Literatuur: Bottenburg, M. van, Verborgen competitie, Arko Sports Media, Nieuwegein, 2004,
Hoofdstuk 4
Verborgen competitie
Hoofdstuk 4 De differentiële popularisering van sporten in
Europa: een langzaam verlies van de hegemonie
§1 Rivaliteit tussen 2 sporttradities: de grondstructuur van het Europese
sportpatroon tot 1945
Naarmate landen meer overeenkomsten vertonen in hun sociale geschiedenis en nauwer
met elkaar zijn verweven, zijn de overeenkomsten in de nationale sportpatronen groter.
Daarom bestaan er ook op continentaal niveau grote overeenkomsten in de populariteit van
sporten. De populariteitsrangordes van Europese landen lijken sterker op elkaar dan op die
van Afrikaanse, Aziatische of Amerikaanse landen.
Uit een vergelijking van de nationale rangordes van de 15 populairste sporten blijken de
kenmerken van het tegenwoordige Europese sportpatroon. De volgende 12 sporten komen
in de top 15 van meest beoefende sporten het meest voor: de Engelse sporten voetbal, golf,
tennis, atletiek en tafeltennis, de Duitse sporten gymnastiek en handbal, de Amerikaanse
sporten volleybal en basketbal, en zwemmen, zeilen en schieten. Van de Japanse sporten
wordt judo en in mindere mate karate veel beoefend. In de top 15 van verscheidene landen
kom je sporten tegen die zijn geëvolueerd uit populaire inheemse vermaken en alleen een
regionale populariteit hebben verkregen.
In Latijns-Amerika en Afrika is voetbal de meest beoefende sport. De grote populariteit van
gymnastiek en handbal is uniek voor Europa. Cricket, rugby, honkbal en American football
zijn in Europa bijzonder kleine sporten gebleven.
Vóór de Tweede Wereldoorlog bepaalden Engelse, Duitse en inheemse sporten het beeld;
Amerikaanse en Japanse sporten ontbraken nog. Doordat de internationale overmacht van
Europa is afgenomen, is dit patroon enigszins aangetast. Buiten-Europese invloeden
hebben aan kracht gewonnen; Amerikaanse en Japanse sporten hebben zich tussen de
Europese gevoegd. Hedendaagse ontwikkelingen in het Europese sportpatroon zijn meer
dan voorheen afspiegelingen van mondiale ontwikkelingen.
Naast deze overeenkomsten doen zich binnen Europa ook opmerkelijke verschillen voor
tussen de nationale sportpatronen. De structuur van die verschillen wordt duidelijk als de
populariteitsrangordes worden vergeleken vanuit het perspectief van de nationale herkomst
van de diverse sporten. Sporten die uit de Duitse sporttraditie stammen komen in landen
voor waar Engelse sporten minder populair zijn. Dit verschil is het resultaat van de rivaliteit
tussen de Engelse en Duitse sporttraditie. Deze deed zich niet alleen voor in Engeland en
Duitsland zelf, maar ook in de landen binnen hun invloedssfeer.
Van de Engelse sporten groeide voetbal in alle landen uit tot de meest beoefende sport, met
tennis als tweede. Daarentegen bleven cricket, roeien, rugby, hockey, golf, badminton,
tafeltennis en squash vrijwel overal zeer kleine sporten. De enige sport die in diverse
Europese landen voetbal overtrof, was de Duitse gymnastiek. Daarnaast verwierven handbal
en schieten, sporten die verbonden waren met de gymnastiekbeweging, een hoge plaats op
de populariteitsrangordes. In ieder land betekende de opkomst van de moderne sport de
ondergang of marginalisering van de meeste inheemse vermaken. Een enkel vermaak
ontsnapte hieraan en kreeg in gesportificeerde vorm massale beoefening.
,4.1.1 De Engelse sporten: popularisering en exclusivering
Het woord sport bestond eerst nog niet. De Nederlandse vermaken schaatsen, zeilen en
paardenrennen werden gezien als de nationale vermaken.
