Samenvatting psychiatrie een inleiding
Psychopathologie: houdt zich bezig met het beschrijven en psychische stoornissen, de oorzaken en
de behandeling ervoor.
Psychiatrie: medisch specialisme, richt zich op diagnostiek en behandeling van psychische
stoornissen.
Klinische psychologie: houdt zich bezig met beschrijving, oorzaken en behandeling van psychische
stoornissen om het geestelijk welzijn te bevorderen.
Meest gebruikte criteria abnormaliteit:
Uitzonderlijk gedrag (bijv. dingen horen die er niet zijn)
Sociaal afwijkend (niet voldoen aan cultureel vastgestelde normen)
Foute perceptie of interpretatie van de realiteit (bijv. wanen)
Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon
Ongepast of contraproductief gedrag
Gevaar
Abnormale gedragspatronen kunnen zich in verschillende culturen op verschillende wijzen uiten!
Historische visies op afwijkend gedrag:
Hippocrates:
Ziekten van het lichaam en geest waren een gevolg van natuurlijke oorzaken, en niet van
bezetenheid door bovennatuurlijke geesten. Gezondheid wordt bepaald door humores (essentiële
lichaamssappen -> slijm, zwart gal, bloed en gele sap). Hij classificeerde abnormale gedragspatronen
a.d.h.v. 3 hoofdcategorieën: melancholie (buitensporige depressie), manie (uitzonderlijke
opwinding), bezetenheid (tegenwoordig schizofrenie).
Exorcisme en heksenvervolgingen:
Afwijkend gedrag is een teken van bezetenheid door boze geesten of de duivel.
De Belgische renaissancistische arts Johann Weyer (1515 – 1588) nam het stokje van Hippocrates en
de Grieks-Romeinse arts Galenus (200 – 216) over, door te stellen dat afwijkend gedrag + gedachten
werden veroorzaakt door lichamelijke problemen.
Gekkenhuis:
Rond 1600 werden overal in Europa gekkenhuizen gebouwd. De levensomstandigheden waren
erbarmelijk.
Het Dolhuys in Haarlem is hét museaum van de psychiatrie in Nederland.
Vanaf 1800 hervormingen:
Franse artsen Jean-Baptiste Pussin en Philippe Pinel mensen die afwijkend gedrag vertonen zijn
gewoon ziek, en daarom hadden ze recht op menselijke bejegening (geen populair standpunt in die
tijd). Hieruit ontstond de morele therapie patiënten zouden door een menselijke bejegening en
een verblijf in een ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal gaan functioneren.
In 1841 de eerste Nederlandse kankzinnigenwet.
,In de 2de helft van de 19e eeuw volgde een periode van apathie, waarin alle deskundigen opnieuw
meenden dat afwijkend gedrag ongeneeslijk was (psychiatrische ziekenhuis werden steeds
angstaanjagendere plekken, geen enkele vorm van therapie).
In het midden van de jaren 50 (twintigste eeuw) begon een nieuwe wind te waaien. Dit door nieuwe
maatschappelijke opvattingen, introductie van nieuwe effectieve medicijnen & nieuwe
therapeutische behandelingen.
Antipsychiatrische beweging:
Jaren 70. Zij gingen ervan uit dat psychische stoornissen überhaupt niet bestonden, maar een
product of gevolg waren van de (kapitalistische) maatschappij. Ze schoten natuurlijk door in hun
opvattingen, maar deze hebben wel invloed gehad op de latere grootschalige vermindering van
psychiatrische ziekenhuizen. Ambulant behandelen nam toe.
Evidence-based medicine: het streven om gebruik te maken van het beste beschikbare bewijs bij het
maken van een keuze voor de behandeling van een patiënt (verbetert de zorg, resultaten zijn
meetbaar en vergelijkbaar).
Evidence-based practice: professional neemt besluiten op grond van de beste onderzoeksresultaten,
ervaring, de voorkeur van de patiënt en de beschikbare hulpmiddelen.
Visie op oorzaak en gevolg van psychische stoornissen:
Genetica: wetenschap die onderzoek doet naar erfelijkheid.
Genotype: verzameling trekken die is vastgesteld in onze genetische code.
Fenotype: werkelijke of waarneembare trekken van een persoon.
Proband: de 1e persoon bij wie de stoornis wordt vastgesteld.
Het zenuwstelsel:
Neuron: zenuwcel
Dendriet: wortelachtige uitloper van een neuron die zenuwimpulsen ontvangt van andere neuronen
Axon: lange, dunnen gedeelte van een neuron waarlangs de zenuwimpulsen zicht voortplanten
Eindknopje: kleine verdikking aan het einde van een axon
Neurotransmitter: chemische stof die neurale boodschappen van het ene naar het andere neuron
vervoert.
