Algemene bepalingen en naamrecht
Personen- en familierecht – hoofdstuk 1
Als we het hebben over een persoon bij personen- en familierecht kan dat een natuurlijk persoon zijn
(een mens van vlees en bloed) of een rechtspersoon (bedrijven, stichtingen en verenigingen).
Een persoon is: degene die drager van rechten en verplichtingen kan zijn. Dit wordt ook wel
rechtsbevoegdheid genoemd -> bevoegdheden die iemand heeft op basis van de wet. Het zijn van
een persoon, ook wel de persoonlijkheid genoemd, begint bij de geboorte van een kind. Een kind dat
levenloos ter wereld komt, wordt geacht nooit te hebben bestaan. Sinds een nieuwe wetswijziging in
2019 is het wel mogelijk om de geboorte van dat kind op te laten nemen in de Basisregistratie
Personen.
Art. 1:2 BW bepaalt verder dat een ongeboren kind als geboren wordt aangemerkt als het belang van
dat kind daarom vraagt. Dit is bijv. in situaties waarbij een kinderbeschermingsmaatregel al nodig was
voordat het kind was geboren. Een andere situatie waarin het in het belang van een ongeboren kind
is om als geboren te worden beschouwd, is bij een nalatenschap -> erfgenaam zijn.
Persoonlijkheid eindigt als iemand overlijdt. Alle rechten en verplichtingen die op dat moment nog
bestaan, gaan over op de erfgenamen.
Bloed- en aanverwantschap
Bloedverwantschap duidt op de relatie tussen personen op basis van de geboorte uit bepaalde
ouders -> biologische bloedverwantschap.
Juridische bloedverwantschap ontstaat bijvoorbeeld ook wanneer een man een kind erkent van wie
hij niet de biologische vader is. Als de moeder van een kind op het moment van de geboorte
getrouwd is met een man of vrouw die geen biologische band heeft met het kind, dan ontstaat er
juridische bloedverwantschap tussen het kind en die man of vrouw. Dit is ook het geval bij
geregistreerd partnerschap en adoptie. Juridische bloedverwantschap wil dus zeggen: het bestaan
van een juridische relatie tussen personen, vaak aangeduid als familierechtelijke betrekking.
Om de graad van verwantschap tussen personen te kunnen vaststellen, moeten we kijken naar het
aantal geboorten dat deze personen van elkaar scheidt. De bloedverwantschap tussen jou en jouw
opa is bijv. tweedegraads. Als een bloedverwant in de eerste of tweede graad is, is het een
bloedverwantschap in de rechte linie.
Een bloedverwantschap in de zijlinie is een verwantschap met bijv. een oom, zus of nicht. Hierbij
moet er eerst opgeklommen worden tot de gemeenschappelijke stamvader of -moeder. Ook hierbij
telt elke geboorte als een graad. Vervolgens afdalen naar de oom, zus etc in kwestie, waarbij weer
elke geboorte als een graad telt.
Er zijn verschillende redenen waarom het van belang kan zijn om de graad van bloedverwantschap
vast te stellen. Het speekt bijv. een rol in het erfrecht en het kan een beletsel zijn om met iemand te
trouwen -> bloedverwanten in de eerste en tweede graad mogen niet met elkaar trouwen.
,Wanneer een persoon met iemand trouwt, ontstaat er een juridische relatie tussen die persoon en de
bloedverwanten van de ander -> aanverwantschap. Dit is ook zo bij geregistreerd partnerschap.
Aanverwantschap ontstaat alleen door een huwelijk of geregistreerd partnerschap, niet door
samenwoning. Aanverwant zijn leidt tot bepaalde bevoegdheden in zaken die gaan over gezag en
voogdij, alsook verplichtingen in alimentatiezaken.
Familie- en gezinsleven
In art. 8 EVRM is het recht op familie- en gezinsleven vastgelegd. Uit deze bepaling volgt dat iedereen
recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven, ook wel family life genoemd. Bij family life
gaat het om het hebben van een nauwe persoonlijke betrekking met een ander, vaak een kind. Dit
kan ook om de band gaan tussen bijv. kind en grootouder.
Marckx-arrest -> uitspraak van EHRM dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat burgers een normaal
gezinsleven kunnen leiden. In dit arrest oordeelde het EHRM dat de Belgische wet niet in
overeenstemming was met art. 8 EVRM en een inbreuk vormde op het recht op family life.
Aangezien er geen wettelijke definitie is, wordt de vraag of er sprake is van family life regelmatig aan
de rechter voorgelegd. Hierna een aantal uitspraken waarin deze vraag door de rechter is
beantwoord:
1. Gehuwden: volgens vaste jurisprudentie van het EHRM bestaat tussen mensen die met elkaar
getrouwd zijn gezinsleven.
2. Biologische vader: tussen een kind en de biologische moeder bestaat automatisch family life.
Dit is echter niet het geval tussen het kind en de biologische vader. Wanneer er geen sprake
is van huwelijk, partnerschap of samenwonen tussen de ouders, moeten er bijkomende
omstandigheden zijn om te kunnen spreken van family life.
