College 1; introductie (behoort tot H1 van het boek)
Momenteel is Europa een continent met veel democratieën. De helft van alle democratieën ligt in
Europa. Voordelen democratie:
Het is welvarender
Meer geïndustrialiseerd
Meer opgeleide inwoners
Meer verstedelijkt
Populisten gaan in opstand tegen representatieve democratieën. Voornamelijk in college 11 op
ingegaan, maar korte introductie.
Houdt het gematigde centrum?
Naoorlogse periode: algemene consensus onder politieke elites in veel landen over
economisch vrijemarktbeleid en inzet voor regionale integratie (EU).
Critici karakteriseerden het als een "partijkartel", waar principiële oppositie werd vervangen
door consensus en samenwerking tussen de belangrijkste partijen.
Tussen politieke partijen en kiezersgroepen bleken niet meer significante verschillen te
bestaan over onderwerpen als immigratie, Europese integratie, vrije markt en
klimaatverandering.
Vaak negatief afgeschilderd als het gaat om de opkomst van zogenaamde "populistische"
partijen die de traditionele (of gevestigde) centristische partijen uitdagen.
Mudde: populisme is een symptoom van democratisch tekort, niet de oorzaak. Grootste probleem is
dat mensen wel geloven in liberale democratie, maar de gevestigde partijen en partijen wantrouwen.
Populisten zien de elite en traditionele instellingen als “enemy of the people”.
Maatschappelijke polarisatie: zinvolle partijconcurrentie kan de politieke participatie en het
vertrouwen vergroten. Het afschilderen van tegenstanders als "vijanden" ondermijnt echter
democratische waarden en praktijken.
Politieke polarisatie: ideologische en affectieve polarisatie: links staat argwanend tegenover rechts
en rechts staat argwanend tegenover links
Logica van populisme:
Anti-establishment
Anti-experts
Pro ‘common sense’
Eenvoudige (en onmiddelijke) oplossingen
Afwijking van de groep
Populisme is een terugslag van niet langer gewenste consensus en toegenomen onzekerheid.
Oorzaken: economische crisis, groeiende ongelijkheid tussen en in landen.
Verzorgingsstaten (welfare state) zijn een karakter in Europese democratieën. Europese regeringen
hebben de neiging een relatief hoog niveau van economische herverdeling toe te passen en bieden
hun bevolking doorgaans uitgebreide sociale bescherming, zoals pensioenen en
werkloosheidsuitkeringen".
,College 2; Capitalism, crises, governance (behoort tot hoofdstuk 12 van het boek)
Een verzorgingsstaat is een definiërende factor van een bepaald model van kapitalisme. Er zijn
verschillende vormen van kapitalisme, afhankelijk van een verzorgingsstaat:
Anglo-Saxon model: markt competitie is de meest effectieve manier om productiviteit te
bevorderen. Overheid moet de markt zo veel mogelijk vrijheid geven; organisaties kunnen
met elkaar concurreren. Privé-eigendom, lage belasting, weinig regulatie van industrie en
service en een flexibele arbeidsmarkt is gewenst. -> UK
Continental model: parnership tussen overheid en organisaties. Combinatie van een vrije
markt met beleid aangestuurd door de staat om eerlijke competitie in de markt te
verzekeren en goede condities voor werknemers. Heeft wat weg van ‘ordoliberalism’.