De overname van Engelse sporten stond niet op zichzelf. Engeland sprong in economisch
en politiek-militair opzicht boven de andere Europese landen uit. Doordat de industrialisering
in Engeland al vroeg op gang was gekomen, werkte nog slechts 25% van de bevolking in de
landbouw. De Britten beheersten ook de wereldpolitieke verhoudingen.
Ten gevolge van het prestige dat Engeland als grootmacht kreeg, ontwikkelde zich buiten
Engeland een algemene belangstelling voor de leefstijl van de hogere klassen in dit land. Er
werd zelfs gesproken van anglomanie, een rage om Engelse modes, manieren, gebruiken,
boeken en sporten over te nemen. Dat gold vooral voor de nationale elites met een
wereldburger instelling; mensen die door afkomst, beroep of opleiding deel uitmaakten van
grotere netwerken dan de lokale en regionale verbanden waarbinnen het leven van de
meeste mensen zich afspeelde. Zij zagen sport als een voorname, prestigieuze activiteit
waarmee zij zich onderscheidden van het volk, dat zich het langst op de inheemse
vermaken bleef toeleggen. Hun Angelsaksische oriëntatie kwam niet altijd alleen uit
bewondering voort. Voor de 1 was Engeland de trendsetter die moest worden nagevolgd en
voorbijgestreefd, voor de ander een rivaal waar met jaloezie en angst naar werd gekeken.
Maar welk gevoel ook domineerde, men keek op naar Engeland en probeerde van de
Engelsen te leren.
De Engelse sporten werden op het Europese vasteland het eerst overgenomen in de centra
van modernisering: de hoofd-, industrie- en universiteitssteden en de belangrijkste havens.
In eerste instantie waren Engelsen die in het buitenland verbleven betrokken bij de
verspreiding van deze sporten; ondernemers, vaklieden, studenten, Engelsen die in het
buitenland woonden, diplomaten en andere bestuursambtenaren en zeelieden. In tweede
instantie behoorden tot deze sportentrepeneurs 2 groepen uit de adoptielanden zelf: naast
rijke ondernemers die zakenreizen naar Engeland maakten, ook wereldburgers ingestelde
jonge mannen uit hogere, vaak adellijke, milieus. In deze kringen bestonden internationale
contacten en kwamen studie- of zakenreizen naar Engeland regelmatig voor.
De eerste beoefenaars van de Engelse sporten op het Europese vasteland waren jong,
merendeels scholieren en studenten. Verschillende van deze welvarende jongeren kregen
de mogelijkheid in het veelbelovende land een opleiding te volgen, waardoor zij met de
meest recente Engelse school- en universiteitssporten in aanraking kwamen. Degenen die in
Engeland waren geweest, konden rekenen op aanzien bij de achterblijvers.
Voor de jonge, wereldburger ingestelde jeugd waren de Engelse sporten superieur aan de
ouderwets en achterlijk geachte inheemse vermaken. De Engelse sporten
vertegenwoordigden de moderne sport. Het gaat bij deze cultuurovername niet om
objectieve kwaliteitsverschillen waarbij het betere het mindere verdringt, maar om sociale
processen waarbij machtsverhoudingen tussen mensen inwerken op de wijze waarop
mensen anderen en zichzelf beoordelen. De Engelse sporten kenden enkele voordelen die
aansloten bij de nieuwe mogelijkheden en ervaringen van deze mannen. De sporten
bestonden in gestandaardiseerde vorm waarbij de reglementen gereed lagen voor
overname. Mensen uit verschillende gebieden of landen konden daardoor gemakkelijker met
of tegen elkaar uitkomen in wedstrijden. De lokaal variërende vermaken kenden dat
voordeel niet en dat werd problematischer naarmate de nationale integratie en
schaalvergroting toenamen.
