Thema 2: Verstandelijke beperking
Wieland, J., Aldenkamp, E. & Van den Brink, A. (2017). Behandeling van patiënten met een
laag IQ in de GGZ.
De termen zwakbegaafdheid en verstandelijke beperking verwijzen strikt genomen naar
afzonderlijke cognitieve niveaus van functioneren.
➔ Zwakbegaafd: score tussen een en twee SD onder gemiddelde → IQ tussen 70 en 85
➔ Verstandelijke beperking: IQ kleiner of gelijk aan 70
De term ‘LVB’ wordt te breed gebruikt, zowel voor LVB, als voor mensen die op zwakbegaafd
niveau functioneren en problemen ervaren in adaptief functioneren. De zorgbehoeften van
zwakbegaafden zijn vergoot door maatschappelijke ontwikkelingen zoals: minder
beschikbaarheid van eenvoudig werk, hogere eisen in het onderwijs, toenemende digitalisering.
→ Hierdoor neemt de behoefte aan zorg toe, maar ondertussen is de overheid ook
terughoudend in het aanbieden van zorg voor mensen met IQ > 70 → meer zwakbegaafden
krijgen maatschappelijke en psychische problemen.
! Overvraging maatschappij, te hoog tempo van protocollaire behandelingen en de implicaties
van het lagere IQ voor de behandeling van psychiatrische klachten zijn onderbelicht !
De IQ grenzen zijn in de DSM-5 losgelaten om zo een grotere nadruk te leggen op het adaptieve
functioneren. Met adaptief functioneren wordt de mate bedoeld waarin iemand kan voldoen
aan de normen van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid in de
verschillende aspecten van het dagelijks leven, waaronder communicatie, deelname aan het
sociale leven, schools of beroepsmatig functioneren en persoonlijke onafhankelijkheid thuis of
in de directe sociale omgeving (conceptueel-, sociaal- en praktisch domein).
Probleemgebieden voor behandeling van zwakbegaafde patiënten:
1. Problemen met generalisatie en transfer
2. Organiseren en opnemen van informatie: werkgeheugen minder sterk ontwikkelt
3. Geheugenproblemen kunnen interfereren met de behandeling: verbaal geheugen zwak
4. Moeite met zelfreflectie
5. Moeite met redeneren en expressieve en receptieve taalvaardigheden: protocollaire
behandelingen zijn nogal talig, taalgebruik is niet altijd even makkelijk en juist
zwakbegaafde mensen zijn vaak erg goed in camoufleren als ze iets niet begrijpen
6. Beperkte emotionele terminologie: Verwarrend dat ze namen voor emoties gebruiken,
maar niet altijd met de gangbare betekenis
, 7. Timemanagement kan lastig zijn: no-shows worden onterecht geïnterpreteerd als
gebrek aan motivatie of moeite met herinneringen in chronologische volgorde plaatsen
8. Denken op lange termijn moeilijk
9. Opbrengen van motivatie en volhouden ervan is kwetsbaar: vaak weinig positieve
ervaringen over eigen mogelijkheden/leerbaarheid, raken snel ontmoedigd
10. Sociale obstakels: krappe financiële ruimte, geen eigen vervoer, zwak steunsysteem
Belangrijke punten voor de behandeling van cliënten met een VB voor de behandelaar:
1. Therapeutische relatie: extra aandacht, je moet je als behandelaar inleveren in de
belevingswereld van de zwakbegaafden. Met een compassievolle, niet-oordelende
houding out of the box kunnen denken en vooral actief kunnen invoegen in de
leefwereld van de ander.
2. Goede balans: balans vinden tussen directiever zijn (korte zinnen, concreet taalgebruik)
en toch de volwassen autonomie behouden. Toon en lichaamstaal zijn hulpmiddelen
om te voorkomen dat directiever zijn ontraadt in betutteling. Veel cliënten zijn
overgevoelig voor betutteling
3. Extra zetje: zwakbegaafden hebben soms extra zetje nodig om nieuwe inzichten te
krijgen en vragen te durven stellen.
