Inleiding Europees recht
Inhoud
Hoorcollege 1............................................................................................................................................................2
Hoorcollege 2............................................................................................................................................................7
Hoorcollege 3..........................................................................................................................................................11
Hoorcollege 4..........................................................................................................................................................14
Hoorcollege 5..........................................................................................................................................................17
Hoorcollege 6 en 7..................................................................................................................................................20
Hoorcollege 8 en 9..................................................................................................................................................26
Hoorcollege 10 en 11..............................................................................................................................................31
Arresten Inleiding Europees recht..........................................................................................................................36
,Hoorcollege 1
Rode draad:
De EU staat steeds voor crises
Intergouvernementele en supranationale krachten botsen met elkaar
Thema’s
Redenen voor Europese samenwerking
Nooit meer oorlog
Ontwikkelingsgeschiedenis Europese Unie: van EGKS, Euratom en EEG, via EG,
naar EU Samenwerking tussen lidstaten en Europese Unie
1951-1965: de oprichtingsfase
In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht, die samenwerkte om de
producten die voor oorlogvoering nodig zijn te reguleren. Er was al ongeveer dezelfde
organisatie qua organen als de EU nu heeft. Later wilden ze meer samenwerking op politiek en
defensiegebied, maar dat ging moeilijk gezien de politieke omstandigheden, dus werd er
gekozen voor economische samenwerking via de Europese Economische Gemeenschap en de
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom). Daarmee moesten belemmeringen in
handelstarieven en quota worden afgeschaft, wat goed lukte. In 1965 gingen de organen van
deze organisaties samen. Jean Monnet was een belangrijk figuur en de Franse minister van
Buitenlandse Zaken Schuman ook.
Samenwerken, handel en protectionisme uitbannen waren ook doelen op de lange termijn.
1965-1985: Eurosclerose
Lege Stoel-crisis onder De Gaulle, die niet wilde dat er te veel supranationale beslissingen
werden genomen. Frankrijk was daardoor niet meer aanwezig bij de Raad, want die ging de
besluitvorming wijzigen van unanimiteit naar gekwalificeerde meerderheid.
In 1966 kwam het Akkoord van Luxemburg: er moest altijd gestreefd worden naar consensus,
maar eventueel hadden landen een veto. Tot 1986 verdubbelde het aantal leden zich, waardoor
besluitvorming moeilijker werd. In 1974 werd de Europese Raad opgericht, om formele
bijeenkomsten tussen de regeringsleiders te regelen.
Het Hof van Justitie heeft in deze periode wel in het arrest Van Gend en Loos (1963) en
Costa/ENEL (1964) geoordeeld over de rechtsorde van de gemeenschap, waardoor de
soevereiniteit werd begrensd. Ook werden er in 1979 voor het eerst verkiezingen voor het
Europees Parlement gehouden.
1985-2004: de jubeljaren?
De Europese Akte was in 1986 een doorbraak na een aantal jaar weinig actie. Het vormde
plannen om de interne markt te voltooien en vrij verkeer uit te bouwen. Ook werd het stemmen
met gekwalificeerde meerderheid ruimer ingevoerd, waardoor er beter tot besluitvorming kon
worden overgegaan.
Het Verdrag van Maastricht uit 1992 vestigde de Europese Unie, die rustte op drie pijlers: de
drie gemeenschappen, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het terrein
van justitie en binnenlandse zaken. Dit zorgde echter niet voor meer overzicht en duidelijkere
,organisatie, want er bleef veel verdeeldheid. Door dit verdrag kreeg het Europees Parlement
meer bevoegdheden.
In 1997 werd het Verdrag van Amsterdam en in 2001 het Verdrag van Nice ondertekend, wat
een Hoge Vertegenwoordiger voor de GBVB instelde en het terrein van JBZ omdoopte tot
politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Ook traden er tien landen toe tot de EU.
In deze periode kwamen ook anti-EU bewegingen op. Referenda vóór de EU haalden een aantal
keer geen meerderheid.
2004-nu: van crisis naar crisis
Het Grondwettelijk Verdrag, dat alles wilde codificeren, werd door referenda in Frankrijk en
Nederland afgewezen, waardoor het niet werd aangenomen. Het bevatte veel symbolische
elementen die angst zaaiden door een federalistische staat te kenmerken.
In een bepaalde vorm werd het Grondwettelijk Verdrag weer aangenomen bij het Verdrag van
Lissabon in 2009. De symbolische en constitutionele elementen waren eruit gehaald. Sinds het
Verdrag van Lissabon heeft het EU het primaire Unierecht (het VEU, VWEU, Handvest voor de
Grondrechten etc.) en het secundaire Unierecht, dat bestaat uit verordeningen, richtlijnen en
besluiten.
