Tentamen Personen- en Familierecht
Tentamen Personen- en Familierecht
HBO-Rechten Leerjaar 1
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en naamrecht
1.1 Juridische persoon
Een persoon is degene die drager van rechten en verplichtingen kan zijn. Het kunnen hebben van
rechten en verplichtingen wordt ook wel rechtsbevoegdheid genoemd. Rechtsbevoegdheid wil zeggen
bevoegdheden die iemand heeft op basis van de wet. Volgens artikel 1:1 lid 1 BW is iedereen in
Nederland vrij en bevoegd tot het hebben van burgerlijke rechten. Iedereen is op gelijke wijze
rechtsbevoegd, ongeacht geslacht, geloof etc.
Het zijn van een persoon, ook wel de persoonlijkheid genoemd, begint bij de geboorte van een kind.
Aanvullend vereiste is dat het kind levend ter wereld komt. Artikel 1:2 BW bepaalt namelijk dat als een
kind dood ter wereld komt, het wordt geacht nooit te hebben bestaan. Sinds 2019 is het wel mogelijk de
geboorte van een kind dat levenloos ter wereld komt officieel te laten opnemen in de Basisregistratie
Personen (BRP).
Artikel 1:2 bepaalt verder dat een ongeboren kind als geboren wordt aangemerkt, als het belang van dat
kind daarom vraagt. In bepaalde situaties kan een kinderbeschermingsmaatregel al nodig zijn voordat
een kind is geboren. Bijvoorbeeld wanneer de aanstaande moeder zichzelf, en daarmee het ongeboren
kind, in gevaar brengt door alcohol en/of drugsgebruik. De rechter kan dan een ondertoezichtstelling
uitspreken over het ongeboren kind. In de praktijk wordt er jeugdzorg aangesteld. Zij maken samen met
de moeder afspraken, gericht op het voorkomen of beperken van beschadiging van het ongeboren kind.
Een andere situatie waarin in het belang van een ongeboren kind is om als geboren te worden
beschouwd, is bij een nalatenschap. Om als erfgenaam te worden aangemerkt, moet iemand bestaan.
Met behulp van artikel 1:2 BW kan een ongeboren kind erfgenaam zijn, mits het levend ter wereld komt.
Op dat moment heeft de rechtsbevoegdheid in het belang van het kind terugwerkende kracht. Dat wil
zeggen dat het kind al recht heeft op de erfenis voordat het geboren is.
Persoonlijkheid eindigt als iemand overlijdt. Alle rechten en verplichtingen die op dat moment nog
bestaan, gaan over op de erfgenamen.
1.2 Bloed- en aanverwantschap
1.2.1 Bloedverwantschap
Bloedverwantschap duidt op de relatie tussen personen op basis van de geboorte uit bepaalde ouders.
Dit wordt ook wel biologische bloedverwantschap genoemd. Juridische bloedverwantschap ontstaat ook
wanneer een man een kind erkent van wie hij niet de biologische vader is (artikel 1:203 BW e.v.). Als de
moeder van een kind op het moment van geboorte getrouwd is met een man of vrouw die geen
biologische band heeft met het kind, dat ontstaat er juridische bloedverwantschap tussen het kind en
,die man of vrouw (artikel 1:198, artikel 1:199 BW). Dit is ook het geval bij geregistreerd partnerschap. En
bij adoptie ontstaat bloedverwantschap tussen de adoptieouder en het geadopteerde kind (artikel 1:229
BW). Juridische bloedverwantschap wil dus zeggen het bestaan van een juridische relatie tussen
personen, vaak aangeduid als familierechtelijke betrekking.
Elke geboorte die als het ware tussen twee personen in staat, wordt als een graad aangemerkt (artikel
1:3 lid 1 BW). Getal der geboorten. Zo is de bloedverwantschap tussen vader en dochter eerstegraads en
tussen opa en kleindochter tweedegraads. Om de graad van verwantschap tussen personen te kunnen
vaststellen, moeten we dus kijken naar het aantal geboorten dat deze personen van elkaar scheidt. Dit is
ook directe bloedverwantschap in directe linie.
Om de verwantschap met oom/tante, broer/zus of neef/nicht te bepalen, moeten we eerst opklimmen
tot de gemeenschappelijke stamvader of –moeder. Ook daarbij telt elke geboorte als een graad. Zo is de
verwantschap tussen broer en zus tweedegraads en tussen een persoon en een oom of tante
derdegraads. Dit wordt bloedverwantschap in zijlinie genoemd.
