Internationaal recht
Week 1: Kennismaking
Hoofdstuk 1:
1.1 wat is internationaal recht?
Het internationaal recht is van oudsher het recht tussen staten onderling. Het is onlosmakelijk
verbonden met geschiedenis.
Langzamerhand werd duidelijk dat staten de belangrijkste spelers zijn in het internationale recht.
Staten maakten en maken afspraken met elkaar en voelen zich verplicht om die na te komen.
Internationaal publiekrecht: het geheel van internationale rechtsregels dat de publiekrechtelijke
rechtsbetrekkingen regelt tussen internationale rechtssubjecten.
Volkerenrecht: recht tussen volkeren of staten. Synoniem voor internationaal (publiek)recht.
Door de handel en de internationale contacten die hieruit voortvloeien, is men gaan beseffen dat
regelgeving noodzakelijk is. Zo zijn onder andere voornoemde internationale regels tot stand
gekomen. Het begrip internationaal staat tegenover het begrip nationaal.
Binnen het nationale recht creëert de soevereine overheid wetten en regels voor burgers op het
eigen grondgebied. Internationaal gelden er andere regels, namelijk regelgeving die staten
waardevol vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals verdragen en internationaal gewoonterecht.
De term publiek staat tegenover privaat. Internationaal privaatrecht richt zich met name op
geschillen tussen natuurlijke personen en/of rechtspersonen onderling. Met internationaal
privaatrecht hebben we te maken als in een privaatrechtelijke situatie sprake is van verbinding
tussen twee of meer landen. Dat is bijvoorbeeld het geval als men via internet in het buitenland een
product koopt of in situaties waarin iemand in het buitenland trouwt of gaat scheiden.
In het internationaal privaatrecht wordt onderscheid gemaakt tussen formeel en materieel recht. Bij
formeel recht gaat het onder meer om procesrecht, maar dan wel om internationaal procesrecht.
Dat gaat onder andere over de rechtsmacht, over de erkenning van buitenlandse uitspraken en
authentieke akten en over internationale samenwerking tussen staten.
Bij rechtsmacht gaat het over de vraag welke rechter bevoegd is. Bij buitenlandse uitspraken kan
men denken aan een echtscheiding die is uitgesproken door een buitenlandse rechter. Een
verklaring van ongehuwd zijn is een voorbeeld van een authentieke akte die nodig is als een
vreemdeling in Nederland wil verblijven bij een Nederlandse partner of bij een andere vreemdeling
die rechtmatig in Nederland verblijft.
Bij het materiele internationaal privaatrecht gaat het om de vraag welk (nationaal) recht van
toepassing is.
Dus hoewel een centraal mondiaal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende macht in
de internationale rechtsorde ontbreekt, hebben staten toch regels vastgesteld in bijvoorbeeld
verdragen. Die behoren tot de bronnen van het recht. Staten hebben sommige internationale
organisaties de bevoegdheid gegeven om besluiten te nemen waarover de staten hebben vastgesteld
dat zij zich aan die besluiten gebonden achten. Ook dat zijn bronnen van recht
1.2 internationale rechtsorde
,de belangrijkste spelers in de internationale rechtsorde zijn staten. Deze kunnen afspraken maken
met andere staten. Dat kan gaan over verschillende onderwerpen.
Vaak worden deze afspraken schriftelijk vastgelegd in overeenkomsten, die we verdragen noemen.
Ook internationale organisaties kunnen verdragen sluiten.
Momenteel zijn er 193 staten lid van de VN. Zij kunnen zelfstandig verplichtingen met andere staten
aangaan. Een aantal andere staten kan dat ook, hoewel zij geen lid zijn van de VN. We spreken in het
internationaal recht dan ook van een horizontale rechtsorde.
Staten zijn min of meer (juridisch) gelijk aan elkaar. Ze zijn zelfstandig bevoegd om
rechtsbetrekkingen met elkaar aan te gaan. Met andere woorden, staten zijn soeverein.
Soevereiniteit: het hoogste of absolute staatsgezag en het juridisch onafhankelijk zijn van staten ten
opzichte van elkaar.
Nederland kan geen regels handhaven in het buitenland. Zo is het Nederlandse bestuursrecht niet
van toepassing in het buitenland. Het is daarom belangrijk te weten waar de nationale rechtsmacht
of jurisdictie eindigt en de regels van de internationale gemeenschap beginnen.
Rechtsmacht: binnen de jurisdictie van een staat heeft de nationale overheid haar eigen
bevoegdheid om regels te stellen en te handhaven.
