SAMENVATTING
INLEIDING BESTUURSRECHT
Universiteit van Amsterdam
2022-2023
Jaar 1
Rechtsgeleerdheid
,Inhoudsopgave
WEEK 1 DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT; BESTUURSORGANEN....................................................2
ABRvS 13 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2015:1548, AB 2015/308, (Stichting Impuls)..............................7
ABRvS 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:413, AB 2019/321 (Stichting SCE)...............................7
ABRvS 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:696 (Blik op Werk Keurmerk)..........................................7
WEEK 2 DE BELANGHEBBENDE...............................................................................................................8
WEEK 3 HET BESLUITBEGRIP.................................................................................................................14
ABRvS 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3125, AB 2019/483 (Evenementenkalender).......15
ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356, m.nt. L.J.A. Damen (Dedoogbeslissing)................15
ABRvS 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4434, AB 2020/197 (DigiD)...................................17
CRvB 22 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2264 (Bestuurlijk rechtsoordeel)........................17
......................................................................................................................................................18
CBb 26 juli 2022, ECLI:NL:CBB:2022:439, AB 2022/277, m.nt. A.C. Hendriks (Waarschuwing).....19
,WEEK 1 DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT;
BESTUURSORGANEN
Leerdoelen
De plaats en betekenis van het bestuursorgaanbegrip uitleggen;
Een casus oplossen waarin het bestuursorgaanbegrip centraal staat;
De samenhang tussen de bestuursrechtelijke kernbegrippen met het bestuursrechtelijke
systeem van rechtsbescherming begrijpen en maatschappelijk plaatsen.
Het bestuursrecht ziet op de rechtsverhouding tussen het bestuur en de burgers. Zij kan eenzijdig de
rechtspositie van burgers vaststellen in het algemeen belang. Sinds 1994 is de Algemene wet
bestuursrecht tot stand gekomen. Zij had als doelstellingen: het vaststellen van algemene regels van het
bestuursrecht, het bevorderen van eenheid, het systematiseren en vereenvoudigen, het codificeren van
jurisprudentie en het regelen van algemene onderwerpen die niet goed passen in bijzondere regelgeving.
- Instrumentele functie: van het bestuur
Het toekennen van bevoegdheden aan het bestuur om publieke taken (het behartigen van het
algemeen belang) goed te kunnen laten uitoefenen. Vroeger ging het vooral om geboden en
verboden, maar sinds de jaren 50/60 gaat het ook om vergunningen, subsidies, uitkeringen en
andere instrumentele bevoegdheden. Deze zijn vooral geregeld in het bijzondere bestuursrecht.
- Normerende functie: voor het bestuur
Het bestuursrecht bevat regels waaraan het bestuur zich moet houden. Het bestuur is dus niet
ongelimiteerd bevoegdheden uitoefenen. Het bevat wet- en regelgeving als de AWB en
bijzondere wetgeving, AMVB’s, ministeriele regelingen, beleidsregels en ABB’s.
Gelede normstelling: het verschijnsel dat normstelling in het bestuursrecht (anders dan in het
civiel en het strafrecht) plaatsvindt op meerdere niveaus van regelgeving.
Voorbeeld gelede normstelling: verblijfsvergunning asiel
1. Wet in formele zin: Vreemdelingenwet 2000
2. AMVB: Vreemdelingenbesluit 2000
3. Ministeriele regeling: Voorschrift vreemdelingen 2000
4. Beleidsregel: Vreemdelingencirculaire 2000
5. Beschikking: Verblijfsvergunning asiel (vergunning toekennen of afwijzen)
De reden voor de gelede normstelling is dat het onmogelijk is om alles in een wet in formele zin
te regelen. Het bestuur moet snel kunnen handelen en het tot stand brengen of wijzigen van een
wet in formele zin kost veel tijd. Het tot stand brengen of wijzigen van lagere regelgevingen gaan
een stuk sneller. Bovendien is het niet efficiënt om de regering te belasten met vergaande
administratieve en technische details. Verder moet de besluitvorming zo dicht mogelijk bij de
burger plaatsvinden. Bij beleidsregels is het bijv. wel mogelijk om uitzonderingen te maken en bij
een wet in formele zin is afwijking niet mogelijk.