Er zijn verschillende redenen waarom het van belang kan zijn om de graad van bloedverwantschap vast
te stellen. Zo speelt het een rol in het erfrecht. Ook kan verwantschap een beletsel zijn om met iemand
te trouwen. Artikel 1:41 BW bepaalt namelijk dat een huwelijk niet mag worden gesloten tussen bloed-
en aanverwanten in de eerste en tweede graad.
1.2.2 Aanverwantschap
Wanneer een persoon met iemand trouwt, ontstaat er een juridische relatie tussen die persoon en de
bloedverwanten van de ander. Deze relatie wordt in artikel 1:3 lid 2 BW aanverwantschap genoemd.
Hetzelfde geldt voor een persoon die een geregistreerd partnerschap aangaat met een ander.
Aanverwantschap ontstaat alleen door een huwelijk of geregistreerd partnerschap, niet door
samenwoning. Wanneer iemand aanverwant is, dan leidt dit tot bepaalde bevoegdheden in zaken die
gaan over gezag en voogdij, alsook verplichtingen in alimentatiezaken. Zo kan een aanverwant van een
kind de rechtbank verzoeken om een voogd over dat kind te benoemen (artikel 1:299 BW).
Aanverwantschap wordt niet opgeheven door het eindigen van het huwelijk of geregistreerd
partnerschap (artikel 1:3 lid 3 BW).
1.3 Familie- en gezinsleven
1.3.1 Art. 8 EVRM
In artikel 8 EVRM is het recht op familie- en gezinsleven vastgelegd:
‘Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn
correspondentie.’
Uit deze bepaling volgt dat iedereen recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven, ook wel
family life genoemd. Ongerechtvaardigde inmenging in de uitoefening van dit recht door
overheidsorganen is niet toegestaan.
Bij family life gaat het om het hebben van een nauwe persoonlijke betrekking met een ander, vaak een
kind. Daarmee wordt niet alleen bedoeld een nauwe persoonlijke band tussen ouders en kinderen, maar
ook tussen kinderen en grootouders, andere bloedverwanten en zelfs niet-bloedverwanten.
,Samenwoning is geen vereiste voor familie- en gezinsleven, maar in veel gevallen is het wel een
indicatie.
Het Marckx-arrest is voor het Nederlandse familierecht van groot belang geweest. Met name in kwesties
over het recht op omgang, ouderlijk gezag na scheiding, uitoefenen van gezag door ongehuwde ouders,
kinderbeschermingsmaatregelen en de rechtspositie van pleegouders.
1.3.2 Situatie van family life
Het EHRM heeft vele uitspraken gedaan over het al dan niet bestaan van family life. Volgens vaste
jurisprudentie van het EHRM bestaat tussen mensen die met elkaar getrouwd zijn gezinsleven. In de
meeste gevallen houdt een huwelijk in dat mensen met elkaar samenwonen. Maar ook wanneer
gehuwden niet met elkaar samenwonen, kan family life onder bepaalde omstandigheden worden
aangenomen.
Tussen een kind en de biologische moeder bestaat automatisch family life. Dit is echter niet het geval
tussen het kind en de biologische vader. Wanneer de ouders niet met elkaar gehuwd zijn, geen
geregistreerd partnerschap hebben en niet met elkaar samenwonen, moet er sprake zijn van
bijkomende omstandigheden om te kunnen spreken van family life.
Tussen een kind en andere bloedverwanten kan eveneens sprake zijn van family life. Denk hierbij aan de
relatie tussen kind en oom of tante. Om in dit geval te kunnen spreken van family life moet vast komen
te staan dat de contacten met het kind ruimer zijn dan de gebruikelijke, in het dagelijks verkeer
plaatsvindende, contacten tussen het kind en de desbetreffende bloedverwant. Het enkele bestaan van
bloedverwantschap is dus onvoldoende om family life aan te nemen. Er moeten bijkomende bijzondere
omstandigheden zijn waaruit volgt dat tussen kind en bloedverwant een band bestaat die onder de
bescherming van artikel 8 EVRM valt.
