Samenvatting sociologie: a systematic analysis
H1: sociologie van het onderwijs
Onderwijs is een levenslang proces, het is in elk te vinden en komt in vele vormen voor. Variërend
van school, ervaring, formeel institutioneel leren, landelijke tot stedelijke omgevingen en van jongere
tot oudere leerlingen.
Sociologie en onderwijs
Sociologen bestuderen mensen die interactie hebben en in situaties van kleine tot grote groepen. De
structuur van de samenleving wordt vertegenwoordigt door 6 grote instellingen: gezin, religie,
onderwijs, politiek, economie en gezondheid. Formele, complexe organisaties zoals scholen maken
deel uit van institutionele structuren. Door het proces van socialisatie leren mensen hoe ze in de
samenleving kunnen passen en welke rollen van hen wordt verwacht. Onderwijssociologie is als veld
gewijd aan het begrijpen van onderwijssystemen, de onderwerpen variëren van interacties tot grote
onderwijssystemen. Het doel van de sociologie van het onderwijs is om objectief onderwijspraktijken
te overwegen, soms met controversiële onderwerpen en impopulaire overtuigingen.
- Sociologie studeert onderwijs als een van de belangrijkste instellingen in de samenleving.
Voor docenten is het van belang om onderwijssysteem te begrijpen. Belastingbetalers spelen
een rol in financiering van scholen en onderwijssociologie helpt deze betalers het
schoolsysteem te begrijpen waarvoor ze aan het betalen zijn. Ouders vinden dat er teveel
nadruk ligt op gestandaardiseerde testen en vinden kwaliteit leraar belangrijk. Sociologie van
onderwijs biedt een unieke kijk op onderwijssystemen en hun onderlinge afhankelijkheid
met andere grote instellingen in de samenleving.
- Er moet gekeken worden naar beste manier van leren, of bepaalde dingen leerlingen niet
schaden enz. Sociologie werpt licht op zulke vraagstukken en helpt leraren, burgers en
beleidsmakers bij het besluitvormingsproces.
Amerikaanse scholen in de vroege 21e eeuw
Sommige kinderen zien weinig voordeel in voltooien middelbare school en dit komt door problemen i
de geschiedenis.
Demografische trend: de snelle groei van onderwijs in jaren 70. Vervolgens kwam er weer
een inkrimping en hierdoor banenverlies, scholen sluiten en wegvallen financiële steun.
Familie- en sociale trends: veranderingen in samenstelling van sociale klasse van
schoolgaande bevolking. Groeiende etnische groepen die intellectueel achterblijven en
minder kans hebben om school af te ronden. Steeds minder kinderen wonen met beide
ouders en kinderen met eenoudergezin leven vaak in armoede, die halen hun diploma
minder vaak.
Economische trends: banen in dienstensector nemen toe en in primaire sectoren nemen af.
Er vindt banengroei plaats in gebieden met hoog opleidingsniveau dus zullen schoolverlaters
het nog moeilijker krijgen. Computers en elektronica zal essentieel zijn voor succesvolle
scholen. Technologie zal een steeds grotere rol spelen in het onderwijsproces.
Bij veranderingen moet er rekening worden gehouden met geld, dit kan vaak zorgen voor
een kennis en vaardigheidskloof tussen scholen en dit zal groter worden.
Hervorming en beleid in onderwijssystemen: in VS is meer keuze voor ouders en leerlingen,
meer flexibiliteit en het is gericht op verbeteren van prestaties. Ze zijn gericht op passend
onderwijs voor elk kind. Scholen zijn erg gevoelig voor druk van binnen en buitenaf. Om
hervormingen tot stand te brengen, moet men inzicht hebben in individuen, organisaties en
omgevingen die het totale onderwijssysteem vormen.
Onderwijssociologie in de VS: het was gericht op de praktijk kwesties en het formuleren van
beleid en aanbevelingen.
,Theoretische benaderingen in de onderwijssociologie
Overzicht van grote theoretische paradigma’s die worden gebruikt in onderwijssociologie. De eerste
twee hebben betrekking op verschillende opvattingen over de manier waarop samenlevingen en
onderwijssystemen werken op macroniveau en de andere twee gaan over interacties in sociale
situaties op microniveau.
