Nederlands literatuurgeschiedenis vwo
Inhoud
Middeleeuwen................................................................................................................................................ 2
Renaissance .................................................................................................................................................... 3
De verlichting .................................................................................................................................................. 5
Romantiek....................................................................................................................................................... 7
realisme .......................................................................................................................................................... 8
Naturalisme .................................................................................................................................................... 8
Fin de siècle .................................................................................................................................................... 9
Neoromantiek................................................................................................................................................. 9
Modernisme ................................................................................................................................................. 10
Dadaïsme ...................................................................................................................................................... 10
Surrealisme ................................................................................................................................................... 11
De nieuwe zakelijkheid................................................................................................................................. 11
Overzicht stromingen / periodes – kenmerken .......................................................................................... 13
personen ....................................................................................................................................................... 17
, Middeleeuwen
Karel de Grote was de keizer van het frankische rijk en probeerde dit op romeinse manier te besturen
De standentheorie in de middeleeuwen was
1. Geestelijkheid
2. Adel
3. Burgers – vanaf 13e eeuw
Boeren en horigen hadden ge en stand (grootste groep)
Feodaal stelsel in de middeleeuwen was dat de leenheer de grond van god had geleend en dit leende
aan vazallen / leenmannen, zij mochten de opbrengst houden en in ruil daarvoor beloven ze trouw
aan de koning en beloven ze hem t e helpen in oorlog
Theocentrisme stond centraal tijdens de middeleeuwen, dit houdt in dat god centraal stond. God staat
centraal en iedereen laat zich leiden door god en hoort ook te luisteren naar god. Ze waren heel erg
strenggelovig wat inhoudt dat zwart bijv van de duivel was en 2 was ook het getal van de duivel, 3
daarentegen was het getal van god, een heilig getal god had namelijk de drie eenheid (de vader, de
zoon en de heilige geest)
De lijfspreuk uit de middeleeuwen was memento mori – gedenk de sterven
Het schoolsysteem in de middeleeuwen zorgde uiteindelijk voor de wedergeboorte van de klassieke
oudheid (de renaissance) het ging via het leerboek summa en was alleen voor rijke mannen, je had 3
richtingen
1. Rechten
2. Theologie
3. Geneeskunde
Humanoria (‘menselijker’) – de vakken die iemand tot mens vormen - de 7 vrije kunsten – Logica,
Grammatica, Musica, Geometrica, retorica, aritmetica, astronomia
Ad fontes – bijvakdocenten die teksten uit de klassieke oudheid gebruikte – dragmatische leer werd
verdrongen
De schrijftaal in de middeleeuwen was Latijn en de overige taal was de volkstaal, dit was de
overdraagtaal. Teksten waren geschreven om te luisteren en niet te lezen
Troubardours schreven in de middeleeuwen de teksten en minstrelen droegen dit voor
In 1450 ontstond de boekdrukkunst, hierdoor konden veel mensen voor een betaalbare prijs boeken
kopen en meegenieten van de kunst. Zorgde ervoor dat mensen zelf gingen lezen ipv naar een
voordracht gaan
Van 1450 – 1500 zijn het nog wiegdrukboeken (incunabelen) want dat leek veel op schrift vanaf 1500
was het zoals wij het nu komen
De verzameling van dialecten in de middeleeuwen was diets – andere uitspraken van klanken,
verschillende spellingsvormen voor hetzelfde woord, woorden vielen weg
Oudste nederlandse tekst – hebban olla vogala
Genres tijdens de middeleeuwen
- Ridderroman
o Voorhoofse / karelroman – karel in de hoofdrol, vrouw geen rol, trouw aan god en
koning, oorlog, kracht, moed, strijd, heldendaden van ridders, christelijke elementen –
laten weten aan de mensen dat je dat trouw moet zijn aan karel
o Hoofse / arthurroman – vrouw krijgt rol, queste (zoektocht naar een persoon of object
waarbij de hoofdpersoon verschillende obstakels moet overwinnen), hoofsheid,
platonische liefde, hoffelijkheid, beschaafdheid
, - Heiligenleven – biografie van een heiligen, theocentrisch
- Dierenopos – samenspeling op de maatschappij, dier ipv mens
- Marialegende – wonder dat verricht wordt door maria, theocentrisch
- Mirakelspel – stuk over het verspreiden van een wonder, het verspreiden van het christendom
- Mysteriespel – spel over een stuk uit de bijbel
- Moraliteit – stuk met een morele boodschap of levensles erin
- Abele spelen – vrij serieus stuk over hoofse liefde, het eindigde vaak met een sotterie ofz en
dat is een vrolijk grappig stuk zodat de kijker blij naar huis ging
- Wetenschappelijke literatuur
- Brabantse mystiek – een worden met god door volkomen overgave, brieven, visioenen en
liederen
Rederijkamers was een groep schrijvers en dichters die bij elkaar kwamen in o.a. het muiderslot en
dan gingen ze schrijf wedstrijden houden en toneelstukken schrijven en zo bleven ze bij met wat er
gaande was in de maatschappij en kwamen ze in contact met andere ideeen. Ontstaan vanuit
kerkelijke gemeenschappen
Renaissance
De wedergeboorte van de klassieke oudheid
Tijdens de renaissance was het antropocentrisme – de mens staat centraal – wat de mens kon werd
niet langer gezien als een gave gegeven door god maar als iets wat uit hemzelf kwam
De lijfzin uit de renaissance is ‘carpe diem’ – pluk de dag
Tijdens de renaissance stond het empirisme centraal – eerst zien dan geloven – nadenken en
experimenteren
Individualisme stond ook centraal – de mens was een individuele persoonlijkheid die tot grootse
dingen in staat was, niet langer deel van een groep/sekte/kerk/stand
Homo universalis – de mens die alles kon op alle gebieden
Bijv leonardi da vinci en constantijn huygens
Humanisme – kritiek op klassiek denken, kritiek op scholastiek – zelfontplooing stond centraal
Bijv Erasmus, lof der zotheid – BRUG TUSSEN MIDDELEEUWEN EN RENAISSANCE
Filosofie in opvolging humanisme – wetenschap gaat zich ontwikkelen en er ontstaan nieuwe ideeen
(vooral in onderwijs)
Politiek in de renaissance was dat de beeldenstorm er was en dit was aanleiding voor 80 jarige oorlog
– hier werdt het geuzenliedboek in geschreven waar o.a. het wilhelmus in stond
Godsdienst in de renaissance – luther en calvijn hadden kritiek op de kerk (katholieke geloof) en
kwamen met 95 stellingen – waaronder kritiek op bijv de aflatenhandel – luther werd wegbeireider
voor hervorming (boekdrukkunst was een groot voordeel voor hem)
Sociaal economisch in de renaissance viel antwerpen in 1585 en werd vervolgens amsterdam de
nieuwe handelsstad
De republiek werd bestuurd door Johan van Oldenbarneveld en Prins Maurits van Oranje
Wetenschap in de renaissance bestond voornamelijk uit homo universalis – leonardi da vinci die alles
kon (werkte ook volgens gulden snede)
Verschillende uitvindingen van o.a. galileo en columbus
Latijn was de taal van de wetenschap tijdens de renaissance dit zorgde voor
- Het verlatijnsen van achternamen
- Latijne uitdrukkingen overnemen en vertalen
o Pecunia non olet ‘geld stinkt niet’
Toen kwam Purisme – taalzuivering – latijnse woorden werden vervangen door nieuwe Nederlandse
woorden