,Leden van de maatschappelijke elite waren liberaler ingesteld en sterker op vernieuwing
gericht dan de oudere generaties van vóór de industrialisatie. Dat ook kunstenaars en
literatoren fanatiek sportten, paste in het maatschappelijke klimaat waarin de eerste
sportbeoefenaars leefden. Vernieuwen, moderniseren, organiseren, actief zijn, de blik
verbreden, bewegen; dat stond hoog in het vaandel.
Na de overname liep de ontwikkeling van de verschillende Engelse sporten direct uiteen. De
beoefening van cricket, roeien, rugby, hockey en golf bleef beperkt tot kleine groepen
mensen. Tennis kreeg een bredere aanhang; voetbal werd in alle landen de populairste
Engelse sport. Badminton, tafeltennis en squash kwamen pas later tot ontwikkeling als
georganiseerde, competitieve sporten. Kennis van de sociale geschiedenis van de
verschillende sporten in Engeland kan deze uiteenlopende popularisering begrijpelijk maken.
Het al dan niet handhaven van de exclusiviteit hing samen met de aard van de sociale
groeperingen die de sporten in Engeland domineerden en in Europa overnamen. Voor
iedere tak van sport had zich in Engeland al een geheel van tradities, regels, symbolen en
uitrustings- en beoefeningsvoorschriften ontwikkeld, dat de sociale betekenis en
mogelijkheden om gebruik te maken van afschermingstrategieën in sterke mate bepaalden.
Op verschillende wijzen raakten de afzonderlijke sporten hierdoor gekenmerkt door
standsverschillen. In landen waar deze sporten werden overgenomen, kon men zich aan de
voorafgaande ontwikkeling niet onttrekken. Niet alleen namen de sporters een verzameling
technische kenmerken over, maar ook sociale kenmerken die zij in ieder land op eigen wijze
probeerden te reproduceren. Gedeeltelijk bewust en soms tot in detail leefden zij de tradities
na die in het land van herkomst waren ontstaan. Deze reproductie van het sociale karakter
van sporten werd veroorzaakt doordat de groepen mensen die de diverse sporten
verspreidden en als eersten overnamen tot ongeveer dezelfde sociale groeperingen
behoorden als de beoefenaars in de centra van verspreiding, met vaak dezelfde ideologieën
en visies op de sportbeoefening.
Voetbal en cricket
Voetbal trekt in Europa de meeste beoefenaars. In verscheidene landen zelfs 2 keer zo veel
als andere sporten. Alleen in Zwitserland en Oostenrijk gaan andere sporten voetbal vooraf.
De voetbalsport is bovendien vrijwel overal gecommercialiseerd en geprofessionaliseerd.
Het trekt veel publieke aandacht en is de dominante sport in de media. Cricket is
daarentegen een elitair ogende sport; een sport die nauwelijks enige aandacht krijgt en
waarvan de spelregels voor de meesten een mysterie zijn. Nederland is nog het meest
uitgesproken Europese cricketland buiten het VK. Het zijn werelden van verschil die elkaar
nauwelijks overlappen.
Vroeger was dit anders. Toen ging aan de naam van veel sportclubs C. en F.C. vooraf, ten
teken dat beide sporten binnen zelfde vereniging werden beoefend. Voetballiefhebbers
beoefenden cricket en andersom.
Die combinatie van cricket en voetbal was toen niet ongewoon. In Engeland was het op
sommige privé-scholen, universiteiten en clubs gebruikelijk om in de zomer cricket te
beoefenen en in de winter voetbal. Dat voorbeeld leidde ook op het Europese vasteland tot
de tegenwoordig vreemd aandoende Cricket and footballclubs.
Voetbal maakte een onstuimige groei door, terwijl de populariteit van cricket stabiliseerde
en zelfs terugliep. Toen voetbal populariseerde, werd de combinatie van beide sporten
problematisch en legden de clubleden zich op 1 van beide sporten toe, waardoor de C. en
, F.C. verdwenen. Dat betekende ook de onderschikking van cricket. Deze uiteenlopende
popularisering van voetbal en cricket deed zich overal op het Europese vasteland voor.