Synaps: speeltje tussen een eindknop van het ene neuron en de dendriet of soma (cellichaam) van
een andere neuron waarlangs de neurale impulsen worden doorgegeven.
Receptorplaats: deel van een dendriet van het ontvangende neuron dat gevoellig is voor bepaalde
neurotransmitters
Foto toevoegen blz 25
Psychofarmaca, inclusief medicijnen tegen angst, depressie en schizofrenie, beïnvloeden de
beschikbaarheid van neurotransmitters in de hersenen.
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg.
Medulla: gebied in de achterhersenen dat de hartslag en ademhaling reguleert. De meeste zenuwen
die het ruggenmerg met de hogere hersennivaus verbinden lopen hierdoor.
, Pons: gebied in de hersenen dat een rol speelt bij de ademhaling.
Cerebellum: gebied in de hersenen dat te maken heeft met coördinatie en balans (kleine hersenen)
Reticulaire activeringssysteem (RAS): gebied in de hersenen dat te maken heeft met aandacht, slaap
en arousal. Stimulering verhoogt de alertheid. Dempende middelen (zoals alcohol), die de activiteit
van het centrale zenuwstelsel onderdrukken, verlagen de activiteit van het RAS.
Belangrijke gebieden in het voorste deel van de hersenen, de voorhersenen, zijn de thalamus,
de hypothalamus, het limbische systeem, de basale ganglia en het cerebrum.
Thalamus: geeft sensorische informatie door aan de cortex en speelt een rol in processen rond slaap
en aandacht.
Hypothalamus: is betrokken bij het reguleren van lichaamstemperatuur, emoties en motivatie.
Limbische systeem: aantal gebieden in de voorhersenen die betrokken zijn bij leren, herinnering en
basale driften.
Basale ganglia: cluster van neuronen tussen de thalamus en het cerebrum dat betrokken is bij de
coördinatie van motorische (bewegings)processen.
Cerebrum: grote massa in de voorhersenen die wordt gevormd door de 2 hersenhelften.
Hersenschors (cerebrale cortex): het geplooide oppervlak van het cerebrum, verantwoordelijk voor
de verwerking van sensorische stimuli en de aansturing van hogere mentale functies (zoals denken &
taalgebruik)
Elke hersenhelft bestaat uit 4 delen/kwabben:
1. Occipitaalkwab (vooral te maken met zien)
2. Temporaalkwab (verwerking geluiden of auditieve stimuli)
3. Pariëtale kwab (verwerking sensaties op gebied van tast, temperatuur en pijn)
4. Frontaalkwab (beheersing spierresponsen)
De frontale hersengebieden zijn evolutionair het laatst ontwikkeld en het kwetsbaarst voor
functieverlies. Bij veel psychische stoornissen zijn afwijkingen in structuur of functie in dit
gebied te vinden.
Perifere zenuwstelsel: somatische en autonome zenuwstelsel.
Somatisch zenuwstelsel: verantwoordelijk voor transport van informatie van de zintuigen naar de
hersenen, en van de hersenen naar de skeletspieren.
Autonome zenuwstelsel: stuurt de klieren van de onbewuste lichaamsprocessen (hartslag,
ademhaling) aan. Is betrokken bij emotionele reacties. Bestaat uit 2 onderdelen: het sympatische
(kan een verhoogde arousal teweegbrengen) en het parasympatische zenuwstelsel (kan arousal
verlagen en zorgt ervoor dat energiereserves worden aangevuld).
Wanneer we angstig/bevreesd zijn domineert het sympatische zenuwstelsel!
Genoom: complete genetische blauwdruk van de mens.
Nature vs. Nurture:
Huidige debat spitst zich vooral toe op de vraag hoeveel van ons gedrag is aangeboren (genen) en
hoeveel te maken heeft met onze omgeving (aangeleerd).
Genen schrijven geen gedragsmatige eigenschappen voor
Genetische factoren scheppen een aanleg of waarschijnlijkheid, geen zekerheid, dat bepaald
gedrag of een bepaalde stoornis zich zal ontwikkelen
Multigenetisch determinisme (het gaat altijd om meerdere genen, nooit om één gen)
Interactie tussen genen en omgevingsinvloeden bepaalt hoe onze persoonlijkheid eruit ziet en
hoe gevoelig we zijn voor bepaalde psychische stoornissen