Verslaving in de praktijk – Samenvatting
Les 1
Evolutie ---> alles met belang tot voortbestaan mensheid wordt als zeer prettig ervaren. Juist het
geluksgevoel en de verbindingen die daarvoor nodig zijn (voelen, denken, bewegen, herinneren en
willen) worden gekaapt door middelengebruik ---> controleverlies over plezier en geluk = uiteindelijke
verslaving.
Lange tijd, soms zelfs irreversible, verandering hersenen, afhankelijk van:
o Aangeboren tendensen in de hersenen
o Het middel
o De duur
o De mate van misbruik.
3 effecten:
o De hersenen worden extra gevoelig voor verslavingsgerichte prikkels
o Gevoel geluk/plezier (normale beloningen) moeilijker bereikbaar, alleen nog door
of met verslavende middelen.
o Natuurlijke vermogen tot beheersing neemt af.
Bij chronische verslaving en/of erfelijke aanleg lange tijd van zelfbeheersing en abstinentie
nodig om enigszins te stabiliseren.
3 Kenmerken verslaving:
1. Craving (trek, zucht); sterke hunkering naar de stof wanneer men nuchter is.
2. Controleverlies; gebruik zet door, geen controle meer over, te/heel moeilijk om te stoppen.
3. Ontwenningsverschijnselen; negatieve consequenties, zowel lichamelijk als psychisch (bijv.
onbehagen, spanning, onrust).
Kern van verslaving = dwangmatig verwerven en gebruiken (compulsieve kant), verlies van controle op
het gebruik (gebrek aan impulscontrole) en het ontstaan van een in emotionele zin negatief gekleurd
beeld bij onthouding.
Ook: verslaving vatten we op als een ernstige consequentie van herhaald middelengebruik: een,
persistente toestand, waarin de betrokkene niet langer de controle heeft over het gebruik, ook als dit
gepaard gaat met ernstige negatieve gevolgen. Kenmerkend is de chronische kans op terugval. Deze
wordt vaak geïnitieerd door blootstelling aan relevante signalen (cues) of terechtkomen in psychische
stress (eerdere reden tot gebruik).
Intoxicatie = het ontstaan van een reversibel middelspecifiek syndroom als gevolg van recent gebruik
(of blootstelling aan een middel. Gepaard met gedragsveranderingen, of psychische veranderingen die
ontstaan door het effect op het centraal zenuwstelstel.
Onthouding = de ontwikkeling van een middelspecifiek syndroom als gevolg van het staken (of
verminderen) van het gebruik van het middel dat daarvoor aanzienlijk en van lange duur is geweest.
Deze symptomen veroorzaakt lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of op
andere belangrijke terreinen, in significante mate.
1
,DSM-5 diagnosticeren van verslaving
De criteria van de DSM zijn
1. Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het van plan was
2. Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
3. Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd
4. Sterk verlangen om te gebruiken
5. Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis
6. Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op relationeel vlak
7. Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk
8. Voortdurend gebruik ook wanneer je daardoor in gevaar komt
9. Voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen
met zich meebrengt of verergert
10. Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie
11. Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te
gebruiken
Milde stoornis: 2 a 3 criteria
Gematigde stoornis: 4 a 5 criteria
Ernstige stoornis: 6 of meer criteria
In de DSM-5 staat alleen gokken onder de categorie ‘gedragsmatige verslavingen’, voor de rest is nog
onvoldoende bewijs.
Door de categorie ‘afhankelijkheid’ af te schaffen kan men beter onderscheid maken tussen dwangmatig
drugszoekend gedrag en normale reacties van tolerantie en onthouding bij medicatie voor bijv. zenuwgestel.
Psychische afhankelijkheid = het gevoel niet zonder het middel te kunnen. Voelt zich gedwongen naar het
middel op zoek te gaan, ondanks ongunstige gevolgen. Psychische afhankelijkheid van middelen bijv. door
reductie van angst en spanning, extase, euforie, gevoelens van toegenomen van mentale of fysieke
vermogens (bijv. sporten, zelfvertrouwen) en verandering zintuiglijke waarnemingen. Denk aan sensitisatie
(motiverende effecten van de stof nemen toe), craving.
Lichamelijke afhankelijkheid = hersenen en lichaam zijn aangepast aan (voortdurende) blootstelling aan
middel, dat het nodig blijft om onthoudingssymptomen tegen te gaan. Denk aan tolerantie, halfwaardetijd
(hoeveel tijd nodig afbraak helft middel door lichaam) en reboundeffecten (symptomen keren terug, bijv. bij
pammetjes).
Duurzame alcoholproblemen ontstaan snel wanneer iemand bijv. drinkt om slapeloosheid, depressie of
angst te laten verdwijnen of verminderen. Psychisch en lichamelijk went men aan deze vorm van (tijdelijke)
probleemoplossing en ook het sociale leven gaat zich hier meer op instellen. Uiteindelijk zorgt zo’n tijdelijke
oplossing alleen maar voor meer problemen.
Medische gevolgen – onderscheid tussen:
a. Acute effecten en chronische effecten
b. Wijze van gebruik en dosis
c. Misbruik, afhankelijkheid en beloop daarvan
d. Onthoudingsverschijnselen
e. Middelspecifieke behandeling van intoxicatie, afhankelijkheid en ontwenningsverschijnselen
2
,Leerprocessen
- Automatiseren en conditioneren
Meeste dingen die we doen gaan op den duur automatisch, niet meer over nadenken en niet
meer bewust van.
o Positieve gevolgen (belonen, vermijden van straf) --> gewoonte, gedrag makkelijker
gewoonte maken
o Onbewuste prikkel (klassiek conditioneren) leidt tot oproepen gedrag.