Ordoliberalism ziet de markt als de generator van de economische productiviteit maar
beargumenteert dat de markt soms interventie van de stat nodig heeft. Afgelopen jaren
heeft dit model problemen met de global economie en de investeringen van multinationale
organisaties. Een land met hoge belastingen is niet interessant. -> Duitsland
Nordic model: sterke verzorgingsstaat waar veel in geïnvesteerd wordt, maar weinig
regulatie van de markt. Relatief lage corporatie belasting, maar hoog percentage van
inkomensbelasting om de verzorgingsstaat de faciliteren. Vakbonden zijn ontwikkeld en
kunnen een partnership opbouwen met werknemers, binnenlands en internationaal. Nordic
landen staan bovenaan de markt vrijheid en maakt hen aantrekkelijk voor internationale
investeerders. Mensen die meer verdienen, betalen ook meer belasting. -> Noorwegen
Mediterranean capitalism: kan ter discussie gesteld worden of het bestaat, maar er zijn
karaktereigenschappen tussen landen gevonden. Al deze landen kwamen later met een
verzorgingsstaat. Het is geen model in de zin dat ze strategische doelstellingen op een
bepaalde manier wilden uitvoeren om de productiviteit te maximaliseren, maar meer een
reeks economische
beleidsmaatregelen die werd
gevormd toen ze een markt
kapitalistisch systeem begonnen
te ontwikkelen. -> Italië
Wat is de overheid? Intervention in reality through politicy to desire morally desired outcomes ->
Ingrijpen in de werkelijkheid door politiek om moreel gewenste resultaten te verlangen.
Waarom een overheid? Ofwel waarom interventie? Omdat staatsingrijpen moreel gewenste
resultaten moeten garanderen. Dit correleert met een model van kapitalisme.
Maar er is een catch, namelijk internationalisering en neoliberalisme. De verschillende varianten van
kapitalisme lijken minder op kapitalisme, maar op verschillende varianten van neoliberalisme.
Neoliberalisme verwijst naar economische vrijemarkt ideeën die vaak worden geassocieerd met het
anglo-saxon model: privatisering, deregulering en minder overheidsuitgaven.
,Financiële crisis in Europa; Neoliberalisme:
- Minder regulatie en toezicht; minder politieke invloed
- Toenemend economisch verkeer en toenemende onderlinge onafhankelijkheid van financiële
instituties
- “Let’s make some money whataya say”, fraudulent CDOs
- Ineenstorting en crisis van het systeem
Banken overnemen die zogenaamd te groot waren om te falen, maar er waren drie problemen:
- Falen van regelgeving en bescherming (Geen overzicht en inzicht in politiek).
- Euro als gemeenschappelijke munt was een gebrekkig proces (Integratie zonder rekening te houden
met verschillen).
- Instandhouding van het systeem (belastingbetalers namen de schulden over waardoor
bezuinigingen kwamen).
Hoe het bestuur legitiem te organiseren? Van verzorgingsstaten en modellen van kapitalisme naar
wat ze allemaal als overeenkomst hebben: moderne democratie en zijn apparaat.
Democratie legitimeert de interventie van de overheid. Als er geen democratie is maar de overheid
grijpt in, dan is het een dictatorship of tiranny. Want macht komt van mensen.
College 3; the executive branch (H7 en 8 uit het boek)
Montesqiue kwam in 1748 met de trias politica, het verdelen van de macht. De volgende 3:
- Legislative branch (wetgevende macht)
- Executive branch (uitvoerende macht)
- Juidicial branch (juridische macht)
Wat is de uitvoerende macht?
Het bestaat uit twee verschillende actoren, namelijk de politieke uitvoerende macht en het
ambtenarenapparaat. De politieke uitvoerende macht wordt vaak ‘government’ in zijn eentje
genoemd, maar government is beide actoren en niet 1.
Politieke uitvoerende macht: De minister-president/kanselier/(minister-)president, Het Kabinet ofwel
Bestaat uit ministers die ministeries leiden, d.w.z. grote instellingen van overheidsbestuurders.