Algemene aanpassingen tijdens het behandelproces
Een behandeling kan pas effectief zijn als de client een actieve bijdrage levert. Daarom is het
belangrijk dat je de tijd pakt om alles uit te leggen: wat houdt het in, hoe zien de sessies
eruit, wat is jou rol en wat is de rol van de cliënt. Bereid de client voor op het feit dat een
behandeling tijd kost en dat het met vallen en opstaan is.
Een behandeling van patiënten met een lager IQ kost meer tijd, het tempo ligt lager. Er moet
meer worden doorgevraagd en de verbinding gelegd worden met de therapie en het dagelijks
leven van de patiënt. De behandeling moet in kleinere stapjes worden aangeboden. In
behandelingen wordt gebruik gemaakt van (huiswerk)opdrachten, de term huiswerk kan
beladen zijn, dus misschien een andere naam kiezen. Samenwerken met mensen uit de context
van de patiënt is belangrijk, zij spelen een belangrijke rol bij de generalisatie en consolidatie.
Aanpassingen inhoud van de behandeling
Als je aanpassingen brengt aan bestaande behandeling moet je zoveel theoretische
bouwstenen mogelijk behouden zodat de inhoud wel enigszins gelijk blijft. FOCUS: aansluiten
bij het niveau van functioneren van de client (cognitief, praktisch en sociaal-emotioneel)
Let op: zwakbegaafden willen zoveel mogelijk meekomen in de ‘normale’ wereld. Hierdoor is de
kans op overvraging is reëel. Een competentieprofiel (sterkten + zwakten) geeft overzicht op
,vaardigheden, omgevingsfactoren en eigenschappen die het makkelijker of moeilijker maken
om taken uit te voeren. Het competentieprofiel helpt om kleine, reële behandeldoelen te
formuleren.
Belangrijke punten:
1. Bepaal samen met uw patiënt haalbare behandeldoelen.
2. Mensen met lager IQ leren makkelijker door te doen en ervaren, dan door horen of
lezen.
3. Belangrijke concepten blijven makkelijker hangen bij patiënten als ze verankerd kunnen
worden in een voorwerp of handeling
4. Mentaliseren (verplaatsen in anderen) is een element dat in veel therapievormen een rol
speelt, maar is voor mensen met een laag IQ lastig → rollenspellen helpen
5. Werkbladen met oefeningen, met korte en bondige tekst, helpen de patiënt om vast te
houden wat er in de behandelsessies aan de orde komt.
6. Gebruik voorbeelden die aansluiten bij dagelijkse leefwereld van patient
7. Non-verbale therapieën kunnen toegevoegde waarde hebben in behandeling van
psychiatrische stoornissen bij zwakbegaafde patiënten.
8. Zwakbegaafde patiënten hebben baat bij herhaling
9. Er is nog onvoldoende ervaring m.b.t. het gebruik van E-health in de behandeling van
patiënten met een laag IQ.
Opstellen behandeling
Start: Begin met het opstellen van behandel afspreken, kleine en concrete behandeldoelen en
de duur van de therapie.
Afsluiten:
- Behandeling is gelukt: makkelijk om deze af te sluiten
- Behandeling is niet gelukt: Er is sprake van chronische klachten. Vaak komt dit ook door
een verstoorde draagkracht-draaglastbalans. Interventies moeten gericht zijn op herstel
van die balans, gemeenten voeren dit uit, begin op tijd met een doorverwijzen en
probeer dit overdrachtsproces naar andere begeleiding samen met de patiënt te
doorlopen, om de
kans op een
succesvolle
overdracht te
vergroten.
, Behandeling:
Interventie is tijdelijk, gericht op genezing/afname van klachten
Begeleiding:
Langdurige, blijvende ondersteuning, zonder de verwachting dat de patiënt op het termijn
weer zelf op kan pakken.
Aanpassingen psychotherapie:
1. Psycho-educatie
2. Cognitieve gedragstherapie (CGT)