Het betreft een uitgebreide samenvatting van het vak Klinische Psychologie 3: De klinische praktijk (Open Universiteit). Tevens bevat de samenvatting arceringen van de belangrijke zaken alsook schema's om de stof overzichtelijk te maken.
De samenvatting bevat het volgende:
- Handboek voor gz-p...
Het is een uitgebreide samenvatting die er goed uit ziet, alleen vind ik het vervelend dat er niet duidelijk gestructureerd staat om welke stof het gaat. Het is per studieonderdeel opgezet, maar ik kan niet gemakkelijk zoeken of een bepaald gedeelte van de samenvatting over een bepaald hoofdstuk of artikel gaat. Dit maakt dat ik de online studieomgevie
KLINISCHE PSYCHOLOGIE 3
HANDBOEK VOOR GZ-PSYCHOLOGEN (PB0812222333)
THEMA 1: ORGANISATIE VAN DE ZO RG
Leerdoelen
• De verschillen tussen generalisten en specialisten benoemen
• De professionaliseringsmodellen van generalistische en specialistische psychologen beschouwen
• De generalistische aanpak bij diagnostiek, indicatiestelling, interventie en procesbesturing benoemen
• De generalistische aanpak van contextuele diagnostiek beschrijven
• De beroepsvorming van psychologen beschouwen
• De groei van de klinische psychologie beschrijven
• Rol van beroepsverenigingen voor psychologen beschouwen
• Rol van de wet BIG benoemen
• Verschillende sectoren benoemen waarin generalistisch opgeleide psychologen werkzaam zijn
• Verschillende competentiegebieden van generalistisch opgeleide psychologen beschrijven
• Verschillende competenties van generalistisch opgeleide psychologen benoemen
• Uitleggen hoe de ggz voor volwassenen in Nederland is georganiseerd
• Uitleggen hoe cliënten bij de verschillende ggz-echelons terecht komen.
1.1 WAT IS EEN GENERALIST ?
Binnen deze cursus zien we een generalist als een breedtespecialist.
In wetenschappelijke taal wordt ‘specialisme’ vaak gebruikt ter aanduiding van een tak van
wetenschap wat afzonderlijk beoefend wordt: een deel van een kennisgebied waar iemand bijzonder in
thuis is.
2 professionaliseringsmodellen:
(1) Optelmodel: een professional wordt specialistischer naarmate hij over meer kennis beschikt.
a. Generalist is onervaren en dus nog geen specialist.
(2) Complementaire model: specialist = dieptespecialist; generalist = breedtespecialist.
OPTELMODEL VAN PROFESSIONALISERING
Generalist = die niet ergens (beroepsmatig) in is gespecialiseerd, maar over allerlei onderwerpen een
behoorlijke basiskennis heeft.
- Beschikt over basale kennis: veel terrein van psychische zorgverlening, alle doelgroepen en
sectoren.
- Generalist is een specialist i.o.
1
,Generalistische onderbouw vormt het fundament voor specialisering.
Organisatorische plaatsbepaling: generalisten spelen een rol aan het begin van de zorgcyclus;
vaststellen wat het probleem is en welke oplossing passend is.
➔ Complexe problemen? Doorverwijzing naar specialist.
Gekoppeld aan organisatorische plaatsbepaling onderscheid in doelgroep.
- Generalist: cliënten met welomschreven, eenduidige problemen & cliënten die nog niet weten
waar ze moeten zijn.
- Specialist: cliënten met complexe problemen.
In definiëring (generalist en specialist) gaat een waardeoordeel schuil.
- Generalist: makkelijk toegankelijker en meer allrounder, maar ook pragmatischer (expertise
breed; minder specifiek, meer gebruik standaardoplossingen).
- Specialist: preciezer weet wat hij moet doen, sterker analytisch, vaker gebruik nieuwe
interventies en preciezere instrumenten.
Expertisevorming heeft cumulatief karakter: hoe meer kennis en ervaring, des te beter de kwaliteit
van het professioneel handeling, want oefening baart kunst.
Dus, wat zit in een optelmodel:
(1) Hiërarchische lijn tussen generalist en specialist
(2) Organisatorische plaatsbepaling
(3) Goede generalist wordt als vanzelf een specialist: expertisevorming = cumulatief karakter.
COMPLEMENTAIR MODEL VAN PROFESSIONALISERING
Kritiek optelmodel:
(1) Grootste expert met meeste ervaring is lang niet altijd de beste probleemoplosser.
(2) Waardeoordelen op gespannen voet met de oplossingen die generalisten en specialisten
bieden voor de complexe problemen van cliënten in de ggz.
(3) Waardeoordelen worden ook niet ondersteund door onderzoek; specialisten zijn ervarener en
dus effectiever dan studenten en generalisten – klopt niet.
a. Blijken niet effectiever te worden; zelfs minder effectief.
Boshuizen (1989): het optelmodel gaat voorbij aan het kwalitatief onderscheid dat ontstaat door
scholing en ervaring.
