Hoofdstuk 1:
Recht is belangrijk voor veel dingen in het dagelijks leven.
Vier functies van het recht:
-Normatieve functie: gedragsregels waarvan nagenoeg iedereen vindt dat ze moeten
nageleefd worden, worden schriftelijk opgeschreven; rechtsnormen.
-Geschil oplossende functie: eigenrichting voorkomen; in oude samenlevingen nemen
mensen zelf het heft in handen om met iemand zijn overtreding af te rekenen.
-Additionele functie: Als mensen iets zijn vergeten af te spreken biedt het basis. Bijv; nog
niet betaald maar tv is gestolen-> nog wel betalen? ->geen afspraken over gemaakt dus het
recht.
-Instrumentele functie: Doorhakken van knopen om zaken in de samenleving te regelen
(voor iedereen). Deze is steeds belangrijker geworden.
Waar vinden we het recht -> rechtsbronnen:
1. De wet
2. De jurisprudentie
3. De gewoonte en gebruiken
4. Verdragen
1 De wet:
-privaatrecht (civiele/burgerlijk recht) = Burgers onderling, overheid als burgers vs burgers
(in ruime zin), individueel belang.
*Vermogensrecht: alle geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling
waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. (BW: boek 3, 5 & 6)
*Personen- en familierecht: Regelt zaken als huwelijk, geboorte, vermogen regeling
tussen partners (BW: boek 1)
*Ondernemingsrecht: regelt alles wat ondernemingen en bedrijven betreft -> NV, BV,
stichting, vereniging, coöperatie (voor groot deel in boek 2)
*Burgerlijk procesrecht: de regels die van toepassing zijn op het voeren van juridische
procedures op het terrein van privaatrecht. (schade aan product etc.)
Burgerlijk wetboek:
Boek 1: personen en familie recht (1970)
Boek 2: rechtspersonen (1976)
Boek 3: vermogensrecht in het algemeen (1992)
Boek 4: erfrecht (2003)
Boek 5: zakelijke rechten (1992)
Boek 6: algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht (1992)
Boek 7: bijzondere overeenkomsten (verspreid over jaren)
Boek 8: verkeersmiddelen en vervoer (1991)
Boek 10: internationaal privaatrecht (2012)
Boek 9 (rechten op voortbrengselen van de geest) niet meer omdat er steeds meer
internationale afspraken hierover gemaakt worden.
,-publiek recht = overheden onderling, overheid als zodanig vs burger (in ruime zin),
algemeen belang.
*Strafrecht: kenmerkend dat de staat d.m.v. het openbaar ministerie actief optreedt
om sancties te eisen bij overtreding van de normen. Staat bezit monopolie positie.
(De wet boeken van strafrecht en strafvordering)
*Staatsrecht: regelt ruwweg gesproken de wijze waarop het Nederlandse
staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen
uitoefenen. Op terrein van staatsrecht komen de 1ste en 2de kamer, de regering,
verkiezingen en de totstandkoming van wetten aan de orde (grondwet).
*Bestuursrecht: betrekking op de mogelijkheden die de overheid heeft om
regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij. (Bestuursrecht had lange
tijd geen ‘kern wet’ maar vanaf 1 januari 1994 is de algemene wet bestuursrecht op
onderdelen in werking getreden en is steeds belangrijker geworden).
*Belastingrecht.
Bij strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht neemt de staat en de overheid een steeds
belangrijkere plaats in. Deze drie bevinden zich dan ook op het terrein van het publiek recht.
Wetgevers -> bevoegd om wetten uit te vaardigen:
-wetgevers op centraal niveau; met namen de nationale wetgever (de regering +
statengeneraal = 1ste en 2de kamer). Wetten op alle gebieden voor het hele land.
-wetgevers op decentraal niveau; provinciaal en gemeentelijk niveau (provinciale staten of
gemeenteraad) -> door hun uitgevaardigde regel niet de naam wet maar de naam
verordening. Verordening met name bestuursrecht en strafrecht en alleen voor hun eigen
gebied.
-Andere instanties: bijv. De sociaal-economische raad en de waterschappen. Deze regels
worden keuren genoemd.
Rangorde wetten:
•Hoog boven laag: bijv. Regels van het rijk gaan boven die van de provincie
•Bijzondere boven algemeen: bijv. Boek 7 van het BW bevat bijzondere regels inzake de
arbeidsovereenkomst, deze gaan boven boek 6.