3. Naaste bloedverwanten: tussen een kind en andere bloedverwanten kan eveneens sprake
zijn van family life. Ook hierbij moeten bijkomende bijzondere omstandigheden zijn waaruit
volgt dat tussen het kind en de bloedverwant een band bestaat. Het contact tussen het kind
en de bloedverwant moet ruimer zijn dan het gebruikelijke.
4. Niet-bloedverwanten: family life kan ook bestaan tussen een kind en een niet-bloedverwant,
bijv. een pleeggezin.
Verbreking van family life
Om verbreking aan family life aan te nemen, moet worden voldaan aan strenge criteria. Bij adoptie
wordt family life met de oorspronkelijke ouders verbroken. Als er een tijd geen contact is geweest
tussen ouder en kind, betekent dit niet meteen dat het family life is verbroken.
Voornaam
In verschillende internationale gedragen is het naamrecht vastgelegd: elk kind dat geboren wordt
heeft recht op een naam. Art. 1:4 lid 1 BW bepaalt dat iemand de voornaam of voornamen heeft die
staan in zijn geboorteakte. Een akte is een schriftelijk en ondertekend stuk dat tot bewijs kan dienen.
,Een authentieke akte is bedoeld om een feit of handeling vast te leggen en als bewijs te dienen, bijv.
een geboorteakte. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op
te nemen die ongepast zijn, of gelijk zijn aan een achternaam tenzij die achternaam ook een
gebruikelijke voornaam is.
Volgens art 1:4 lid 4 BW kan de rechtbank iemands voornaam wijzigen op verzoek van de persoon zelf
of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger. Een verzoek tot naamswijziging wordt niet
zomaar toegewezen en moet goed zijn onderbouwd.
Geslachtsnaam
In art 1:5 BW zijn de regels opgenomen die gaan over de geslachtsnaam, ook wel achternaam
genoemd. Iemands geslachtsnaam wordt dwingend bewezen door de geboorteakte -> bewijsfunctie
geboorteakte. Er zijn verschillende gevallen waarin een wijziging van een achternaam mogelijk is.
Tot slot bepaalt art. 1:9 BW dat wanneer iemand trouwt (of geregistreerd partnerschap aangaat), hij
het recht heeft de achternaam van zijn partner te gebruiken in plaats van zijn eigen naam. Na
ontbinding van het huwelijk of partnerschap mag iemand de naam van zijn ex-partner blijven
gebruiken. Dit verandert wanneer iemand een nieuw huwelijk of partnerschap aangaat.
, Woonplaats en burgerlijke stand
Personen- en familierecht – hoofdstuk 2
Het hebben van een vaste woon- of verblijfplaats heeft belangrijke gevolgen voor de wijze waarop
iemand invulling kan geven aan zijn rechtsbevoegdheid (rechten en verplichtingen). Iemands
woonplaats wordt geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). De BRP is een landelijk systeem
dat persoonsgegevens bevat van mensen die in Nederland wonen of gewoond hebben.
Woonplaats
In plaats van woonplaats wordt ook de term domicilie gebruikt. De wet maakt onderscheid tussen de
eigenlijke en de gekozen woonplaats. Art. 1:10 lid 1 BW bepaalt dat de woonplaats van een natuurlijk
persoon zijn ‘woonstede’ is -> het adres waar iemand officieel woont en is ingeschreven. Verder
wordt met woonstede ook bedoeld de plaats waar iemand ’s nachts regelmatig slaapt. Als iemand
geen woonstede heeft, dan wordt de plaats waar hij feitelijk verblijft beschouwd als zijn woonplaats -
> werkelijk verblijf.
De eigenlijke woonplaats
De eigenlijke woonplaats kan worden onderverdeeld in de zelfstandige en afhankelijke woonplaats.
Volwassenen hebben meestal een zelfstandige woonplaats -> dat iemand, onafhankelijk van een
ander, op een plaats woont die in juridische zin als woonplaats wordt aangemerkt.
Daarnaast kennen we de afhankelijke woonplaats, oftewel de afgeleide woonplaats. Uit art. 1:12 lid 1
BW volgt dat een minderjarig kind en iemand die onder curatele staat een afhankelijke woonplaats
hebben. Afhankelijk, want de woonplaats hangt af van de woonplaats van de wettelijke
vertegenwoordiger.
Zowel een minderjarige als een onder curatele gestelde is handelingsonbekwaam en heeft een
wettelijke vertegenwoordiger. Handelingsonbekwaam betekent dat ze niet bevoegd zijn om
zelfstandig rechtshandelingen te verrichten.
Woonplaats minderjarige -> is afhankelijk van de woonplaats van degene die het gezag over hem
heeft, meestal zijn ouder of ouders. Heeft een kind twee wettelijke vertegenwoordigers die niet
samenwonen, dan volgt het kind de woonplaats van degene bij wie hij feitelijk woont of het meest
recentelijk woonde.
Woonplaats curatele -> iemand die onder curatele is gesteld volgt de woonplaats van zijn curator.
Voor kinderen die jeugdhulp nodig hebben speelt het woonplaatsbeginsel een rol. Het
woonplaatsbeginsel regelt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor jeugdhulp. De kosten
van jeugdhulp komen voor rekening van de gemeente waar een kind zijn woonadres heeft volgens de
BRP.