Omdat staten soeverein zijn op het eigen grondgebied, willen ze ook dat die soevereiniteit door
andere staten wordt erkend en dus is het niet meer logisch dat staten vreedzaam naast elkaar willen
bestaan. Dit noemen we ook wel vreedzame co-existentie. Het is niet de bedoeling dat staten zich
met elkaars binnenlandse aangelegenheden bemoeien.
Hoewel staten soeverein zijn ten opzichte van elkaar, is er in de praktijk ook sprake van onderlinge
afhankelijkheid. Staten hebben elkaar nodig om afspraken met elkaar te maken.
Staten zijn in toenemende mate afhankelijk of interdependent van elkaar. Sommige problemen zijn
niet alleen op te lossen en moeten staten met elkaar samenwerken.
Wisselingen van de politieke wacht in staten kunnen leiden tot andere internationale verhoudingen.
Een groepering die door een staatsgreep de macht grijpt in een land zal mogelijk andere
betrekkingen met andere staten onderhouden dan de voorgaande regering. Maar ook wanneer de
machtsopvolging op democratische wijze verloopt, kan dit grote gevolgen hebben voor de
internationale verhoudingen.
Hoofdstuk 2:
2.1 internationale rechtssubjecten
Bij recht hebben we te maken met rechtssubjecten. Rechtssubjecten zijn de zelfstandige dragers van
rechten en plichten. Met andere woorden, alle actoren die rechtsbevoegdheid bezitten.
In het nationale recht kennen we natuurlijke personen en rechtspersonen als rechtssubjecten. Ook
in het internationale recht hebben we te maken met rechtspersoonlijkheid, want ook daar kunnen
actoren alleen aanspraak maken op rechten of aangesproken worden op plichten als zij
rechtspersoonlijkheid bezitten.
Natuurlijk persoon: de mens als subject van rechten en drager van plichten
Rechtspersoon: publieke of privaatrechtelijke samenwerkingsvorm die net als natuurlijke personen
kan deelnemen aan het rechtsverkeer en dus subject van rechten en drager van plichten is.
,2.2 Staten
Oorspronkelijk regelde het internationaal publiekrecht de verhoudingen tussen staten. De staat is
dus het internationaalrechtelijke subject bij uitstek.
Staat: staten kenmerken zich door een met grenzen afgebakend grondgebied waarop een bevolking
woont die de nationaliteit van die staat heeft waarover door een regering effectief en efficiënt
(staats) gezag wordt uitgeoefend. Voor het zelfstandig en onafhankelijk functioneren van een staat is
het van belang dat hij wordt erkend door andere staten.
Drie criteria voor een staat:
- grondgebied
- bevolking
- een regering oefent er effectief het hoogste gezag uit: soevereiniteit
Deze criteria komen we niet in ons nationale recht tegen, maar zijn historisch gegroeid in het
internationale gewoonterecht.
Een staat dient te beschikken over grondgebied. Hoe groot dit grondgebied is, is niet relevant. Onder
grondgebied verstaan we niet alleen het land, maar ook de binnenwateren, zee en de lucht boven
deze gebieden.
Het is vereist dat de grenzen exact vaststaan.
Enclave: grondgebied van een staat dat geheel wordt omsloten door het grondgebied van een
andere staat. In Nederland bijvoorbeeld Baarle-Hertog, dat tot België behoort.
Noodzakelijk is dat op het grondgebied een bevolking woont. Het gezag moet immers door iemand
en over iemand worden uitgeoefend. Er is geen minimumaantal inwoners vastgesteld.
De juridische relatie tussen een staat en zijn bevolking is gebaseerd op de nationaliteit van de
burgers. Een staat kan personen de nationaliteit van die staat toekennen. Er bestaat dan een verschil
tussen bewoners van een staat die wel de nationaliteit van die staat hebben (onderdanen) en
bewoners die niet de nationaliteit van de staat bezitten (vreemdelingen).
Dat verschil heeft ook rechtsgevolgen. Alleen onderdanen van de staat hebben in beginsel toegang
tot de staat. Toegang van vreemdelingen kan dan afhankelijk gemaakt worden van bijvoorbeeld een
visum of de toegang kan zelfs geweigerd worden.
De staat kan zijn onderdanen in het buitenland ook bescherming bieden.
Het is niet zo dat staten onbeperkt onderscheid mogen maken tussen onderdanen en
vreemdelingen. Het discriminatieverbod zoals dat in verschillende mensenrechtenverdragen is
vastgelegd, beperkt die mogelijkheid tot onderscheid aanzienlijk.
