Staatsrecht
Week 1 – Historische wortels, rechtsstaat, bronnen van staatsrecht
Hoorcollege
Waarover gaat het staatsrecht:
o De organisatie van de staat
Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat (organen van de trias politica)
Bevoegdheidsverdeling (horizontaal en verticaal) en begrenzing van de bevoegdheid
o Grenzen staatsmacht: klassieke en sociale grondrechten
o Regels:
Constitutie en grondwet (kan flexibel of rigide zijn)
In Nederland: rigide grondwet (verzwaarde procedure om de grondwet te wijzigen)
Geschreven/ongeschreven en informele regels (conventies)
Belangrijkste ongeschreven regel: vertrouwensregel
Democratische rechtsstaat = overheid is gebonden aan het recht en burgers hebben invloed
o Legaliteitsbeginsel: bevoegdheden van overheidsorganen kunnen slechts bestaan op grond van een wet en
dienen conform de wet te worden uitgeoefend
o Machtenscheiding (uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht. In Nederland is er meer sprake van een
machtsevenwicht, de wetgevende en uitvoerde macht lopen soms door elkaar)
o Onafhankelijke rechter: ziet toe op de uitoefening door de overheid van haar bevoegdheden, worden voor het
leven benoemd, kunnen niet ontslagen worden
o Grondrechten: bescherming van fundamentele rechten van burgers tegen machtsmisbruik van de overheid, de
overheid mag deze grondrechten wel beperken in andere wetten
Totstandkoming van de Nederlandse Staat
o Landsheerlijke periode (10e – 15e eeuw) niet belangrijk!
o Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1579-1795)
o Franse Tijd (1795-1813)
o Koninkrijk der Nederlanden (1814-1815)
o Verdere verloop tot aan vandaag
Landsheerlijke periode (10e – 15e eeuw)
o Staatsvorm: monarchie, Karel V bestuurde een feodaal koninkrijk
o 1543: personele unie (van Karel V)
o Karel V was de koning/landsheer (was de vertegenwoordiger van God op aarde)
o Het gebied van Karel V werd verdeeld onder stadhouders
o Raad van State: ondersteuning van het bestuur
o Rechtspraak: afhankelijk van de koning
o Staten-Generaal: hierin zat de rijke adel, de kerk/gelovigen, de rijke boeren, de rijke burgerij
o 1555: Karel V treedt af, zijn rijk wordt verdeeld over zijn broer, en zijn zoon: Filips II van Spanje
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1579-1795)
o 1568: de Opstand – 80-jarige oorlog
Vrijheid van godsdienst (Filips II dwong iedereen tot het katholieke geloof en vervolgde protestanten)
Geen belastingen (1/10 van de omzet moest worden afgedragen aan belasting)
Geen onderdeel van de Spanjaarden (tegen de centralisatie van de overheidsmacht)
o 1579: Unie van Atrecht (Zuidelijke Nederlanden)
o 1579: Unie van Utrecht (Noordelijke Nederlanden vormen een confederatie, blijven zelfstandig maar verenigen
zich in defensie en buitenlands beleid)
o 1581: Plakkaat van Verlatinghe (Noordelijke Nederlanden verlaten het Spaanse Rijk en Filips II)
o 1648: Vrede van Munster (gesloten tussen Filips II en de Noordelijke Nederlanden: zorgde voor het einde van de
80-jarige oorlog)
o Hieruit ontstaat uiteindelijk de confederatie: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Gouden eeuw: VOC/WIC
Belangrijkste orgaan: Staten-Generaal besluiten werden met eenstemmigheid van de provincies
(unanimiteit) genomen, bestond daarom uit afgevaardigden van de 7 gewesten, besluitvorming was erg
, Staatsrecht
tijdrovend, elke afgevaardigde was geboden door een last, wanneer de last niet toereikend was, moest
ruggespraak (overleg) worden gehouden
Franse Tijd (1795-1813)
Vestiging van de eenheidsstaat:
o Bataafsche Republiek (1795-1806)
Gecentraliseerde eenheidsstaat
De provincies werden afgeschaft, evenals de oude stadsrechten. De gemeenten waren
ondergeschikt aan het centrale uitvoerende gezag. Voor een zelfstandige positie van decentrale
overheden was geen of weinig plaats
