Boek de Bestuurlijke Kaart
Hoofdstuk 1. De bestuurlijke kaart van Nederland
Juridisch gezien vallen alle organisaties met een publiekrechtelijke grondslag (wettelijk
bestaan) onder het openbaar bestuur. De publieke organisaties worden gefinancierd uit
algemene middelen, dit zijn belastingen, premies en overheidssubsidies. Daarnaast richten
deze organisaties zich op het algemeen belang. Ook de organisaties in de omgeving van het
openbaar bestuur zijn van belang.
Het maatschappelijk middenveld (dienstverlenende instellingen zoals ziekenhuizen) is van
grote invloed op het functioneren van het openbaar bestuur.
Hoofdstuk 2. De Nederlandse staat
Kenmerken van een staat:
Er is een specifiek grondgebied (territorium)
Er is een bevolking
Er is een wettelijke ordening en er is een bestuurlijke organisatie die gezaghebbend
de wet- en regelgeving kan handhaven
Een staat is erkend door andere staten
De staat der Nederlanden is een rechtspersoon. Nederland maakt deel uit van het koninkrijk
der Nederlanden. De Nederlandse koning is het staatshoofd van het gehele koninkrijk der
Nederlanden: NL, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In de andere landen dan Nederland
wordt de koning vertegenwoordigd door de gouverneur.
De regering bestaat uit de koning en de raad van ministers. De ministerraad bestaat uit de
Nederlandse ministers en drie gevolmachtigde ministers. De gevolmachtigde ministers
worden benoemd door de regering van de overige drie landen uit het koninkrijk.
Wetgevende macht = regering van het koninkrijk en de Nederlandse Staten Generaal.
Nederland is sinds 1815 een constitutionele monarchie, dit betekent dat de koning
ondergeschikt is aan de wet.
Uitgangspunten van de staatsorganisatie:
Parlementaire stelsel: dit stelsel kent twee principes:
o Ministeriële verantwoordelijkheid: de ministers moeten verantwoording
afleggen over de handelingen en uitingen van het koningshuis en over het
functioneren van het ambtelijk apparaat
o Het kabinet moet de meerderheid hebben in de tweede kamer, het
vertrouwen van deze meerderheid wordt de vertrouwensregel genoemd. Bij
verlies van dit vertrouwen moet de betrokken minister/staatssecretaris
aftreden.
Rechtsstaat: de Nederlandse staat is onderworpen aan de regels van het recht. De
rechtsstaat heeft de volgende kenmerken:
o Het overheidshandelen is gebaseerd op bevoegdheden uit wetten
o Er is een machtenscheiding. Trias politica wetgevende macht, uitvoerende
macht en rechtsprekende macht. Deze zijn onafhankelijk en controleren
1
, elkaar. In Nederland is de uitvoerende macht (regering) ook betrokken bij de
wetgevende macht, vanwege de wetsvoorbereiding.
o Er zijn vrije en geheime verkiezingen
o Er zijn grondrechten die voor de burger een staatsvrije sfeer creëren
o Er is persvrijheid, de media is vrij en onafhankelijk
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: autonomie, medebewind en toezicht.
o Autonomie: gemeenten en provincies hebben eigen bevoegdheden m.b.t.
taken op hun grondgebied
o Medebewind: gemeenten moeten bestemmingsplannen opstellen op basis
van de wet ruimtelijke ordening. Hierbij dienen zij rekening te houden met de
regels van hoge orde.
Medebewind en autonomie zorgen voor decentralisatie. Het eenheidsprincipe zit in toezicht,
het Rijk heeft repressieve toezicht waarbij ze besluiten van lagere overheden kan vernietigen
als deze in strijd zijn met het algemeen belang of de wet.
Samenwerking tussen Rijk, provincie en gemeenten:
Voordelen op het gebied van doelmatigheid
Betere aansluiting met inwoners gemeenten
Grond overschrijdende problemen
Bestuurlijke indeling van Rijk, provincie en gemeenten is een territoriale indeling met een
open huishouding. Ze hebben de mogelijkheid om eigen initiatieven op hun grondgebied uit
te voeren.
Instituties van Functioneel bestuur hebben een beperkt vastgelegd takenpakket,
bijvoorbeeld waterschap. De omvang van hun grondgebied wisselt.
