SAMENVATTING RECHTSFILOSOFIE
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 (week 1)................................................................................................................................................4
Hoofdstuk 3 (week 2+3)............................................................................................................................................6
Hoofdstuk 4 (week 4)................................................................................................................................................8
Hoofdstuk 6 (week 5)..............................................................................................................................................11
Hoofdstuk 8 (week 6)..............................................................................................................................................14
Hoofdstuk 9 (week 7)..............................................................................................................................................16
Hoofdstuk 10 (week 8+9)........................................................................................................................................18
Hoofdstuk 12 (Week 10).........................................................................................................................................20
Hoofdstuk 17 (week 11)..........................................................................................................................................23
Hoofdstuk 16 (week 12)..........................................................................................................................................25
1
,Filosoof Theorie
Gustav Radbruch-formule:
Radbruch Inherent aan het recht zijn rechtvaardigheid, rechtszekerheid en
doelgerichtheid. Hoe verhouden deze zich?
In beginsel primeert de rechtszekerheid. Als de kloof tussen
rechtszekerheid en rechtvaardigheid te groot wordt, gaat de
rechtvaardigheid primeren.
‘Wettelijk onrecht en bovenwettelijk recht’
Lon. L. Fuller Procedureel natuurrechtsdenken:
Er zijn procedurele normen die inherent zijn aan het recht, zoals de
algemene rechtsbeginselen. Als regels in tegenspraak zijn met deze
normen, ontberen ze rechtskarakter.
Grudge informers:
Vijf plaatsvervangers geven verschillende inzichten over wat te doen met
de rancuneuze aanbrengers na het paarshemdenbewind. Zijn eigen
inzichten komen overeen met die van de tweede plaatsvervanger: het
ontbrak de regering aan rechtsbeginselen die inherent zijn aan het recht,
waardoor het geen geldige wetten waren. Hierdoor kunnen de
aanbrengers niet achteraf worden gestraft.
John Austin Recht:
Definitie: ‘Recht is het geheel aan regels, uitgevaardigd door de soeverein
als bevel met een sanctie eraan verbonden.’
Austin zegt in zijn definitie van recht dus niets over de moraal, maar
slechts over de totstandkoming van recht → rechtspositivist.
Belang gehoorzaamheid:
Rechtsregels worden gesteld door een machtsorde die bevelen kan
afdwingen. De rechtsorde is dus een machtsorde.
John Locke Sociaal contract-theorie:
De natuurtoestand is een volmaakte vrijheid, maar er is geen vastgelegd
recht, onpartijdige rechter, of neutrale sanctionerende macht. Hierdoor is
de kans dat kleine conflicten uit de hand lopen heel groot, waardoor een
staat nodig is. Die staat dient een liberale democratie te zijn.
Doodstraf:
Het leven is een geschenk van God, dus de mens mag er niet over
beschikken. Aangezien mensen gelijk zijn aan elkaar en volgens het sociaal
contract zorg moeten dragen voor elkaar, hebben zij de negatieve plicht
om niet anderen van het leven te beroven, maar ook de positieve plicht om
het leven van anderen te beschermen.
Rechtvaardiging van straffen door de staat:
De staat beschermt leven, vrijheid en eigendom volgens het sociaal
contract. Als een inbreuk gemaakt wordt op een van die dingen, moet de
staat dus ook ingrijpen door te straffen. Dat is hun taak volgens het sociaal
contract.
Democratie:
2
,Het democratiebegrip is materieel of substantieel. Het gaat in een
democratie niet slechts om de keuze van de meerderheid, want die is
tijdelijk. Er zijn ook bepaalde normen inherent aan een democratie, zoals
een machtenscheiding, grondrechten en een rechtsstaat.
Recht op eigendom:
De basis voor eigendom is arbeid. In de natuurtoestand is er nog
gemeenschappelijk eigendom, maar door arbeid wordt dat privé-
eigendom.
Er zijn wel grenzen aan eigendom, namelijk de nood en verspilling.
Ongehoorzaamheid:
De staat heeft (door het sociaal contract) de plicht om individuele rechten
te beschermen en zich aan zijn mandaat te houden. Als hij dit nalaat, hoeft
het volk niet te gehoorzamen. Dit is ook een collectief recht op
ongehoorzaamheid.
3
, HOOFDSTUK 1 (WEEK 1)
Inleiding rechtsfilosofie
Rechtsfilosofie bestaat uit filosofie en recht. De rechtsfilosofie richt zich op de burger in de publieke sfeer en
kijkt naar wat rechtvaardig is.
Recht bestaat uit het positief recht: het geheel van gestelde, regelende en afdwingbare regels dat binnen een
bepaald territorium geldt.
Knelpunten bij deze definitie:
1. Bevoegdheid → wie stelt die regels van het positief recht en hoe komt diegene aan de macht?
2. Toepassing → er is een machtenscheiding, maar is de regel of de toepassing ervan beslissend?
Oliver Holmes: ‘‘recht is niet meer dan een voorspelling van wat rechters gaan doen in een
concreet geval’’
3. Regelend en aanvullend → er is dwang, maar het mag niet gezien worden als dwang.
4. Geheel → er zijn wijd uiteenlopende rechtsgebieden.
Twee rechtsfilosofische stromingen
Er is het positivisme en natuurrecht, wat tegenovergestelde stromingen zijn. Het gaat over de vraag of er een
noodzakelijk verband is tussen de rechtsorde en morele waarden en of het recht geldig kan zijn als het niet aan
minimale morele normen voldoet.
Positivisme
In het rechtspositivisme is geen noodzakelijk, maar alleen een toevallig sociologisch verband. Dat sociologische
verband hangt samen met de wetgever. Dit betekent dat er geen fundamentele rechten zijn die altijd gelden,
het recht is afhankelijk van de periode en de maatschappij. Recht is het geheel van regels dat los van de
heersende ethiek wordt bepaald.
Het recht is gestolde macht, want er moet effectiviteit zijn (macht) en het is vastgelegd in rechtsnormen
(gestold). Effectiviteit gaat over de handhaving van het recht en dus over het perspectief van buitenaf. De
rechtsnormen gaan om het vast hebben gelegd van dit recht, maar nog niet over de effectiviteit.
Natuurrecht
Er moet een band zijn tussen recht en rechtvaardigheid, dat staat niet los van elkaar. In het positieve recht zijn
allerlei open normen die gaan over ethiek, wat bewijst dat er natuurrecht nodig is, om die open normen in te
vullen. Ook geldt volgens natuurrechtsdenkers lex iniusta non est lex, een onrechtvaardige wet is geen wet.
Er is een relatie tussen het recht en de moraal. De interne of de externe moraal: interne moraal gaat over de
algemene rechtsbeginselen, het zijn morele normen die inherent zijn aan het recht. De externe moraal gaat
over religieuze geschriften, waarin bepaalde normen staan, dat zijn externe normen.
Kenmerken van mensenrechten
- Universaliteit → Mensenrechten komen aan iedereen toe en moeten worden herkend en erkend, niet
per se gesteld. Ze zijn universeel.
- Belang → Het zijn zwaarwegende rechten, omdat ze mensen speciaal maken. Alle mensen hebben
belang bij deze rechten en moeten ze waarderen.
4