Samenvatting Staatsrecht
Hoofdstuk 1 – Algemene begrippen
1.2 Staat en staatsrecht
Wat is een staat? De vereisten:
Een organisatie
Die betrekking heeft op een bepaald grondgebied
Op dat grondgebied gezag uitoefent
Daarvoor een geweldsmonopolie heeft
Waar (interne) soevereiniteit geldt (hoogste gezag)
Eenheid van bevolking (kenmerk)
Toegevoegd vanuit internationaalrechtelijk perspectief:
Erkend zijn als staat door andere staten
Externe soevereiniteit (niet ondergeschikt aan het gezag van andere staten)
Soms scheiden regio’s, onderdelen van een staat met een specifieke eigen identiteit, zich af:
dat fenomeen noemen we secessie.
1.4 Constituties en grondwetten
De structuur van een staat noemen we veelal constitutie. De constitutie van een staat omvat
regels over bevoegdheden, instellingen, procedures, rechten van burgers, rechtspraak en
organen.
De basisregels, de meest fundamentele regels, zijn in het algemeen neergelegd in een
document dat we in Nederland de Grondwet noemen. Zo’n grondwet bevat vaak speciale
procedures tot aanneming en verandering (zie artikel 137 Grondwet).
1.5.1 Hoofdvragen van het staatsrecht
Welke bevoegdheid komt toe aan een orgaan?
Wat is de reikwijdte van die bevoegdheid?
Wat zijn de grenzen van de bevoegdheid? (Komt de bevoegdheidsuitoefening niet
anderszins in strijd met andere regels en beginselen?)
Wie ziet toe op de naleving van de bevoegdheidsgrondslag?
1.5.2 Waar staat het staatsrecht?
Bronnen van het staatsrecht: niet limitatief!!
Grondwet
Statuut
Verdragen
EU-recht
Provinciewet
Gemeentewet
Wet op de Rechterlijke Organisatie
Reglementen van Orde
Kieswet
1.6 Rechtsstaat
,Een rechtsstaat heeft 4 kenmerken:
De machtenscheiding
Het legaliteitsbeginsel
Waarborgen van grondrechten
Een onafhankelijk en onpartijdige rechter
‘Rule of law’ is het centrale begrip hiervoor. Het geeft enerzijds uitdrukking aan het bestaan
van algemene regels en basisrechten en anderzijds binding aan en van het recht.
De Nederlandse staat is democratisch, omdat de burgers kiezen wie het land regeert en de
Nederlandse staat is een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht moet
houden: burgers, organisaties en overheid.
Het legaliteitsbeginsel
De ‘staat’ (of: overheid) treedt alleen op, op basis van een democratisch tot stand
gekomen wet
Daarbij moet de overheid zich ook aan de wet houden (rechtsstaat)
Het legaliteitsbeginsel definiëren we dus als volgt: ‘Ieder overheidsoptreden berust op
een daaraan voorafgegane regel’
Die regel moet wel democratisch tot stand zijn gekomen, dus: ‘dat die regel gemaakt
mag worden, moet staan in de Grondwet’
1.7 Democratie
Een democratie is de wijze van organisatie waarin een staat de bevolking een stem geeft in
het runnen van de staat. Directe democratie is de bevolking zelf laten besluiten.
In een indirecte democratie, de vorm die democratieën gewoonlijk kiezen, kiezen de burgers
afgevaardigden of functionarissen die namens de kiezers de wetgeving maken en de
besluiten nemen. Nu het daarbij ook gaat om de verkiezing van parlementen waarin de
burgers en hun opvattingen zich vertegenwoordigd weten, gepresenteerd zijn, spreken we
wel van de representatieve democratie: de kiezers laten zich vertegenwoordigen door hun
volksvertegenwoordigers en eventueel gekozen bestuurders.
Er zijn instrumenten ontwikkeld waarmee elementen van directe democratie in een
indirecte democratie kunnen worden ingezet als aanvulling en als correctie. Dit gebeurt met
name via het instrument van het referendum. Een referendum is een stemming door kiezers
over een specifiek vraagstuk.
Bindend/decisief referendum: uitkomst van de stemming is bindend voor de regering en
wetgever.
Raadgevend/raadplegend/consultatief referendum: uitkomst van de stemming is niet
bindend voor de regering en wetgever.
1.10 Scheiding der machten (trias politica)
Onder wetgeving wordt verstaan het maken van algemeen verbindende voorschriften, ook
wel materiële wetten genoemd. Algemeen: zij zien op eenieder. Verbindend: omdat
, eenieder aan deze regels gebonden is, wat mede voortvloeit uit het feit dat wetgevers de
grondwettelijke bevoegdheid moeten hebben gekregen.
Uitvoering is het doen toepassen van de algemeen verbindende regels: het opsporen en
vervolgen van overtreders; het weigeren/verlenen van vergunningen, het innen van
belastingen, dan wel het geven van subsidies. De uitvoerende macht kan tevens
beleidsregels maken hoe bestuursbevoegdheden uit te oefenen; en daarnaast is de praktijk
gegroeid dat de wetgever aan de uitvoerende macht de bevoegdheid heeft gegeven tot het
stellen van nadere regels.
Rechtspraak is ten slotte het beslissen over geschillen tussen burger en overheid, tussen
burgers onderling, en via het strafrecht tover strafbare feiten, waarbij de rechter kan
toekomen aan de interpretatie van de wet.
‘Checks and balances’: naast de scheiding zijn er onderlinge elementen van toezicht en
controle toegevoegd, die mede bijdragen aan het voorkomen van machtsmisbruik door een
van de staatsmachten.
1.11 Staatsvormen
Monarchieën versus republieken
Eenheidsstaten versus gedecentraliseerde eenheidsstaten
Federaties versus confederaties
Het onderscheid monarchie/republiek ziet op de vraag hoe het staatshoofd wordt
geselecteerd. Bij een monarchie is er sprake van een erfelijke vorm van opvolging van het
staatshoofd; in een republiek vindt de selectie plaats door de kiezers of door speciale
instanties of door het parlement.
Van een eenheidsstaat spreken we als bevoegdheden en taken in handen zijn van vooral een
centrale regering en wetgever. Deze centrale regering/wetgever kan er wel toe besluiten om
taken en bevoegdheden over te laten of op te dragen aan lagere overheden maar
kenmerkend voor een eenheidsstaat is dat deze ‘lagere’ overheden gebonden zijn aan
besluiten van de centrale overheid en grondwettelijk niet beschermd zijn tegen een
uitholling van hun eigen taken- en bevoegdhedenpakket.
Wanneer er meer en meer wordt overgelaten aan lagere overheden spreken we van
decentralisatie: een eenheidsstaat wordt een gedecentraliseerde eenheidsstaat.
Het grote verschil met federale staatsvormen is dat in het laatste geval de subonderdelen
van de overkoepelende staat een grondwettelijk bescherm taken- en bevoegdhedenpakket
hebben: de nationale federale wetgever kan dat niet afnemen of veranderen, althans niet
zonder instemming van die deelstaten. Verder kennen federale staten een
tweekamerstelsel, waarbij één parlementskamer de kiezers vertegenwoordigt en de andere
(de Senaat) de deelstaten. Ten slotte is het zo dat als en voor zover die centrale wetgever
bevoegd is, de deelstaten gehouden zijn het federale recht na te leven.
Een confederatie is een lossere samenwerkingsvorm, waarbij de deelstaten hun
soevereiniteit hebben behouden, maar ervoor hebben gekozen een samenwerking aan te
gaan voor gemeenschappelijke zaken. Het grote verschil met de federatie is dat een