- Sensitiseren
Geautomatiseerd gedrag gaat ook door als er geen positieve resultaten meer zijn, zelfs bij
negatieve gevolgen. Hardnekkige gewoontevorming en extra sterk reageren op bepaalde
prikkels = sensitiseren. Middelen geven een veel sterker gevoel dan normale prikkels én we
worden minder gevoelig voor normale prikkels. Beloningssysteem wordt extra gevoelig voor
omgevingsprikkels die gebruiksgerelateerd zijn.
- Stress
Sterke relatie tussen stress en middelenmisbruik. Stress wordt gehanteerd door middelen. Bij
chronische stress zorgt middelengebruik bijv. voor herstel van fysiologische veranderingen die
door de stress zijn veroorzaakt.
Psychobiologie van verslaving
Typische processen zoals:
- Hunkering (craving)
- Tolerantie
- Sensitisatie
- Bekrachtiging (reinforcement)
- Afhankelijkheid
- Onthouding
Consumptie = belonend. Ervaren positieve emoties --> leren wat (in de toekomst) belonende doelen
zijn. Ook leren waar en wanneer en hoe deze consumptie te bemachtigen. Lukt dit, dan neemt de kans
toe dat deze gedragingen vaker worden uitgevoerd om de beloning te verkrijgen. Men leert de beloning
van die consumptie te waarderen en verbinden aan de (motivationele) energie die men bereidt voor
verkrijgen te besteden. Normaal gesproken gaat dit om gewone levensbehoeften. Verslaving neemt
deze processen ‘in beslag’. Elke psychoactieve stof heeft andere specifieke aangrijpingspunten in de
hersenen, maar komt op hetzelfde resultaat neer. Vroeger was het beloningssysteem gericht op
schaarste, nu zijn de mogelijkheden eindeloos en stoffen onbeperkt. Daarnaast wekken ze heel sterke
beloningen op en wordt de motivatie ze opnieuw te bemachtigen uiteindelijk zo groot dat men er heel
veel voor over heeft. Er is ook steeds meer nodig voor hetzelfde effect (tolerantie). Dit gaat geleidelijk.
Ook kunnen ze steeds minder goed zonder (afhankelijkheid). Prikkels in de omgeving worden steeds
effectiever (bijv. coffeeshop zien). Het plezier van het gebruikt neemt af, maar het belang daarvan ook.
Uiteindelijk zou het tegengaan van de negatieve effecten en de onthoudingsverschijnselen gebruik in
stand houden. Aannemelijk is dat psychoactieve stoffen specifieke veranderingen veroorzaakt in de
neurale circuits die betrokken zijn bij de verwerking van relevante prikkels. In beginsel zijn er normale
associaties tussen prikkels. De responsen op die prikkels zijn wel heftig (vb. sigaret zien roken). Het
verslavingsproces zorgt ook voor verstoringen in de hersengebieden die essentieel zijn in de executieve
functies (beslissingen, plannen van gedrag, cognitief verwerken van emotionele signalen, (bewust)
beheersen van impulsen). Steeds minder goed nadelen (lange termijn) afwegen tegen ‘voordelen’ op dit
moment. Naast verstoringen door langdurig gebruik, zijn er ook mensen met van tevoren al
verstoringen in de hersencircuits.
3
, - Puberteit, extra kwetsbare periode
o Experimenteren
o Peer pressure; extra gevoelig voor wat de groep, al dan niet positief of negatief, doet
o Hersenen zijn nog niet volledig ontwikkeld, bijv. op gebied van zelfcontrole en –
beheersing.
Extra kwetsbare jongeren;
Angstig en sterk sensitief, gevoelig
Erg introvert, naar binnen gekeerd. Wat hulpeloos en hopeloos
Impulsief
Sensatiezoekend (raakt vaker wilde haren kwijt)
o Preventie werkt het beste als deze is toegespitst op dit
onderscheid/specifieke karaktereigenschappen
o Soms niet alleen karaktertrek, maar heuse co-morbiditeit of
dubbeldiagnose.
Tegenwoordig veel aandacht voor het verhoogde risico op verstoorde
ontwikkeling hersenen door gebruik alcohol en drugs bij adolescenten
Verhoogd risico verslaving in de toekomst
Verhoogd risico duurzame beschadigingen in de hersenen
Probleem bij preventie van alcoholgebruik onder jongeren is dat het moeilijk
blijkt de wettelijke regels (18 plus) te handhaven.
Verslaving is circulair proces. Oorzaak is of kan ook gevolg zijn en deze versterken elkaar. Vicieuze
cirkels grijpen in elkaar die tot vaak vele terugvallen leiden.
Beloop van verslaving
Grote verschillen in beloop. Een groot deel van degenen die voldoen aan de criteria van verslaving,
doen dat een jaar later niet meer = spontaan herstel. Het gaat ‘vanzelf’ over. Verslavingszorg richt zich
op een minderheid, die vaak een langdurige dan wel chronische stoornis in het middelengebruik kent.
Kleine(re), maar wel beeldbepalende groep cliënten.
4