Toets Nederlands in de bovenbouw
Boek taal en didactiek – aanvankelijk en technisch lezen
4 e druk, 2016. Hoofdstukken 2 (2.5), 4 (4.1.2 en 4.3), 5 (5.3, 5.4 en 5.5), 6 (6.1, 6.2.2,
6.2.3, 6.2.4, 6.3 en 6.4), 7 (7.4 en 7.5) en 9 (9.3).
Hoofdstuk 2. Het leesproces
2.5. Voordrachtsaspecten van het lezen
Iemand die een tekst leest, past bepaalde leesstrategieën toe om de tekst te decoderen. Kinderen
hebben vaak steun nodig van het hardop verklanken van een tekst. Het hardop lezen van een tekst is
niet alleen een kwestie van decoderen, lezen wat er staat, maar ook van bepaalde expressie.
De voordrachtsaspecten zijn:
1. Uitspraak en articulatie:
Belangrijk is het duidelijk verstaanbaar en correct uitspreken van woorden. Een correcte
uitspraak is wat anders dan een spellinguitspraak. De normale uitspraak van pannenkoek is
/panukoek/. Als je de ‘n’ uitspreekt, dan is dat een spellinguitspraak: je laat je in de uitspraak
van een woord te veel leiden door de spelling. Bij woorden als interview, nonchalant en
coureur kunnen kinderen niet afgaan op de koppeling tussen letter en klank, maar moeten ze
lezen met behulp van de visuele woordvorm. Ze moeten bij deze woorden de
corresponderende uitspraak in het geheugen opslaan.
In methoden voor technisch lezen gebeurt dat vaak aan de hand van spellingcategorieën. De
kinderen leren van elke categorie hoe de uitspraak van bepaalde letters of letterclusters is.
Een correcte uitspraak kan problemen opleveren als een kind bepaalde klanken inslikt of
verkeerd articuleert. Dit kan te maken hebben met een anderstalige achtergrond of
spraakproblemen.
2. Klemtoon:
Klemtoon heeft betrekking op zowel woorden als zinnen. Het woordaccent levert voor
kinderen niet zoveel problemen op, omdat het voor vrijwel alle woorden vastligt. Het
zinsaccent is lastiger, want dat verschilt per zin. Een cursief gedrukt woord of een
accentteken kan voor kinderen een hulpmiddel zijn voor het lezen van de juiste intonatie.
3. Zinsmelodie:
Onder de zinsmelodie verstaan we het verloop in toonhoogte in een zin. Bij een vragende zin
of een gebiedende zin loopt de zinsmelodie omhoog, bij een mededelende zin naar beneden.
Een hulpmiddel voor het bepalen van de juiste zinsmelodie zijn de leestekens. De oorzaak
van het weinig letten op leestekens of ze negeren zit in het feit dat kinderen nog te veel
energie moeten steken in het decoderen van de tekst. Het is zinvol om in het onderwijs
aandacht te besteden aan interpunctie, maar het moet niet te mechanisch gebeuren, los van
de betekenis van zinnen. Anders loop je het risico dat kinderen komen tot een overdreven,
onnatuurlijke uitspraak.
4. Natuurlijkheid en emotionaliteit:
Bij natuurlijkheid gaat het erom dat je in het hardop lezen dezelfde manier van spreken
hanteert als in een gewoon gesprek of een mondelinge presentatie. Je laat bepaalde
gevoelens doorklinken in je manier van lezen en dat je door je stemgebruik duidelijk maakt
of iemand boos, verdrietig, blij et cetera is. Soms kan een lezer informatie halen uit bepaalde
signaalwoorden in een tekst als boos, huilend of chagrijnig.
Je kunt een natuurlijke manier van lezen ook bereiken door personages in een verhaal een
bepalend stemgeluid of accent te geven. Dat is een lastige vaardigheid die tegen het
dramatiseren van een tekst aanligt. Een ander aspect van natuurlijk lezen is dat je het
verschil laat horen tussen de directe rede (dialogen en dergelijke) en de indirecte rede (de
beschrijvingen).
, 5. Tempo:
Bij het leestempo gaat het niet alleen om het vloeiend lezen en een goede leessnelheid,
maar ook om een goede afwisseling van snelle en langzame passages. Kinderen in groep 4
hebben hier vaak moeite mee, omdat ze onvoldoende leeservaring hebben en nog veel
energie moeten steken in het decoderen van de tekst. De leessnelheid is bij de AVI-toetsen
een criterium om vast te stellen of een kind een bepaald leesniveau beheerst.
6. Volume:
De expressiviteit bij het voorlezen wordt ook bepaald door het volume, oftewel de
geluidssterkte waarop je voorleest, en de afwisseling tussen hard en zacht. Dat valt voor een
gedeelte samen met de emotionaliteit. Ook in beschrijvende gedeelten kan afwisseling in
volume heel functioneel zijn. door harder of zachter te spreken, kun je de aandacht van de
toehoorders vestigen op bepaalde zaken.
7. Het lezen van woordgroepen:
Een zin wordt nooit vloeiend uitgesproken. Een spreker last vaak allerlei minieme pauzes in,
meestal op de grens van woordgroepen. We noemen dit lezen van woordgroepen ook wel
frasering. In methoden voor technisch lezen wordt de frasering wel geoefend door in teksten
streepjes onder woordgroepen te zetten.