Alle benodigde leerdoelen voor Goederenrecht gegeven in periode B. Voor de leerdoelen zijn de kennisclips, de werkcolleges en het boek gebruikt
cijfer: 7,7!
Goederenrecht leerdoelen
Week 1
1. De student herkent de basisbegrippen vermogensrechten, zaken,
(natuurlijke en burgerlijke) vruchten, registergoederen en goede trouw in
een casus.
1. Het vermogensrecht:
Om het vermogensrecht te begrijpen moet je eerst weten wat goederen zijn. Volgens
art. 3:1 BW kun je goederen onderverdelen in zaken en vermogensrechten. In art.
3:6 BW zie je dat vermogensrechten, rechten zijn die
a) Overdraagbaar zijn of
b) Doel hebben om een stoffelijk voordeel te verschaffen of
c) Verkregen zijn in ruil voor een stoffelijk voordeel
Vermogensrechten zijn rechten (dus niet tastbaar) die je kunt verkopen of die
financieel voordeel kunnen opleveren. Er wordt ook wel gezegd dat
vermogensrechten alle rechten zijn die op geld waardeerbaar zijn.
2. Roerende en onroerende zaken:
Art. 3:1 BW: goederen zijn alle ZAKEN en alle vermogensrechten.
Art. 3:2 BW: zaken zijn:
a) Voor menselijke beheersing vatbaar
b) Een stoffelijk object
Zaken zijn dus stoffelijke (materiele) objecten waar de mens controle over kan
uitoefenen. Voorbeelden zijn een woning, een fiets etc. Deze kunnen namelijk
aangeraakt worden en zijn voor menselijke beheersing vatbaar. Een planeet of alle
zeewater niet, want die zijn niet voor menselijke beheersing vatbaar. Ze kunnen dan
wel stoffelijk zijn maar dat is niet genoeg.
Onroerende zaken: art. 3:3 BW
Grond, nog niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde beplantingen en
gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Een woning is dus een onroerende zaak.
Roerende zaken
Alle zaken die niet onroerend zijn. Denk aan een fiets, een auto of een boek.
3. Registergoederen:
Art 3:10 BW:
a) Het zijn goederen
b) Die voor een overdracht of vestiging ingeschreven moeten worden in een
openbaar register.
Denk hierbij aan een huis. As je een woning koopt of verkoopt moet dit ingeschreven
worden in een openbaar register. Alle onroerende zaken zijn registergoederen. Ook
zijn geregistreerde schepen en luchtvaartuigen registergoederen.
, 4. Burgerlijke en natuurlijke vruchten:
Art. 3:9 BW
- Lid 1: natuurlijke vruchten: natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens
verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt. Denk
aan appels en een appelboom. Een appelboom is een zaak, dus we kunnen
de appels zien als vruchten van de zaak.
- Lid 2: burgerlijke vruchten: burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens
verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt. Het gaat
hier vaak om rechten die voortvloeien uit een vermogensrecht, denk
bijvoorbeeld aan rente.
5. Hoofdzaken en bestanddelen:
Bestanddeel: art. 3:4 BW
- Lid 1: naar verkeersopvatting: al hetgeen dat volgens verkeersopvatting
onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
- Lid 2: zodanig verbonden: een zaak die met een hoofdzaak zodanig
verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder
beschadiging aan de zaak, wordt bestanddeel van die zaak.
Iets is dus een bestanddeel als:
a) Als het een heersende maatschappelijke mening is, of
b) Als het niet verwijderd kan worden zonder schade aan hoofdzaak, is het ook
een bestanddeel. Denk aan openhaard in een huis. Kan niet verwijderd
worden zonder schade, dus is bestanddeel van het huis.
Hoofdzaak: art.
2. De student herkent de verschillen en overeenkomsten tussen absolute
en relatieve rechten.
Een relatief recht geldt tussen een beperkt aantal personen, bijvoorbeeld personen
die een deal met elkaar afsluiten om een bepaald doel te verkopen. Denk aan
verkoop van auto. Eentje heeft recht tot de auto, en de ander tot de betaling. Dit
begrip hoort meer bij overeenkomstenrecht.
Het absolute recht houdt in dat een persoon een absoluut recht heeft over een
goed, en dit recht over iedereen kan handhaven. Denk aan eigendomsrecht. Stel je
voor dat iemand eigendomsrecht heeft over een auto. Zij is eigenaar, en mag dus
zeggen dat niemand haar auto mag aanraken, beschadigen etc. Ze heeft recht om
dit te zeggen omdat ze het absolute recht heeft over de auto.
3. De student duidt de beginselen van het goederenrecht binnen een casus.
Absoluut recht
- Droit de suit/ zaaksgevolg: het absoluut recht volgt de zaak. Eigenaar van
appelboom heeft recht op de appels. Ongeacht wie de eigenaar is van de
zaak, jij hebt recht van vruchtgebruik dus jij mag dat recht blijven uitoefenen.
- Droit de priorité/ prioriteitsbeginsel: eerst gevestigde absolute recht gaat
voor latere vestigingen. Als iemand recht krijgt tot vruchtgebruik, heeft degene
die eerder dan hem had, voor.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper miray660. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.