Functionalistische theorie
Een onderwijssysteem is noodzakelijk voor het voortbestaan van de samenleving. Het functionalisme
vergelijkt het functioneren van de samenleving tot het biologisch functioneren van menselijk
lichaam: elk deel van het systeem van de samenleving speelt een rol in de totaal werkende
samenleving, delen zijn afhankelijk van elkaar om te overleven. (net als organen) Functionalisten zien
verandering in systemen als het helpen van het systeem die zich voortdurend aanpassen aan nieuwe
omstandigheden. Durkheim was de eerde om een sociologische benadering te gebruiken om
onderwijs te bestuderen en zo kwam sociologie als onderdeel van onderwijs in Frankrijk. Durkheim
geloofde dat samenleving en haar instellingen afhankelijk waren en daarom resulteerden en sociale
samenhang. Hij schetste een definitie van onderwijs, zorgen sociologie, belang onderwijs in creëren
morele waarden en een definitie van sociologische werkveld. onderwijs is de invloed die
volwassen generaties uitoefenen op degenen die nog niet klaar zijn voor het sociale leven en het doel
is het kind ontwikkelen in een aantal fysieke, intellectuele en morele toestanden die van diegene
wordt vereist in samenleving. Elke verandering in de samenleving weerspiegelt een verandering in
onderwijs en andersom.
Functionele theorie vandaag: scholen zijn onderdeel van een onderling afhankelijk systeem
waarin elk onderdeel bijdraagt aan het geheel. Alle onderdelen vullen elkaar aan tot een
soepel lopen, stabiel systeem die goed geïntegreerd is. Moderne sociologen vinden
overdracht van morele en beroepsopleiding, discipline en waarden die nodig zijn voor
samenleving belangrijk. Alleen gaan functionalisten niet adequaat om met tegenstrijdige
doelen van verschillende groepen in de samenleving, ook is het moeilijk om bepaalde
interacties te analyseren. (leraar-leerling / leerling-leerling) Ook zegt deze theorie dat
verandering het evenwicht niet verstoort, maar dat is wel zo. Door deze beperkingen ging de
conflicttheorie een rol spelen.
Conflicttheorie
Deze theorie gaat uit van een spanning in de samenleving en haar delen, die voorkomt uit de
tegenstrijdige belangen van individuen en groepen. Marx legde de basis voor deze theorie op basis
van zijn verontwaardiging over sociale omstandigheden van uitgebuite arbeiders in het
klassensysteem. De ‘bezitters’ beheersen macht, rijkdom en invloed en de ‘have-nots’ vormen een
constante uitdaging, omdat ze een groter deel van rijkdom van de samenleving nastreven.
Max Weber presenteerde eigen soort conflicttheorie. Hij geloofde dat machtsverhoudingen tussen
groepen de basisstructuur van samenlevingen vormen en dat status de positie identificeert in een
groep. Dit heeft ook invloed op onderwijssystemen, want de dominante groepen geven scholen
vorm. Hij combineerde studie van schoolorganisatie met interpretatieve kijk wat een situatie tot
stand brengt. Hierin zijn er leerlingen insiders en buitenstaanders. Zijn theorie gaat over conflicten,
overheersing en groepen die strijden om rijkdoem, macht en machtsstatus in samenleving. Weber
zijn geschriften werpen licht op de rol van onderwijs in verschillende samenlevingen in verschillende
perioden. Weber zijn theorieën zijn niet allemaal gericht op onderwijs, die van Durkheim wel.
Conflict theorie vandaag: concentreren op die spanningen die door macht worden veroorzaakt.
Scholen zouden de ongelijkheid versterken tussen leerlingen. De hoeveelheid cultureel kapitaal dat
iemand heeft, is een indicator van die hem status geeft, gezinnen en scholen verschillen in
hoeveelheid cultureel kapitaal die zij aan kinderen verstrekken. Deze theorie kan nuttig zijn bij het
, verklaren van situaties waarin conflict bestaat. Het biedt geen bruikbare verklaringen over evenwicht
in schoolsystemen en interacties tussen leden van het systeem.
