Sociale Psychologie
R. Vonk & V. Hoorens
5e druk
Hoofdstuk 3
, Hoofdstuk 3, waarneming van personen
Zelfpresentatie
Hoe je jezelf opstelt tegen anderen, je probeert bijvoorbeeld aardig gevonden te worden of
bekwaam.
Bij een eerste indruk evalueer je een persoon, met behulp van stereotypen over de groep waar de
persoon bij hoort, direct. Dit heeft te maken met onze evolutionaire geschiedenis: we moeten zeer
snel in kunnen schatten of iemand een bedreiging is of niet.
>> Er wordt onbewust op impliciet niveau een beeld gevormd. Dit zijn automatische processen, wat
betekent dat je het niet tegen kan houden, het niet je bedoeling is, je er niets voor hoeft te doen en
je er niet van bewust bent.
Sociale categorisatie: Het indelen van mensen in ‘hokjes’ vanuit de behoefte om de omgeving
overzichtelijker te maken
>> Automatische informatieverwerking: een snelle, onzuivere evaluatie.
>> Naarmate men iemand langer kent en bekender is met de eigen stereotyperingen, kunnen deze
onderdrukt of bijgesteld worden.
Halo-effect > Het toeschrijven van positieve eigenschappen op basis van één positieve eigenschap.
>> Het uiterlijk van een persoon, van kleding tot gezicht, kan genoeg reden zijn om conclusies te
vormen. Bijvoorbeeld zien mensen dat iemand aantrekkelijk is, dan denken ze dat die persoon ook
wel andere positieve eigenschappen zal hebben, zoals intelligente of spontaniteit.
Binnen de eerste fractie van een seconde heb je al bepaald of je iemand meer of minder
aantrekkelijk vindt. Aantrekkelijke mensen worden niet alleen mooier maar ook intelligenter,
socialer, overtuigender, dominanter, competenter, assertiever, spontaner en gezonder gezien.
De twee belangrijkste pijlers van aantrekkelijkheid:
1. Gezondheid.
2. Vruchtbaarheid.
Wishful thinking > mensen willen graag goede relaties met aantrekkelijke mensen, en hun positieve
beoordelingen weerspiegelen die wens; ze zien aantrekkelijke ander vooral als sociaal en open voor
contact). Een vorm van wishful thinking is: seksuele over perceptie > mannen overschatten vooral