Hoofdstuk 2 Theories and treatment of abnormality (Hoofdstuk 1 van dit boek is vrij kort en
komt al voor in de vakken van blok 1)
Drie benaderingen om stoornissen te begrijpen:
1. Socioculturele benadering: stoornis is resultaat van omgeving en cultuur
2. Biologische benadering: stoornis is resultaat van genen of neurobiologische
(hersenen) disfunctie
3. Psychologische benadering: stoornis als resultaat van gedachten, persoonlijkheid en
conditionering
Psychologen kiezen tegenwoordig vaak de bio psychologische benadering.
Diathese-stress model= model dat stelt dat mensen een bepaalde kwetsbaarheid hebben
voor stoornissen. Diathese betekent risicofactor
De biologische benadering is gebaseerd op drie oorzaken die elkaar beïnvloeden:
1. Hersendisfunctie
2. Biochemische onbalans
3. Genetische afwijkingen
De hersenen worden verdeeld in drie grote gebieden:
1. Achterhersenen: cruciaal voor elementaire levensfuncties, bestaat uit:
de medulla; ademhaling, reflexen
de pons; oplettendheid, slaap, aandacht voor prikkels
cerebellum: coördinatie beweging
2. Middenhersenen
superieure colliculus en inferieure colliculus: geven sensorische
informatie door en controleren beweging
substantia nigra: regelt de reacties op beloning
3. Voorhersenen
Hersenschors: complexe denkprocessen, bestaat uit twee hersenhelften met
kwabben (frontale, temporale etc)
Thalamus: verwerkt zintuiglijke informatie
Hypothalamus: regelt eet- drink- en seksueel gedrag en basisemoties
Limbisch systeem: regelt instinct
Amygdala: controleert angst
Hippocampus: belangrijke rol in het geheugen
Limbisch systeem= amygdala + hippocampus + thalamus + hypothalamus + basale
ganglia en gyrus cinguli
Neurotransmitters: chemicaliën die fungeren als boodschappers van impulsen van
impulsen tussen neuronen in het zenuwstelsel
Een neuron bestaat uit een cellichaam, dendrieten en een axon
Dendrieten ontvangen impulsen van andere neuronen en die impulsen worden aan de
andere kant van het dendriet doorgegeven via het axon.
Serotonine: emoties
,Dopamine: beloning
Norepinefrine (noradrenaline): stimulerend effect, weinig hiervan zorgt misschien voor
depressie
GABA: remmende werking op neurotransmitters, en gevoelens van angst
Endocriene systeem: systeem van klieren die hormonen produceren
Hypofyse produceert de meeste hormonen
Polygenetische proces: meerdere genetische afwijkingen in een individu creëren een
specifieke stoornis
Geneesmiddelen
Antipsychotica: tegen hallucinaties en wanen
Fenothiazines: ernstige bijwerkingen
Atypische antipsychotica: zonder bijwerkingen
Antidepressiva: tegen depressie
SSRI’s: verhogen serotonine
SNRI’s: richten op serotonine en norepinefrine
Tricyclische antidepressiva: blokkeren opname van serotonine en noradrenaline
Lithium: stabiliseert stemmingen (voor bipolaire stoornissen)
De psychologische benaderingen kunnen worden onderverdeeld:
1. Gedragsmatige benaderingen: beloning en straf, klassieke/operante conditionering
2. Cognitieve benaderingen: gedachten, CGT (cognitieve gedragstherapie)
3. Psychodynamische benaderingen: onbewuste processen (Freud), catharsis
Psychoseksuele fasen:
1. Mondeling: 0 - 1,5 jaar
2. Anaal: 1 - 3 jaar
3. Phallic: 3-6 jaar (genitalien)
4. Latent: 6-12 jaar (focus op sociale vaardigheden)
5. Genitaal: 12+ jaar (seksuele lust in puberteit)
4. Humanistische benaderingen: mensen zijn van nature goed, maatschappij
belemmert de mens
, 5. Benaderingen van de derde golf: Dialectische gedragstherapie richt zich op het
beheersen van negatieve emoties/ impulsief gedrag. Acceptatie en commitment
therapie
Primaire preventie: stoornissen voorkomen voordat ze beginnen
Secundaire preventie: stoornis vroeg op te sporen en verdere ontwikkeling afremmen
Tertiaire preventie: leven makkelijker maken voor mensen met een stoornis
Hoofdstuk 3 Assessing and diagnosing abnormality
Validiteit: test meet wat hij hoort te meten:
Indruksvaliditeit: lijkt het te meten wat het hoort te meten?