De bankencrisis in 2008 en de vluchtelingencrisis in 2015 leidden ertoe dat grote verschillen
tussen de lidstaten aan het licht kwamen. Ook de Brexit zorgde voor onrust.
Samenstelling, werkwijze en taken van EU-instellingen
De EU heeft een hebdo-partite opzet, wat betekent dat er zeven instellingen zijn, zie art. 13 VEU.
Hierin komen de gescheiden machten redelijk duidelijk naar voren. De term ‘instelling’ is
privilegiërend. Tussen de instellingen is geen hiërarchie, maar in de praktijk heeft de Europese
Raad het primaat.
→ Europese Raad → Art. 15 VEU
De president van de Europese Raad is geen regeringsleider, maar heeft wel een centrale rol in
het politieke leven. De president bereidt de activiteiten voor en bewaakt de continuïteit van de
EU. Het verschilt per lidstaat hoeveel macht de afgevaardigden van de landen op nationaal
niveau hebben.
Bij de Europese Raad zijn ook de voorzitter van de Europese Commissie en de Hoge
Vertegenwoordiger van de GVBV aanwezig.
Taken:
Algemene beleidslijnen vaststellen
o Het heeft geen wetgevende rol, maar wel een dominante rol
Prioriteiten vastleggen
Bemiddelen en problemen oplossen
Strategieën bepalen voor veiligheids- en buitenlandsbeleid
Unanimiteit: alle lidstaten moeten instemmen met de beslissingen van de Europese Raad, er
wordt gestemd bij consensus. De Europese Raad heeft het primaat in de EU: er kunnen geen
belangrijke beslissingen worden genomen zonder instemming hiervan.
→ Raad van Ministers/Raad van de EU → Art. 16 VEU, art. 237-243 VWEU
, Vertegenwoordigers van lidstaten door ministers of staatssecretarissen. De Raad kan
samenkomen in verschillende samenstellingen. Er is een roulerend voorzitterschap van steeds
een half jaar, met nauwe coördinatie tussen opvolgende voorzitters.
Taken:
Betrokken bij wetgeving
o Instemmingsrecht, dus medewetgever
o Hoofdrol bij herziening van de oprichtingsverdragen
Beleidsvorming
o Handelsakkoorden met externe partners
Besluitvorming:
Er zijn verschillende typen meerderheden, afhankelijk van toepasselijke bepalingen VWEU
eerst eenparigheid van stemmen/unanimiteit
soms gewone meerderheid
nu uitgangspunt, sinds de Europese akte: gekwalificeerde meerderheid. Er wordt dan
ook gekeken naar de bevolking die daarin wordt vertegenwoordigd.
o Ten minste 55% van de leden, ten minste 15 in aantal en ten minste 65% van de
bevolking van de EU
o Blokkerende minderheid: ten minste vier leden, vertegenwoordigen ten minste
35% van de bevolking.
o Bij bepaalde beslissingen een ander gekwalificeerde meerderheid → art. 238
VWEU
Supranationaal of intergouvernementeel?
De minister kunnen opdrachten worden meegegeven, wat dat betreft is het
intergouvernementeel.
Het is supranationaal, want er wordt gestemd bij gekwalificeerde meerderheid.
→ Europese Commissie → Art. 17 VEU, art. 244-250 VWEU
Het dagelijks bestuur van de EU en vertegenwoordigt het belang van de EU. Het bestaat uit 27
commissarissen één per lidstaat.
Art. 17 lid 7 → Europese Raad draagt kandidaat-voorzitter voor, het EP moet instemmen, de
voorzitter stelt samen met de Raad commissarissen voor, er is een plenaire hoorzitting van
genomineerden en dan moet het EP ermee instemmen. Stoppen als commissaris kan als het
Parlement de hele EC afwijst, door het Hof van Justitie een commissaris te laten ontslaan of door
de voorzitter.
Taken:
Politieke en beleidsmatige motor van de EU
Wetgevende taak: recht van initiatief
o Geen wetgeving zonder de Europese Commissie
Uitvoerende taken
o Externe vertegenwoordiging: doet veel op internationaal toneel
Vb.: Van der Leyen trad in overleg met Johnson.
o Uitvoerings- en delegatieregelgeving vaststellen
Toezicht op uitvoering van Unierecht door de lidstaten en ondernemingen