Staatsregeling (eerste grondwet)
Trias politica
Soevereiniteit van het volk, dat zich manifesteert in een gekozen volksvertegenwoordiging, en
zich openbaart in de wet als de algemene wil
Liberale uitgangspunten van vrijheid en gelijk (politiek en economisch)
Staatsregeling voldoet het meest aan de eisen van de democratische rechtsstaat van nu
o Koningkrijk Holland (1806-1810)
Koning: Lodewijk Napoleon
o Inlijving bij Frankrijk (1810-1813)
Napoleon Bonaparte wil centraliseren waardoor Nederland bij Frankrijk wordt ingelijfd
Koninkrijk der Nederlanden (1814-1815)
o Soevereine Vorst en Staten-Generaal
o Wetgevende macht: bij vorst en Staten-Generaal gezamenlijk
o Eenheidsstaat met provincies en steden
o 1815 herziening grondwet (vanwege de vereniging met België):
Invoering tweekamerstelsel (de Eerste Kamer benoemd door de Koning, de Tweede Kamer benoemd
door de Provinciale Staten)
Openbaarheid van vergadering in de Tweede Kamer
Drukpersvrijheid en petitierecht uitdrukkelijk gewaarborgd
Verder verloop tot aan vandaag
o 1815-1830: Nederland verenigd met België
o Nederland = koloniale staat
Bestuur vanuit Nederland, door de uitvoerende macht
Slavernij tot 1863, officieel afgeschaft in 1873
Onderdanen in de koloniën uitgesloten van burgerschapsrechten (bijv. stemrecht)
o 19e en 20e eeuw: democratisering
1848: invoering ministeriële verantwoordelijkheid
1848: rechtstreeks kiesrecht Tweede Kamer
(cijnskiesrecht -> bij het betalen van hoge belastingen had je stemrecht, anders niet)
1917: algemeen mannenkiesrecht
1919: algemeen vrouwenkiesrecht
o 20 en 21e eeuw: dekolonisatie en hervorming Koninkrijk
e
1945-1949: Indonesië strijdt voor onafhankelijkheid
1954: Statuut voor het Koninkrijk
1975: onafhankelijkheid Suriname
1986: Aruba uit de Nederlandse Antillen (afzonderlijk land binnen ons koninkrijk)
2010: hervorming Koninkrijksstructuur
Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten
BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius, Saba) worden openbare lichamen
e
o 20 eeuw: internationalisering
1945: Verenigde Naties
Handvest van de Verenigde Naties
1949: Raad van Europa
1954: Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
1950: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
1967: Europese Economische Gemeenschap (EEG)
, Staatsrecht
1993: Europese Unie met Europees burgerschap
Grondrechten in chronologische volgorde:
o 1815 Drukpersvrijheid + petitierecht
o 1848 Verenigingsvrijheid + onderwijsvrijheid
o 1863 Afschaffing slavernij
o 1917 Onderwijspacificatie + algemeen kiesrecht
o 1954 Inwerkingtreding EVRM
o Jaren ’60 In gehele Koninkrijk is er eindelijk gelijk kiesrecht voor mannen en vrouwen (+ overzeese gebieden)
o 1983 Invoeging van sociale grondrechten in de Grondwet
Regering = ministers + koning
Kabinet = ministers + staatssecretarissen
Parlement = Eerste + Tweede Kamer
Literatuur boek Staatsrecht 2022 (nrs. 4-5,7,62-64)
o Constitutie: het geheel van regels en beginselen dat een staat constitueert en ordent (organisatie en inrichting
van de Staat)
o Grondwet: het document waarin de meest belangrijke regels over de staatsorganisatie en de verhouding tussen
staat en burgers zijn neergelegd
o Elke staat heeft altijd een constitutie, maar hoeft niet altijd een Grondwet te hebben
o Confederatie = verdeling van bevoegdheden tussen centraal niveau en de gewesten, met beperkte
bevoegdheden op centraal niveau, en besluitvorming op het centrale niveau bij unanimiteit
o Wijziging van de grondwet (art. 137 Grondwet):
Eerste lezing: het Parlement moet de wetswijziging met gewone meerderheid aannemen
Ontbinding Tweede Kamer en nieuwe verkiezingen
Tweede lezing: het Parlement moet de wetswijziging met een 2/3 meerderheid aannemen
o Bevoegdheden tussen het Koninkrijk en de afzonderlijke landen zijn geregeld in het Statuut voor het Koninkrijk