•Jong boven oud: regels van gelijk niveau; bij strijdigheid gaat de jongste voor.
Wetten:
•Wet in formele zin: Tot stand gekomen door de nationale wetgever. Ieder product van deze
wetgever wordt met uitsluiting van alle andere daden van wetgeving, een wet in formele zin
genoemd.
•Wet in materiële zin: in iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een
onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen te gelden. Als provincie staten of
gemeenteraden besluiten nemen voor iedereen in het gebied noem je dit wetten in
materiele zin, ze sluiten geen wetten in formele zin.
Vaak is een wet in formele zin ook een wet in materiele zin. Maar dit is niet altijd zo. Want
sommige wetten afkomstig van de nationale wetgever richten zich op bij name genoemde
personen of concreet gemaakte onderwerpen. Wanneer een wet niet door de nationale
wethouder is gemaakt en ook niet op een onbepaald aantal mensen is gericht is het geen
wet in materiele en formele zin.
, 2. De jurisprudentie (rechtspraak)
Dit zijn alle uitspraken van rechters in Nederland. Hierbij worden de rechtsregels toegepast
door de rechter, en de rechter komt zelfstandig tot een oordeel. De rechter houdt wel
rekening met andere uitspraken uit het verleden. De naam die aan hun rechterlijke
beslissing gegeven wordt hangt af van de recht. Een vonnis wordt gegeven door de
rechtbank. Een arrest wordt gegeven door het gerechtshof en de hoge raad. Rechtbank,
gerechtshof en de hoge raad houden zich vooral bezig op privaatrecht, het
ondernemingsrecht en het strafrecht. Beslissingen door rechters of rechtscolleges op alle
andere gebieden worden uitspraken genoemd.
De rechter bezit een aantal hulpmiddelen bij het specificeren van een woord of zinssnede ->
interpretatiemethode ‘s:
1. De grammaticale = bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de
betekenis die het heeft in het alledaags spraakgebruik.
2. De wethistorische = bij dit hulpmiddel beroept de rechter zich op een passage uit de
parlementaire geschiedenis van de betreffende wet.
3. De anticiperende = bij dit geval baseert de rechter zijn regel op een toekomstig recht,
een bijna-recht dus.
4. De rechtsvergelijkende = hier verwijst de rechter naar een buitenlands rechtsstelsel
waarin deze materie (bijv. Een onduidelijk woord of zin) ook is geregeld.
5. De systematische = wetsartikelen maken onderdeel uit van een groter geheel, bijv.
Van een wet. Hij legt hierbij dus een woord of zinssnede uit aan de hand van de
regeling waarvan die bepaling onderdeel uitmaakt.
6. De teleologische = hierbij doet de rechter een beroep op de bedoeling die de
wetgever met de regeling heeft gehad.
7. De overige = in vooral privaatrecht nog twee van belang: 1)
precedenteninterpretatie: hierbij verwijst de rechter bij onduidelijke bewoordingen
naar eerdere uitspraken van rechters waar het al is uitgelegd. 2) de interpretatie naar
redelijkheid en billijkheid: redelijkheid en billijkheid steeds belangrijker geworden in
privaatrecht waardoor onduidelijk bewoordingen door rechter met een beroep op de
redelijkheid en billijkheid nader worden ingevuld.
Naast interpretatiemethoden maakt de rechter ook van redeneerwijzen (bepaalde manier
van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen:
1. a-contratioredenering: hierbij gaat de rechter ervan uit dat de regel niet van
toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die
uitdrukkelijk in de regel staan.
2. Redenering naar analogie: de rechter stelt zich op het standpunt dat een bepaalde
kwestie (die niet wettelijk geregeld is) zoveel lijkt op een kwestie waarvan de wet wel
voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-
geregelde kwestie.
3. De gewoonten en gebruiken
Gewoonte kan ook een recht zijn. Maar dan moet er wel aan twee eisen voldoen. Er moet
sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep in kwestie handelt men
overeenkomstig de gegroeide opvatting. Daarnaast moeten de betrokkenen het als hun
rechtsplicht beschouwen overeenkomstig de regel te handelen/eraan te houden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Hmz010. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,39. Je zit daarna nergens aan vast.