Hoofdstuk 3. De politiek-bestuurlijke instituties
Nederland heeft een dualistisch parlementair stelsel, dit houdt in dat er een
afhankelijkheidsrelatie is tussen de regering en het parlement. Het parlement wordt direct
gekozen, maar de regering niet. In een presidentieel stelsel worden zowel de regering als
het parlement direct gekozen bij de verkiezingen. Het Nederlandse stelsel heeft op papier
een dualistisch karakter, dit houdt in dat de Staten-Generaal zich onafhankelijk opstellen van
de regering. De ministers zijn hierbij geen lid van de Staten-Generaal.
De koning en de ministers vormen in Nederland samen de regering, dit wordt ook wel Kroon
genoemd. Voor de invoering van de Grondwet in 1848 was de koning erg invloedrijk, omdat
de ministers ondergeschikt waren aan hem. Bij de invoering van de grondwet werd
ministeriële verantwoordelijkheid en het parlementaire stelsel geïntroduceerd. Hierdoor
werd het een strijd tussen de regering en het parlement.
In de grondwet staat niks opgenomen over de kabinetsformatie. Een informateur komt
meestal voort uit de grootste partij en diegene onderzoekt de mogelijkheid waarbij twee of
meer partijen samenwerken in een kabinet. Na deze formatie stelt het nieuwe kabinet het
regeerakkoord op. In dit regeerakkoord staan afspraken tussen de coalitiepartijen over het
regeringsbeleid dat gevoerd wordt.
2
, De ministeriële verantwoordelijkheid stelt dat ministers verantwoordelijk zijn voor al het
doen en laten van de onder hen vallende ambtenaren en de volksvertegenwoordiging kan de
ministers hierop aanspreken. Een minister geeft leiding aan een ministerie of departement
van algemeen bestuur. Bij afwezigheid treedt een collega-ministerie op als hoofd van zijn
departement, dit wordt een minister ad interim genoemd. De minister-president is de
belangrijkste bewindspersoon.
De ministerraad bestaat uit alle ministers, de taken zijn beraadslagen en besluiten over het
algemene regeringsbeleid namens het kabinet (de ministers en staatssecretarissen). Er
kunnen ook onderraden en ministeriële commissies bestaan. Een onderraad heeft een
blijvend karakter, terwijl een commissie blijft bestaan zolang het betreffende onderwerp
actueel is. Alle besluiten die door commissies of onderraden genomen worden, moeten
goedgekeurd worden door de ministerraad.
De staatssecretaris zit niet in de ministerraad. Hij heeft een zelfstandige
verantwoordelijkheid ten opzichte van het parlement, maar hij moet wel de aanwijzingen
van de minister opvolgen. De minister blijft ook verantwoordelijk voor het functioneren van
de staatssecretaris. Daarnaast kan de koning ministers van Staat benoemen, dit is een
eretitel die gegeven kan worden aan voormalige politici en staatslieden. Zij kunnen het
staatshoofd voorzien van advies tijdens kabinetsformaties.
Sinds 1815 zijn de Staten-Generaal gesplitst in de Eerste en de Tweede Kamer. De
zittingsduur van beide kamers is vier jaar. De leden worden gekozen op basis van evenredige
vertegenwoordiging. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen door de Nederlandse
bevolking en de Eerste Kamer wordt getrapt gekozen door de leden van Provinciale Staten.
Een partij die minder stemmen haalt dan de kiesdeler (150) komt niet in de Kamer.
Kamerleden hebben het recht op voortdurende uitoefening van hun mandaat, dit betekent
dat politieke partijen niet tussentijds de zetel van een Kamerlid kunnen afnemen. Ook
hebben Kamerleden parlementaire onschendbaarheid, dit betekent dat Kamerleden niet
gerechtelijk vervolgd kunnen worden voor uitspraken die zij tijdens de vergaderingen van de
kamers hebben gedaan.
De Tweede Kamer
De Tweede Kamer bestaat uit 150 leden en heeft twee taken: wetgevend en controlerend.
Alle regeringsvoorstellen van wet moeten door de Eerste en Tweede kamer worden
aangenomen voordat zij kracht van wet verkrijgen. De Tweede Kamer heeft de volgende
bevoegdheden:
Het recht van initiatief: de mogelijkheid om wetsvoorstellen in te dienen
Het recht van amendement: wijzigingen aanbrengen in regerings- en
initiatiefvoorstellen van de wet
Het recht van interpellatie: een discussie aangaan (na instemming van de Tweede
Kamer) met een bewindspersoon over een onderwerp dat niet op de agenda staat
(controlerende taak)
Het recht van enquête: de commissie heeft de bevoegdheid om getuigen en
deskundigen onder ede te verhoren en indien zij weigerachtig zijn, te gijzelen
(controlerende taak).
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper b_studentleerjaar2avans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.