Inhoudsvaliditeit: meet het alle aspecten?
Concurrente Validiteit: heeft de test dezelfde uitkomst als andere testen?
Predictieve validiteit: voorspelt de test hoe iemand later handelt, denkt en voelt?
Construct validiteit: meet de test alleen wat hij hoort te meten en niks anders?
Betrouwbaarheid: hoe consistent een test meet wat hij hoort te meten
Test-hertest: Dezelfde meting herhalen bij dezelfde participanten
Parallelle vorm van betrouwbaarheid: verschillende versies van dezelfde test
hebben dezelfde resultaten
Interne betrouwbaarheid: mensen antwoorden op dezelfde manier op verschillende
onderdelen van dezelfde test
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: verschillende onderzoekers komen tot
dezelfde conclusie
Gestructureerd interview: lijst van vragen over de symptomen
Ongestructureerd interview: arts verzamelt vijf soorten informatie:
1. uiterlijk en gedrag
2. denkprocessen
3. stemming en affect
4. intellectueel functioneren
5. oriëntatie in tijd en plaats
Brain-imaging technieken zoeken naar hersenafwijkingen:
1. Computer Tomografie CT: verbetering van rontgen scans, röntgenstralen worden
door het hoofd gestuurd
2. Positron Emissie Tomografie PET: beeld van activiteit in de hersenen, isotoop wordt
in het hoofd gespoten en de plekken die meer bloed nodig hebben is meer straling te
zien
3. Single Photon Emission Computed Tomography SPECT: vergelijkbaar met PET,
maar goedkoper en minder nauwkeurig dan PET
4. Magnetic Resonance Imaging MRI: creëren van magnetische veld
Uitdagingen bij beoordeling
1. Weigering informatie te delen
2. Kinderen evalueren
3. Individuen evalueren in verschillende culturen
, Hoofdstuk 4: Trauma, anxiety, obsessief-compulsieve en related disorders
Tijdens vecht- of vlucht reactie bereidt het sympatische zenuwstelsel zich voor op actie
dmv het hormoon cortisol.
Post-Traumatische Stress Stoornis (PTSS): resultaat van een trauma. Slechts een
minderheid van mensen met een trauma ontwikkelen PTSS. 7% van de volwassenen krijgt
het, en vrouwen meer dan mannen. Bijna iedereen die als kind is misbruikt ontwikkelt PTSS.
Voor de diagnose zijn 4 symptomen nodig:
1. Herhaalde herbeleving van de trauma
2. Vermijding van situaties en gedachten die verband houden met het trauma
3. Negatieve veranderingen in gedachten en stemming door de trauma
4. Hypervigilantie en chronische opwinding: prikkelbaarheid, slaapproblemen
PTSS met dissociatie = PTSS met prominente dissosiatieve symptomen
Twee stoornissen die lijken op PTSS zijn:
1. Acute stress stoornis: dezelfde symptomen, maar korte duur
2. Aanpassingsstoornis: binnen 3 maanden na een trauma emotionele/gedrags
symptomen ervaren, maar niet voldoen aan de criteria voor PTSS
PTSS is het hoogst onder afro-amerikanen, etnische minderheden zoeken minder vaak
behandeling dan witte mensen.
Ataque de Nervios: latijns amerika, bewustzijnsverlies, schreeuwen, agressief
gedrag
Nervios: chronisch, latijns amerika, woede en frustratie
Systematische desensibilisatie: behandeling waarbij angstige situaties afgelopen worden
van makkelijk naar moeilijk
Fobieën
Agorafobie: angst voor plaatsen waaruit je niet kunt ontsnappen, of hulp kan krijgen in
geval van een paniekaanval, schaamte voor de angst
Tweefactorentheorie: klassieke conditionering creëert een fobie en operante conditionering
houdt het in stand
Voorbereide klassieke conditionering: evolutie heeft ervoor gezorgd dat angst voor
situaties snel geconditioneerd kan worden, omdat je hierdoor overleeft
Biologische theorieën: een algemene neiging tot angst is deels te wijten aan genetica
Paniekstoornis
- Aanvallen van hulpeloze terreur die geen verband houden met specifieke
gebeurtenissen
- Angst dat er paniekaanvallen komen
- Is erfelijk (43-48%)
- Interoceptief bewustzijn (weten wanneer ze een aanval krijgen)
Gegeneraliseerde angststoornis (GAD)