Family life kan ook bestaan tussen een kind en een niet-bloedverwant. Een veelvoorkomende situatie is
family life binnen een pleeggezin. Wanneer een kind in een pleeggezin wordt geplaatst, kan een nauwe
persoonlijke betrokkenheid ontstaan tussen kind en pleegouders. In beginsel wordt hiervoor een termijn
van minimaal een jaar aangehouden. Een pleegkind kan na een jaar niet zomaar uit het pleeggezin naar
een ander gezin of instelling worden overgeplaatst. Pleegouders kunnen zich hiertegen verzetten met
een beroep op artikel 8 EVRM. Een dergelijk beroep slaagt alleen wanneer de rechter het in het belang
van het kind acht dat het bij de pleegouders blijft. Dit is een geoorloofde inbreuk op het familieleven
(artikel 8 lid 2 EVRM).
1.3.3 Verbreking family life
Family life kan worden verbroken door latere gebeurtenissen. Om verbreking van family life aan te
nemen, moet worden voldaan aan strenge criteria. Bij adoptie wordt family life met de oorspronkelijke
ouders verbroken. Bij gescheiden ouders is dit niet zomaar het geval.
1.4 Voornaam
In verschillende internationale verdragen is het naamrecht vastgelegd: elk kind dat wordt geboren, heeft
recht op een naam. Aan de hand van een naam kan iemand worden geïdentificeerd. Ook draagt het
hebben van een naam bij aan iemands identiteit.
, Artikel 1:4 lid 1 BW bepaalt dat iemand de voornaam of voornamen heeft die in zijn geboorteakte zijn
opgenomen. Een akte is een schriftelijk en ondertekend stuk dat tot bewijs kan dienen. In dit geval het
bewijs wanneer een kind geboren is.
Een authentieke akte is bedoeld om een feit of handeling vast te leggen en als bewijs te dienen (artikel
156 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV)). Een geboorteakte is een authentieke akte.
Wanneer een kind geboren wordt, moet daarvan aangifte worden gedaan bij de burgerlijke stand van de
gemeente. Degene die de geboorteaangifte doet, moet een of meerdere voornamen van het kind
opgeven, de achternaam, geboortedatum, geboorteplaats en het tijdstip van geboorte. Hierin komen
ook de gegevens van de ouders te staan.
De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die
opgepast zijn, of gelijk zijn aan een achternaam tenzij die achternaam ook een gebruikelijke voornaam
is.
Volgens artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechtbank iemands voornaam wijzigen op verzoek van de persoon
zelf of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger. Het kan gaan om een volledige wijziging van
iemands naam of het toevoegen van een of meerdere namen aan een bestaande voornaam. Een
verzoek tot voornaamswijziging wordt niet zomaar toegewezen en moet goed onderbouwd zijn.
Redenen om een voornaam te wijzigen kunnen zijn:
− Er staat een fout in de geboorteakte (spelfout).
− Iemands voornaam is emotioneel belastend (pesten).
− Er wordt vernoemd naar een persoon met wie iemand een bijzondere band heeft of had.
− Iemand is transgender of transseksueel.
− Een voornaam is normaal in een bepaald land, maar in het Nederlands erg vreemd (‘Hang’).
− Er is sprake van een gewijzigde geloofsovertuiging.
− Iemand maakt al heel lang gebruik van een naam die afwijkt van zijn officiële naam.
1.5 Geslachtsnaam
In artikel 1:5 BW zijn regels opgenomen die gaan over de geslachtsnaam, ook wel achternaam genoemd.
1.5.1 Algemene bepalingen geslachtsnaam
Artikel 1:5 lid 4 BW ziet op de meest voorkomende situatie: als een kind bij geboorte in
familierechtelijke betrekking staat tot twee ouders, dan mogen de ouders de geslachtsnaam van hun
kind kiezen. Dit kan de naam van de moeder of die van de vader zijn. De naamkeuze van het eerste kind
heeft gevolgen voor alle kinderen die erna worden geboren (artikel 1:5 lid 8 BW). Het idee hierachter is
dat er zo veel mogelijk eenheid van naam is en kinderen binnen één gezin niet allemaal verschillende
achternamen hebben. Maken ouders geen keuze, dan krijgt het kind de naam van de vader (artikel 1:5
lid 5 BW).
Wanneer een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, dan krijgt het zijn
moeders achternaam. Is het kind 16 of 17 jaar oud op het moment dat de familierechtelijke betrekking
tot de tweede ouder ontstaat, dan beslist het kind zelf welke achternaam het heeft (artikel 1:5 lid 7 BW).
1.5.2 Geslachtsnaam bij adoptie