Medische kennis H15
Psychiatrie:
Inleiding
Psychiater= gespecialiseerde arts.
Psycholoog= psychologie studeren.
POH-GGZ= Praktijkondersteuner GGZ.
Goede psychiatrie is integraal -> psychische, somatische, sociale en zingevingsfactoren worden in
diagnostiek en behandeling betrokken.
Alles wat psychisch is bevindt zich in de hersenen.
Psychofarmaca als psychotherapie veranderen de hersenen -> psychisch functioneren.
Sociale factoren -> werk, woonomgeving etc..
Zingeving duidt op alles wat er in het leven voor een mens echt toe doet. (Godsdienst,
levensbeschouwing of spiritualiteit).
Anamnese en psychiatrisch onderzoek vallen onder elkaar.
Tijdens gesprek let je op: Uiterlijk, manier van contact, bewustzijn, concentratie, geheugen, vorm en
inhoud van het denken, invloed van stemmen horen, emoties, angsten en manier van bewegen.
Vaak nodig om informatie te krijgen van iemand die degene goed kent.
Veel psychische ziekten lijken op elkaar en zijn vaak samen gecombineerd.
Differentiaaldiagnose is erg uitgebreid en er is veel comorbiditeit.
Na onderzoek= diagnose -> omschrijving van de patiënt, klachten, gecombineerd met hoe klachten
waarschijnlijk (mogelijk zijn) ontstaan + gevolgen op dagelijks leven.
DSM-systeem is een manier om psychische stoornissen in te delen. Afkomstig uit Amerika. Om zoveel
jaren wordt herzien. Er zijn daar internationale afspraken gemaakt. Geen diagnose boek. Eerst
psychologisch onderzoek.
In NL 5de versie. In DSM-5 staan alle erkende psychische stoornissen vermeld.
In DSM-5 staan minder stoornissen in dan in DSM-IV, wel staan bij vele stoornissen staan mogelijke
specificaties vermeld (kenmerken).
V-codes -> worden gegevens en omstandigheden benoemd die voor psychische gezondheid
belangrijk zijn, maar zelf geen psychische stoornis zijn. (Partner-relatieprobleem, lichamelijk
mishandeling van een kind, dakloosheid, religieus of spiritueel probleem etc..).
Bij DSM-classificatie hoort beoordeling van het niveau functioneren, getal op schaal van 0 tot 100.
Voorbeeld:
- 296,31 depressieve stoornis, recidiverende episode, licht;
- 301,83 borderline persoonlijkheidsstoornis (hoofdclassificatie);
- 995,81 lichamelijk geweld door een levenspartner;
, - V60,2 laag inkomen.
DMS-indeling (classificatie) = niet hetzelfde als de diagnose.
DSM-indeling zegt niets over de mens om wie het gaat, want ‘ADHD’, ‘Depressieve
stemmingsstoornis’ is niet genoeg om te zeggen.
Behandelmogelijkheden
Biologische behandelmethoden
Psychofarmaca
Biologische behandelingen= directe invloed op hersenen.
Meest toegepast= farmacotherapie.
Psychofarmaca zijn chemische stoffen die de hersenfunctie veranderen.
Bijv.: anxiolytica (sedativa, hypnotica genoemd), antidepressiva, stemmingsstabilisatoren
antipsychotica en stimulantia.
Anxiolytica indicaties= angst, slaapproblemen, nadelen= gewenning en verslaving.
Antidepressiva indicaties= depressie en angststoornissen, invloed op neurotransmitter serotonine.
Stemmingsstabilisatoren bij bipolaire stoornis.
Antipsychotica zijn werkzaam bij psychosen en andere vormen van extreme onrust,
Stimulantia worden toegepast bij ADHD.
ECT
Elektroconvulsietherapie.
2x per week onder narcose en na spierverslappers een elektrische stroomstoot geven. Ontstaat kort
epileptisch insult. Indicatie= ernstige depressie.
Gebeurt als PA niet meer op medicatie reageert, laatste redmiddel.
ECT roept veel emoties op.
Kan worden ervaren als straf of mensonterend.
Werkzaam vooral bij ouderen.
Het is veiliger dan vele psychofarmaca.
Bijwerking: geheugenstoornissen -> zelden blijvend.
Lichttherapie
Blootstelling aan speciale lamp.
Bijv.: 2 weken lang, iedere ochtend een half uur.
In November kan er winterdepressie komen.
Overig
, Gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging = leefregels.
Psychologische behandelmethoden
Inleiding
Goede relatie tussen behandelaar en PA is erg belangrijk. (Vertrouwen, hoop en motivatie zijn
essentieel).
Meest toegepaste psychotherapie is cognitieve gedragstherapie (CGT), ook wel psychodynamische
psychotherapie genoemd. Gaat uit van de invloed van het onbewuste. Doel= verschaffen van inzicht.
PA moet over zichzelf willen en kunnen nadenken. PA moet frustratie en angst kunnen verdragen. Bij
veel ernstige stoornissen niet aangewezen.
Andere voorbeeld: Interpersoonlijke psychotherapie (IPT). Gericht op verbeteren van relaties.
Effectief bij sommige PA met depressie.
Cliënt gerichte psychotherapie gaat uit van acceptatie van de cliënt zoals hij of zij is.
Systeemtherapie richt zich op het systeem (directe omgeving van de PA) bijv.: gezin, partner. Kan
gezinstherapie of relatietherapie zijn.
Cognitieve gedragstherapie
Behandeling van eerste keus.
Cognities= gedachten en overtuigingen worden bedoeld.
Herkennen, onderzoeken, ter discussie stellen en veranderen van gedachten een positieve invloed
kan hebben.
Door verandering van cognities en gedrag veranderen ook gevoelens (angsten en somberheid).
Onderscheid tussen wat je denkt, wat je doet en wat je voelt moeilijk. Meeste PA hierbij hulp nodig.
Veel tijd en oefeningen nodig.
EMDR
Bekendste indicatie: Posttraumatische stressstoornis.
PA wordt geholpen met zich zo goed mogelijk te concentreren op de op dat moment ergste beeld bij
een trauma, zoals dat in het hoofd ligt opgeslagen, tegelijkertijd wordt er afleidende taak uitgevoerd.
Vaak is het volgen van bewegende vingers van behandelaar, horen van tonen via koptelefoon.
Werkt veel minder goed
Niet hetzelfde als hypnose. PA blijft bewust.
Trauma wordt niet vergeten, maar de klachten die daardoor zijn ontstaan nemen af.