Interactie en interpretatieve theorieën
Interactietheoretici kijken naar wat leraren en leerlingen op school doen, zelfs alledaagse acties en
interacties. Het is een theorie op microniveau, gericht op individuen in interactie met elkaar.
Verschillende culturen kunnen sociale situaties anders interpreteren en definiëren door socialisatie,
ervaringen, verwachtingen en sociale identiteiten. Bij deze theorie worden attitudes, waarden en
prestaties van studenten overwogen, maar ook zelfconcepten, SES en verwachtingen.
Labeltheorie en rationele keuze theorie. labeltheorie is hoe interacties ervoor kunnen zorgen
hoe individuen hunzelf zien. De theorie van rationele keuze is gebaseerd op de aanname dat
we onze interacties orkestreren op basis van beoordeling van kosten en opbrengsten.
Een ‘nieuwe’ onderwijssociologie
Een nieuwe theorie die rangen brak met structurele functionele theorieën die de theoretische
hadden gedomineerd en het suggereerde een alternatieve benadering dan macroniveau. Het gaf
daarnaast weinig nadruk op begrijpen en interpreteren van betekenis van interacties en curriculum.
Het veld moet worden gezien als subveld van sociologie van kennis en een product van mensen. deze
theorieën bestuderen interactieprocessen in klaslokalen, de beheer en gebruik van kennis, de vraag
wat het is om in verschillende samenlevingen opgeleid te zijn, inhoud van curriculum en andere
kwesties.
Bourdieu zegt dat kinderen uit hogere sociale klassen meer cultureel kapitaal hebben en dit
zorgt voor hogere status op school en later op arbeidsmarkt.
Modernisme en postmodernisme
Modernisme omvat moderne ideeën over rationeel denken, vooruitgang door wetenschap en
technologie, humanisme en rechten van individuen. Het postmodernisme gaat verder en volgens
deze geleerden benadrukken het belang van theorieën die relevant zijn voor lokale situaties, de
verbinding tussen theorie en onderwijspraktijk in een bepaalde setting. Ze roepen op tot respect en
begrip voor menselijke verschillen. Het eert de menselijke diversiteit en erkent politieke setting van
onderwijs. Het is gekoppeld aan feministische theorie en culturele theorie. Er wordt gekeken naar
wat het beste is voor het kind.
Feministische theorieën: meer aandacht voor aandoening, behoeften en belangen van
vrouwen. Veel dingen zijn verklaard door ogen van mannen en die nemen dan vaak
ervaringen vrouwen niet mee. Er vindt daarom onrecht en ongelijke behandeling plaats over
de hele wereld.
De open systeembenadering
Het doel is om het onderwijssysteem als geheel te begrijpen en de bijdrage die elk ervan levert kan
tot dat inzicht leiden, het is een raamwerk voor het begrijpen van onderwijs. Met behulp van dit
model kunnen we complexe systemen opsplitsen in onderdelen. Er wordt een verband gevormd
tussen onderdelen en theorieën en helpt te bepalen welke theorie en methode het meest geschikt is
voor bepaald onderzoek. 5 onderdelen van het model:
1. Richt je aandacht op het centrale vak, de organisatie. Dit kan samenleving, instelling,
organisatie of subsysteem zijn. Wat hierin plaats vindt illustreert dat het centrale vak meer is
dan structuur, posities, rollen en activiteiten. Informele relaties vastleggen helpt evenveel
het vastleggen van functioneren school en observeren van formele rollen en structuur.
2. Een open systeem impliceert dat er interactie is tussen organisatie en omgeving. De
omgeving omvat alles wat de organisatie omringt en beïnvloedt. Daarnaast is er een
technologische omgeving, politieke omgeving, economische omgeving, waarden, normen en
veranderingen in samenleving. De cruciale omgeving verandert in de loop van de tijd,
afhankelijk van problemen in de organisatie.