Samenvatting Literatuur – Theorieën over
Ontwikkelingsgebieden
Week 5, Week 6, en Week 7
Maart 2023
,Hoofdstuk 10 - Het vermogen ontwikkelen om de wereld te zien
Introductie
Perceptie
o Grootte constantheid -> object waar te nemen alsof het dezelfde grootte
heeft wanneer het op verschillende kijkafstanden wordt gepresenteerd.
Binoculaire parallax -> discrepantie in de informatie die door elk oog
wordt ontvangen. Wanneer we scherpstellen op nabije objecten, is de
parallax tussen de twee ogen groot.
Motie parallax -> Verschil in schijnbare beweging als we het
gezichtspunt van nabije en verre objecten verschuiven, afhankelijk
van de relatieve afstand van die objecten
o Vorm constantheid -> een perceptueel mechanisme dat ons in staat stelt te
begrijpen dat een object dezelfde vorm behoudt, ook al ziet het er anders uit
naarmate we verschillende gezichtspunten innemen.
William James zegt dat een pasgeboren baby de wereld als een “blooming, buzzing
confusion” ziet; oftewel, je leert perceptie door ervaringen
Perceptie van de wereld als 3D
We worden geboren met de vaardigheid om de wereld in 3D te zien
Gibson en Walk (1960) onderzochten of baby’s diepte kunnen zien (aldus 3D
waarnemen) -> gebruikten de ‘visual cliff’
Observeerde dat baby’s niet over de klif kropen naar hun moeder toe
Als de baby's in staat waren binoculaire parallax te interpreteren, is dit niet de enige
manier waarop ze de diepe kant van het apparaat konden waarnemen.
o Baby's bleven voorzichtig zelfs als ze een ooglapje droegen.
Kan ook zijn dat baby’s motie parallax gebruikten om diepte waar te nemen
o Ze zouden ervaren hebben dat de rand van de plank aanzienlijk verschuift op
het netvlies, terwijl het patroon op het oppervlak onder de afgrond in
mindere mate verschuift
Campos (1992) vond dat baby’s die net begonnen waren met kruipen een angstreactie
toonde (versnelde hartslag), en baby’s die nog niet kropen toonden geen angstreactie
(verlaagde hartslag)
Een opvolgende studie keek naar baby’s die ervaring hadden met een rollator en
baby’s die dit nog niet hadden gedaan -> die met ervaring toonde meer angst bij de
visual cliff
Bower (1965) toonde aan dat 3 maand oude baby’s diepte kunnen waarnemen
Deed dit met klassieke conditionering
Slater, Mattack, en Brown (1990) demonstreerden dat baby’s 2 dagen oud inzicht hebben in
de relatie tussen afstand en de schijnbare grootte van objecten
Baby’s kijken liever naar nieuwe dingen, ongeacht de verte van het object. Baby's
herkenden het nieuwe object als nieuw en het oude object als oud, ondanks
duidelijke veranderingen in grootte
, Bower, Broughton, en Moore (1970) toonde aan dat baby’s een defensieve reactie hadden
op een object dat richting hun vloog, dus duidt aan dat ze diepte waarnemen
Baby’s waren maar 2 weken oud, dus waarschijnlijk te verklaren door een genetische
voorbereiding
Ball en Tornick (1971) -> baby’s snappen diepte
Het is lastig om te zeggen of de reactie (zoals omschreven door Bower et al.) komt
omdat baby’s weten dat het object dichterbij komt, of omdat ze denken dat het
object groter wordt
Ball et al. vond dat een snelle uitbreiding van het patroon op een rampkoers een
defensieve reactie veroorzaakte bij de baby’s (simuleert dus dat iets dichterbij komt)
Een snelle uitbreiding van het patroon niet op een rampkoers veroorzaakte geen
defensieve reactie
Kellman en Spelke (1983) -> baby’s snappen ‘figure-ground’
Een aanwijzing dat iets verder weg is, is dat het deels wordt bedekt
door een ander object.
Keken naar 3 maand oude baby’s door middel van preferential Figure 1: Kellman en Spelke
looking
Baby’s keken in fase 1 (training fase) naar de bewegende staven en in fase 2 werden
beide zwarte staven laten zien
o Baby’s keken meer naar de kapotte staaf vermoedelijk omdat ze al bekend
waren met de linker staaf door middel van de training fase. Dus kunnen
baby’s begrijpen dat ook al zie je niet de volledige staaf, ga je er van uit dat
het doorloopt achter de witte (voorste staaf)
Je kan ook zeggen dat de kapotte staaf interessanter lijkt dan de hele, dus was er een
controle conditie waar baby’s geen training fase kregen
o Beide staven waren net zoveel bekeken
Slater et al. (1991) verkregen dezelfde resultaten met pasgeboren baby's. Kennelijk is
het waarnemen van figuur-grondrelaties iets wat we vanaf het begin doen.
Perceptie van sociale stimuli
Fantz (1961) toonde dat baby's liever keken naar het schematische
gezicht dan naar de andere twee figuren.
4-8 week oude baby’s focussen zich voornamelijk op ogen
Figure 2: Fantz (1961)
Bower (1982) zelfs een masker kan een baby laten lachen
Om erachter te komen welk aspect van het masker de glimlach van de baby
veroorzaakte, onthulde dat het alleen de twee stippen waren die de ogen vormden.
Dit tonen ze al vanaf geboorte
Carpenter (1975) vond dat baby’s rond 2 weken hun moeder konden herkennen
Baby’s keken meer naar hun moeder, toont herkenning en voorkeur voor moeder
De bevinding lijkt vooral opvallend als we bedenken dat baby's meestal liever naar
nieuwe stimuli kijken