Iedere persoon heeft recht op bescherming van de staat op wiens grondgebied hij verblijft.
Ius sanguinis: recht dat iemands nationaliteit bepaalt aan de hand van diens afstamming, ofwel de
nationaliteit van zijn of haar (voor) ouders. Daarom ook wel afstammingsbeginsel genoemd.
Letterlijk: recht van bloed.
Ius soli: recht dat iemands nationaliteit bepaalt aan de hand van de plaats, dus het grondgebied waar
iemand geboren is. Daarom ook wel territorialiteitsbeginsel genoemd. Letterlijk: recht van grond.
Ook moet er sprake zijn van een overheid die effectief gezag doet gelden. Ook andere organisaties
dan de staat kunnen regels maken, denk bijvoorbeeld aan verenigingen, kerken en
, vennootschappen. Bijzonder voor de staat is dat hij als enige de naleving van deze regels met geweld
kan afdwingen, het zogenoemde geweldsmonopolie.
De positie van de staat is dus uniek. We kunnen dus stellen dat de regels van de staat de hoogste zijn
binnen een bepaald gebied, wat wil zeggen dat de staat soeverein is.
Naast de eerder genoemde drie criteria komen we nog een vierde criterium tegen: de erkenning
door andere staten. Dit is geen vereiste om vast te stellen of sprake is van een staat. Hierbij moeten
we een onderscheid maken tussen de erkenning van de staat en de erkenning van de regering van
een staat.
Erkenning is een eenzijdige rechtshandeling naar internationaal recht, dat wil zeggen dat zij op
rechtsgevolg is gericht, namelijk dat de staat die erkent, aangeeft relaties te willen aangaan. Met
deze erkenning bevestigt de staat die erkent in feite omstandigheden die al bestaan. In plaats van
een constituerend element kunnen we dus spreken van een declaratoir of verklarend element.
Het is van belang voor een staat om relaties met andere staten aan te gaan, blijkt dat erkenning door
andere staten wel degelijk van wezenlijk belang is. A contrario: wanneer een entiteit aan de hiervoor
genoemde eerste 3 criteria voldoet en dus feitelijk een staat is, heeft het er niets aan wanneer
andere staten haar niet erkennen en er geen relaties mee aangaan.
Of een staat al dan niet erkend wordt door andere staten heeft vaak met niet-feitelijke of niet-
juridische overwegingen te maken, waarbij met name politieke overwegingen een rol spelen.
Erkenning hoeft overigens niet per se uitdrukkelijk (de iure) te gebeuren, maar kan ook stilzwijgend
(de facto) blijken uit het sluiten van bijvoorbeeld een bilateraal verdrag.
De iure: volgens het recht.
De facto: in feite, staat tegenover de iure en beschrijft de formele situatie.
Naast erkenning van een staat is er dus ook sprake van erkenning van een regering van een staat.
Wanneer een groepering een staatsgreep pleegt in een land kan het ertoe leiden dat andere staten
deze nieuwe regering niet erkennen. Men erkent nog wel de staat en de continuïteit ervan, maar niet
de nieuwe machthebbers. Deze vorm van erkenning is bij uitstek politiek gemotiveerd. Ook kan het
zijn dat men de regering niet erkent wanneer deze na verlies bij democratische verkiezingen weigert
af te treden.
Het erkennen daarentegen van een regering voordat deze wettig tot stand is gekomen is in beginsel
een onrechtmatige daad.
Drie manieren hoe staten tot stand komen:
- als twee of meer bestaande staten zich samenvoegen.
- Doordat een nieuwe entiteit zich afscheidt van het grondgebied van een al bestaande staat.
- Ontbinding van bestaande staten.
Staten hebben recht op vreedzame co-existentie, onafhankelijkheid en gelijkwaardigheid. In de
beginperiode van het internationale recht was het recht op vreedzame co-existentie (samenleving)
een kenmerk. De soevereiniteit van staten moest worden afgebakend. Later stelde men vast dat het
beter is om samen te werken, omdat niet alle doelen zelfstandig kunnen worden gerealiseerd.
Automatisch gevolg van die vreedzame co-existentie zijn het recht op onafhankelijkheid of
soevereiniteit en op gelijkwaardigheid. Zonder die twee rechten kan moeilijk sprake zijn van
vreedzame co-existentie.
Doordat staten soeverein zijn, zijn ze dus gelijkwaardig.