Het regeren van een land door beleid te maken. Zijn taak is om strategische prioriteiten te stellen,
politieke initiatieven ontwikkelen, wetgeving ontwerpen etc. De politieke uitvoerende macht vertaalt
de keuze van kiezers naar beleid. Het is de verbinding waardoor democratieën vertegenwoordiging in
bestuur omzetten. De samenstelling van de politieke uitvoerende macht verschilt per grondwettelijk
model. De twee verschillende in Europa:
Parlementair
"De kiezers in parlementaire democratieën worden uitsluitend vertegenwoordigd door het
parlement, waaraan de regering uitsluitend verantwoording verschuldigd is"
Semi-presidentieel
"Semi-presidentiële democratieën kunnen worden gedefinieerd als systemen waarin een door het
volk gekozen president een aanvulling vormt op de regering en de premier, die verantwoording
verschuldigd zijn aan het parlement"
Verschil: de ene heeft een door het volk gekozen president binnen de politieke uitvoerende macht,
de andere niet. Sommige semi-presidentiële democratieën maken de president zo machtig dat hij of
, zij grondwettelijk voorrang heeft op de premier als formeel hoofd van de uitvoerende macht.
Frankrijk is daar een voorbeeld van.
Verschillend format betekent ook dat er verschil kan zijn in de relatie tussen het kabinet en de
wetgevende macht. Echter is er altijd de fundamentele afhankelijkheid van de wetgevende macht:
Het parlement delegeert aan de regering de bevoegdheid om beleid te ontwikkelen en toe te
zien op de uitvoering ervan, onder voorbehoud van parlementaire verantwoording.
De regering is afhankelijk van het vertrouwen van het parlement. Als een regering een motie
van wantrouwen van het parlement verliest, moet zij aftreden. Een regering moet een
wetgevende meerderheid krijgen.
Het ambtenarenapparaat zijn niet geselecteerde ambtenaren die werken binnen een
overheidsinstelling en overheidsbeleid implementeren. Ambtenaren blijven hun werk verrichten na
verkiezingen of veranderingen binnen de overheid. Van ambtenaren wordt verwacht dat zij
meerdere regeringen van verschillende politieke richtingen professioneel en onpartijdig dienen. Te
denken valt aan de politie en dergelijke.
Hoe werkt de uitvoerende macht?
De mandaattheorie van democratie:
Stemmen -> Wetgevende macht -> Regeringsvorming (d.w.z. de politieke uitvoerende macht) ->
Bestuur (dat door ambtenaren wordt uitgevoerd) -> Verantwoording in het parlement
Verkiezingsresultaten zijn de legitimatie van het daaropvolgende bestuur. Zo werkt het "vertalen van
keuzes van kiezers in beleid" in de mechanismen van moderne democratieën. Wat ook betekent: dit
is het proces dat het bestuur democratisch legitiem maakt. Geen mandaat = geen legitimiteit.
Het basisidee is simpel; de politiek uitvoerende macht vertelt de ambtenaren wat zij moeten doen,
zonder van hen terug te horen. Een lineair verband: politiek -> ambtenaren
Wat verandert er aan de uitvoerende macht?
De macht verschuift zich van de wetgevende macht naar de uitvoerende macht. De staten kregen
gedurende negentiende en twintigste eeuw meer verantwoordelijkheden op verschillende gebieden
waardoor de complexiteit van het door de regering gevoerde beleid toenam. De complexiteit had
twee gevolgen:
1. Het leidde tot de versterking van de politieke uitvoerende macht, aangezien
parlementen en parlementsleden de steeds complexere taak van het maken van een
samenhangend beleid over het groeiende aantal regeringsfuncties aan het kabinet
delegeerden.
2. Het leidde tot de uitbreiding van de institutionele mogelijkheden van de uitvoerende
macht, aangezien staten omvangrijke bureaucratieën opbouwden om het beleid op
een groeiend aantal beleidsterreinen te beheren en uit te voeren.
De uitvoerende macht en de minister-president binnen de uitvoerende macht werden versterkt ten
opzichte van het parlement, ook wel presenditialisering genoemd. Er is meer aandacht in de media
voor leiders, waardoor er meer gericht werd op leiderschap gerichte campagnes. En er kwamen
steeds meer staatstaken bij. Twee grote problemen, namelijk elitisme en het is kwetsbaar voor
verandering in talent.
Wat zijn de grenzen van de uitvoerende macht?