der Nederlanden
o Bij rijkswet: aangenomen door alle landen gezamenlijk (Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten) (art. 3)
o Bij gewone wet: aangenomen door alleen het land zelf
Lisanne Groen ‘Bespreking van de Staatsregeling voor het Bataafsche volk (1798)’
Historische achtergrond
o Bataafse Republiek (onder Frans bewind uit de principes van de Franse revolutie bescherming van
fundamentele rechten, volkssoevereiniteit en machtenscheiding)
o Federalisten (maakten zich sterk voor het behoud van de federale structuur van Nederland, waarbij de
provincies een grote mate van zelfstandigheid zouden behouden) – unitariërs (voorkeur ging uit naar een
centraal bestuurde staat)
o Eerste ontwerp-grondwet: 918 artikelen als compromis, niemand was echt tevreden, werd verworpen
o Tweede ontwerp-grondwet: werd op 17 maart 1798 door de volksvertegenwoordiging aangenomen
Inhoud
o Trias politica (Montesquieu)
o Soevereiniteit van het volk, dat zich manifesteert in een gekozen volksvertegenwoordiging en zich openbaart in
de wet als de algemene wil (Rousseau)
o Liberale uitgangspunten van vrijheid en gelijkheid op politiek en economisch terrein
, Staatsrecht
Hemme Battjes ‘Bespreking van de Unie van Utrecht (1579)’
Inhoud:
o De provincies vormden een eenheid, maar de provincies behouden hun rechten en privileges
o Bevoegdheden van de Unie gingen over: defensie en buitenlandse politiek
De provincies mochten niet zonder goedkeuring van de Unie vrede sluiten of oorlog voeren of
confederaties of verbonden met andere landen sluiten
De provincies beloofden elkaar onvoorwaardelijke bijstand in de strijd tegen de landvoogden en
eventuele andere agressors
Er komt een volksleger, waartoe alle mannen tussen de 18 en 60 jaar moeten worden ingeschreven
o Besluitvorming over oorlog, vrede en belastingen zou bij unanimiteit geschieden (stadhouder treedt in
geschillen op als arbiter)
o Godsdienst:
Recht op publieke godsdienstoefening
De vrijheid voor zich in zijn religie te mogen blijven (verbod op vervolging)
Van verbond tot fundamentele wet
o Zo’n 10 jaar na het sluiten van de Unie van Utrecht diende dit niet meer langer als alleen een verbond maar als
fundamentele wet van de vergadering van de Staten-Generaal: de Unie stelde regels voor de samenwerking
tussen de provincies
De instellingen en het bestuur van de Republiek
o Staten-Generaal (wetgevende taak + bestuurstaken)
o De Stadhouder
Ambt van de provincie
o De Staten van Holland (de provincie Holland)
Hadden veel zeggenschap over de besluitvorming, niet enkel in Holland, maar ook in de Staten-Generaal
Raadspensionaris: fungeerde als minister van buitenlandse zaken van de Republiek
Bevoegdhedenverdeling
o De soevereiniteit lag bij de provincies
o De Unie fungeerde als vindplaats van rechtsbeginselen die de staatsrechtelijke verhoudingen in de Republiek
beheersten
o CONFLICT: Oldenbarnevelt (pensionaris van de Staten van Holland) – Maurits (Stadhouder Holland)
De Staten van Holland besloot dat Hollandse steden soldaten in dienst mochten nemen om de door de
religieuze twisten beweerdelijk bedreigde openbare orde te handhaven
Openbare orde viel onder de provinciale bevoegdheid
Maurits: Oldenbarnevelt/Holland brengt de eenheid van de Unie in gevaar
Oldenbarnevelt wordt onthoofd
Arbitrage en conflictenbeslechting
o Unie bevatte geen werkbare conflictenregeling (arbitrage gebeurde alleen op vrijwillige basis)
Godsdienst
o In alle provincies werd alleen de gereformeerde godsdienstoefening toegestaan
o De vrijheid van particuliere godsdienstbeleving bleef bestaan (katholieken werden niet vervolgd)
Confederatie
o Een gemeenschap met een relatief zwak bestuurlijke centrum, waar de soevereiniteit in elk geval nominaal bij
de samenstellende delen, de provincies, lag