De teloorgang van cricket begon in Nederland in het laatste decennium van de 19de eeuw.
De pionierclubs liepen leeg. De jongeren die als eersten lid waren geweest van de
cricketclubs en de cricket- en footballclubs, sloten hun studies af en vonden een baan
waarbij sportbeoefening, in hun visie, niet meer paste. Velen verhuisden naar andere
plaatsen of het buitenland. De vroegste voetbalclubs hadden hier ook last van, maar
tegenover de leegloop bij voetbal stond een veel grotere aanwas.
De geringere aantrekkingskracht van cricket op jongeren hing samen met het elitaire imago
en besloten karakter van deze sport. Degenen die cricket uit Engeland overnamen, waren
vaker uit adellijke milieus afkomstig en hadden een hogere leeftijd dan de eerste
Nederlandse voetballers. Zij cultiveerden de standsgevoelige elementen waardoor het
cricket in Engeland in deze tijd zich zo duidelijk van voetbal onderscheidde. De vele regels
en voorschriften waarin deze tot uitdrukking kwam, namen de Nederlandse clubs vrij
nauwkeurig over. Daaruit kwam het beeld voort dat cricketer aan comfort en luxe behoefte
heeft.
In tegenstelling tot de cricketers beoefenden de Nederlandse voetballers in de beginperiode
hun sport aardig chaotisch en ordeloos. Soms was het niet veel meer dan met 2 partijen
achter een bal aanjagen en te proberen deze in het doel van de tegenstanders te krijgen. Ze
hielden zich aan weinig regels. De voetbalteams bestonden soms uit veel meer dan 11 man.
Voetbal hoefde niet exclusief te blijven (een matige prijs en toegankelijk voor niet-leden) en
werd niet echt serieus genomen.
De jonge mannen die de Engelse sporten overnamen, waren afkomstig uit de
maatschappelijke bovenlaag. Maar de eerste voetballers kwamen wat vaker voort uit de
hogere burgerij; de adellijke belangstelling voor voetbal was vergeleken met die voor cricket
vanaf het begin wat geringer. Voetbal sloeg meer aan bij de nieuwe burgerij; cricket meer bij
de oude elites. Vanwege hun teruglopende maatschappelijke invloed waren zij gevoeliger
voor de exclusieve cricketcultuur. De cricketclubs hielden in stand wat hen in het
maatschappelijk verkeer ontglipte.
Leeftijdsverschillen tussen voetballers en cricketers verscherpten het onderschied in het
standsbewustzijn. De leeftijdsverschillen tussen voetballers en cricketers dateren al van de
beginperiode. Voetbal beoefenden voornamelijk de jongste scholieren, de eerste cricketers
kwamen uit de hogere hbs- en gymnasiumklassen. In de loop van de tijd nam de
gemiddelde leeftijd van cricketers toe, doordat zich steeds minder jongeren aanmeldden.
Sportclubs in Nederland werden opgericht door jonge leerlingen van gymnasia en hbs-en.
Ten gevolge van deze leeftijdsverschillen was ten eerste het standsgevoel onder voetballers
minder ontwikkeld en waren zij ten tweede minder in staat om een standsonderscheidende
cultuur te ontwikkelen. Zij hadden minder behoefte om hun sport af te schermen en
beheersten de technieken niet goed waarmee zij dit zouden kunnen doen. Met een hoge
contributie zouden zij zichzelf in de vingers snijden. Bij cricket en de specifieke
studentensporten was wel sprake van een dergelijke cultivering.
Ook op andere manieren creëerden cricketers sociale barrières. Strenge stemming was
daarvoor een passend middel.
Daarnaast stelden verschillende cricketclubs een uitgebreid stelsel met boete- en
strafbepalingen in en legden zij grote nadruk op de uitrusting.