets op
, Stellinguitwerkingen Sanctierecht
- Stijn 472492
Stelling 2: De huidige en toekomstige wettelijke strafmotiveringsvoorschriften, alsmede
bestaand beleid binnen de magistratuur, dwingen de rechter onvoldoende om zijn
sanctiebeslissing adequaat te motiveren.
Strafmotivering: motiveringseis (art 121 GW) hangt onlosmakelijk samen met de ruime
straftoemetingsvrijheid van de rechter. Door het goed motiveren van een straf blijft individualisering
(oog hebben voor bijzondere omstandigheden van het feit en de dader) mogelijk, hetgeen wanneer
het verkeerd gedaan wordt tegen de consistentie (dezelfde sancties bij soortgelijke feiten) van
straffen kan indruisen.
Straftoemetingsvrijheid:
Er blijken echter grote verschillen te bestaan in bestraffing tussen verschillende rechtbanken in
soortgelijke zaken. Het OM heeft dergelijke richtlijnen, maar voor de zittende magistratuur zijn deze
niet voorhanden. Belangrijk is dus dat de rechter de door hem opgelegde sanctie motiveert. De
Nederlandse rechter heeft een ruime straftoemetingsvrijheid. Volgens de wetgever is de
strafrechter de enige die de gehele strafzaak meekrijgt en zodoende kan afwegen of al dan niet een
straf of maatregel moet worden opgelegd. Deze ruimte brengt mee dat verwacht kan worden dat de
rechter inzicht verschaft en verantwoording aflegt over de sanctiebeslissing. Motiveren heeft drie
functies:
- Explicatiefunctie: rechter legt zijn beslissing aan het publiek uit
- Controlefunctie: de rechter kan gecontroleerd worden
- Inscherpingsfunctie: door argumentatie op geschrift te stellen, wordt de rechter gedwongen zijn
conclusies te onderbouwen (zelfcontrole)
Wettelijke motiveringsvoorschriften:
De rechter heeft in Nederland maar weinig wettelijke motiveringsplichten. De
straftoemetingsvoorschriften zijn (merendeels) opgenomen in art. 359 Sv (jo. art 358 lid 4):
- Lid 1: de algemene motiveringsvoorschriften
- Lid 2: het voorschrift sanctiebeslissing nader motiveren bij afwijking van uitdrukkelijk onderbouwd
standpunt ten aanzien van de sanctieoplegging.
- Lid 5: voorschrift om omstandigheden op te geven waarop de vaststelling van straf dan wel
maatregel is gebaseer (zorgt juist voor korte standaard motiveringen).
- Lid 6: een nader motiveringsvereiste bij opleggen van een vrijheidsbenemende straf of maatregel.
De huidige motiveringsvoorschriften leiden niet tot strafmotiveringen die inzich geven in de
overwegingen van de strafrechter om voor een bepaalde straf te kiezen. Bij strafoplegging maken
rechters doorgaans gebruik van standaardoverwegingen, die geven weinig inzicht over de
beweegredenen van de rechter bij een sanctiebeslissing
Cassatierechtspraak:
De Hoge Raad laat wel veel ruimte aan de rechter bij de motivering van de straf, maar acht het
onvoldoende dat de rechter in algemene zin overweegt. Ook een enkele verwijziging naar de
omstandigheden van het geval en het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte waaruit
blijkt dat deze eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld volstaat niet. Verder is de rechter vrij in de
selectie en waardering van factoren die tot de strafoplegging hebben geleid. De strafmotivering ligt
vooral in handen van de feitenrechter. De Hoge Raad hecht ook zeer aan de
straftoemetingsvrijheid van de feitenrechter en stelt zich terughoudend op. De Hoge Raad stelt dus
geen hoge eisen aan de strafmotivering. Fokkens: De afzondelijke rechter mag binnen de grenzen
van de wet naar eigen inzicht bepalen welke straf hij/zij passend acht, zonder dat hij/zij rekening hoeft
te houden met wat andere rechters in vergelijkbare gevallen opleggen of een afwijking daarvan hoeft
te verantwoorden. Enkel het verbazingscriterium verplicht de rechter zijn sanctiebeslissing adequaat
te motiveren indien de strafoplegging onbegrijpelijk is of verbazing wekt. Deze terughoudendheid ten
aanzien van de eisen waaran de strafmotivering moet voldoen, is niet wat de wetgever voor ogen
heeft gestaan: de overwegingen die tot de strafmaat leiden moet duidelijk zijn.
LOVS-oriëntatiepunten:
handvatten voor rechters. Deze zullen de consistentie wel verbeteren, maar sluiten willekeur niet uit.
De rol van de Hoge Raad in het controleren van de motivering is heel minimaal, waarbij zij alleen
ingrijpt wanneer een motivering echt onbegrijpelijk is. Het is opmerkelijk dat er richtlijnen bestaan,
maar ze niet verplicht gebruikt moeten worden. Dit levert alsnog de situatie op dat verschillende