- Expertisevorming leidt tot anders: specialisten kijken en handelen anders dan generalisten.
,Uitgangspunt = expertise van de specialist alleen maar kan toenemen door inperking van zijn
professionele vizier.
Van belang is de erkenning dat naarmate de specialist en de generalist meer expertise ontwikkelen,
ze steeds duidelijker andere zaken gaan zien.
(3) Organisatorische plaatsbepaling: generalist aan de voordeur, specialist in beeld niet opgelost.
a. Efficiency: breedteoplossingen vaak eenvoudiger dan diepteoplossingen
(verwerkingstijd).
b. Pragmatiek: zet je een dieptespecialist aan de voordeur dan heb je veel meer experts
nodig om de hulpvragers op de goede plek te krijgen; generalist ziet vaak in een
oogopslag waar de schoen wringt en welke expertise nodig is.
Door hun verschillende positie ontwikkelen de generalist en de specialist zich ook anders: de kennis
van de generalist aan de voordeur verbreedt zich, en die van de specialist achter de voordeur
verdiept zich.
De verdeling van soort vragen (de cliënten) verschillen niet zoveel van elkaar. Alleen de
argumenten verschillen in de twee modellen.
- Generalistische oplossingen (beter te volgen, meer eigen regie, sneller en goedkoper).
- De specialistische oplossing is de next-best-oplossing, die vooral wordt ingezet als het echt
niet anders kan en het probleem onoplosbaar blijft.
(4) Impliciete waardeoordeel: minder sprake van hiërarchie in complementaire model
(verschil met optelmodel); onderlinge verhoudingen minder complex.
a. Probleem is gelaagd.
b. Voorkeur: generalistische oplossing is doorgaans eenvoudiger te realiseren. Wel
voortdurend besef dat specialist nodig kan zijn.
Vergelijken optelmodel en complementair model: feitelijke procesvoeringen in beide modellen niet
zoveel verschillen.
➔ De onderliggende rationale van beide is sterk verschillend: blijkt uit impliciete
waardeoordeel over de generalist (ene pragmatische redenen, andere breedtespecialist en
noodzakelijke teamplayer binnen gzh-zorg).
Verschillen tussen optel- en complementaire model:
(1) Beschrijving van de verhouding tussen generalisten en specalisten.
a. Optelmodel: specialisten meer ervaren en daardoor meer effect oogsten dan
generalisten (geen wetenschappelijk bewijs).
3
, b. Complementaire model: specialist expertise heft op het gebied van een bepaald
probleem/context, terwijl een generalist brede expertise heeft met oog voor de context
(diepte- en breedtespecialist).
TAKEN EN ROLLEN VAN DE PSYCHOLOOG -GENERALIST
NL organisatie van algemene gezondheidszorg = complementaire model.
- Eerste (noodzakelijke stap): huisarts en POH: is het ‘pluis’ of ‘niet pluis’.
o Hoe minimaler de interventie, des te meer de pt. zelf aan zet blijft.
- Anders doorsturen naar bijv. algemeen ziekenhuis (specialist): wat is er aan de hand waardoor
het zichzelf genezen niet gelukt is.
Psycholoog-generalist:
(1) Verkenning van het probleem: interpretatie van het probleem; zelf aan de slag met eigen probleem.
a. Diagnostiek is contextueel: KOP-model van Paul Rijnders (KLOP-model: van dit
boek) = werkmodel:
i. Klachten: interpreteert dit als resultante van de wisselwerking tussen de omstandigheden van
de cliënt en dienst persoonlijke stijl.
ii. Lijf: door dit boek als aparte factor ingebracht.
iii. Omstandigheden
iv. Persoonlijke stijl.
overeen met het stresscopingmodel: biopsychosociale factoren bepalen het
omgaan met stress.
b. Noodzaak om samen met de cliënt tot een gezamenlijke probleemdefinitie te
komen.
i. Doel: cliënt eigenaar te maken van zijn eigen probleem en het heft in eigen
handen kan nemen.
c. KLOP’en is ook een metafoor voor het proces van samen zoeken naar de meest
passende probleemdefinitie (= een speurtocht waarbij de psycholoog al kloppend op zoek gaat naar
de deur die hem en de cliënt toegang verschaft).
(2) Indicatiestelling: samen met de cliënt op zoek gaan naar welke oplossing voor hem de meest passende is.
a. Perspectief verplaatst van probleem → oplossing.
b. Gaat om focussen en doelen stellen: hoe positiever de doelen en hoe beter ze
aansluiten bij de sterke kanten van de cliënt, des te groter de kans dat ze worden
gerealiseerd.
c. Inventarisatie van mogelijke interventies: verzameling interventies = kernel m.a.w.
effectief bewezen ‘minimale interventies’.
d. Samenvattend: het formuleren van de oplossingsrichting, de concrete doelen en de
interventies die worden ingezet om samen met de cliënt tot doelrealisering te komen.
(3) Uitvoeren van interventies
a. Vertaling van denkwerk → daad.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper SelinaG. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,97. Je zit daarna nergens aan vast.