- Waarborgfunctie: tegen het bestuur
Het bestuursrecht biedt waarborgen tegen eenzijdig overheidsingrijpen. De burger krijgt
middelen om het beleid van het bestuur te beïnvloeden, o.a. door verkiezingen of inspraak bij
een bestemmingsplan. De waarborgfunctie betekent dus rechtsbescherming voor de burger.
Hierbij is van belang: onafhankelijk rechtspraak, mogelijkheid tot bezwaar, inspraak,
openbaarheid, klachtrecht en schadevergoeding. Al deze functies zijn te vinden in de AWB.
,
,De bestuursrechtelijke procedure
1. De procedure begint bij het bestuur die een voornemen heeft om een besluit te nemen. Dit kan
voortvloeien uit een aanvraag die is ingediend (omgevingsvergunning, subsidie of uitkering), maar
ook ambtshave, uit zichzelf (handhavingsbesluit naar aanleiding van een overtreding).
2. Voordat een besluit wordt genomen, moet er vaak sprake zijn van inspraak. Het kan bijv. gaan om
een zienswijze van de burger, zij moet in de gelegenheid worden gesteld om op het voorgenomen
besluit te reageren.
3. Uiteindelijk resulteert het voornemen en de voorbereidingsprocedure in een besluit (art. 1:3
Awb)
De verhouding tussen de algemeen (Awb) en bijzonder bestuursrecht
Dwingend recht: afwijking van de Awb is soms niet mogelijk, zie bijv. art. 6:7 Awb. Gebeurt dat toch, dan
stelt de bijzondere wet ‘in afwijking van de Awb…’. Het is mogelijk dat in een wet in formele zin bijv. de
Vreemdelingenwet, wordt afgeweken van de Awb. Het is niet zo dat de Awb ook altijd voor gaat op
wetten in formele zin. Wel moet de bijzondere wet goed motiveren waarom zij afwijkt van de Awb.
Regelend recht: Awb bevat de hoofdregel, maar staat afwijking uitdrukkelijk toe ‘tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald’; zie bijv. art. 4:1 Awb. De Awb ziet namelijk op algemene situaties. In lagere
regelingen kan worden afgeweken van de Awb, indien dit beter past bij concrete situaties.
Aanvullend recht: de bijzondere wet bevat de hoofdregel, maar wanneer daarin niets staat, geldt de Awb.
De Awb vult aan, waar niets over is bepaald, zie bijv. art. 4:13 Awb.
Facultatief recht: de bijzondere wetgever kan een bepaling uit de Awb van toepassing verklaren, zie bijv.
afd. 3.4 Awb. Het betreft regels die van toepassing zijn enkel wanneer daartoe uitdrukkelijk wordt
besloten.
Het belang van het begrip bestuursorgaan
- De Awb is alleen van toepassing op het handelen van bestuursorganen
- Indien het niet om een bestuursorgaan gaat, dan gaat het ook niet om een besluit (art. 1:3 Awb)
- Indien het geen besluit is, dan is er ook geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming
A-bestuursorganen (art. 1:1 lid 1 sub a Awb)
Onder bestuursorgaan wordt verstaan: orgaan van rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld
- Publiekrechtelijke rechtspersonen ontlenen hun rechtspersoonlijkheid aan de wet (art. 2:1 BW)
1. De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en alle lichamen waaraan
krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend bezitten
rechtspersoonlijkheid.
2. Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts
rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt (de Sociale
Verzekeringsbank, het UWV, het CBR, de Commissariaat voor de Media).
- Organen: onderdelen van de publiekrechtelijke rechtspersoon die zelfstandig over eigen taken en
bevoegdheden beschikken volgens de wet.
- A-bestuursorganen zijn, in tegenstelling tot B-bestuursorganen, voor al hun handelingen (ook
privaatrechtelijke en feitelijke handelingen) gebonden aan de Awb.
Sommige organen van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn uitgezonderd van het
bestuursorgaansbegrip om hun bijzondere plaats in de constitutionele rechtsorde (art. 1:1 lid 2 Awb).
Publiekrechtelijke rechtspersoon Orgaan
De Staat Ministers en staatssecretarissen
Provincie Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten,
Commissaris van de Koning
Gemeente College van B&W, Gemeenteraad, Burgemeester
, Waterschap College van Dijkgraaf en Hoogheemraden, Dijkgraaf