Hoofdstuk 1
De nities
Psychische stoornis definitie van APA (american ‘een psychische stoornis is een syndroom,
psychiatric association) 2014 gekenmerkt door klinisch significante
symptomen op het gebied van de cognitieve
functies, de emotieregulatie of het gedrag van
een persoon, dat een uiting is van een
disfunctie in de psychologische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag
liggen aan het psychische functioneren.
Psychische stoornissen gaan gewoonlijk
gepaard met significante lijdensdruk of
beperkingen in het functioneren op sociaal of
beroepsmatig gebied bij andere belangrijke
bezigheden. Een reactie op lijden van een
dierbare, die te verwachten valt en cultureel
wordt geaccepteerd, is geen psychische
stoornis. Sociaal deviant gedrag (bv politiek,
sexueel of religieus) en conflicten die zich
vooral afspelen tussen individu en maatschappij
zijn geen psychische stoornissen, tenzij de
deviantie of het conflict het gevolg is van
disfunctioneren van het individu.’
Observer discomfort als iemand gedrag vertoont waarmee de
ongeschreven regels in een bepaalde cultuur
worden overschreden en hierdoor bij anderen
een gevoel van ongemak teweeg brengen.
klinè (klinisch afgeleid van grieks) bed
Somatogeen een lichamelijke aandoening ten grondslag aan
de psychische stoornis. (bv algehele
verlamming of neurosyfilis.)
Psychogeen aan een stoornis ligt een psychologische
oorzaak ten grondslag.
Labeling-theorie in dit boek gebruikt als: de bestempeling als
psychiatrisch patiënt als een self-fulfilling
prophecy
Vaardigheidstekorten uit het leer en onderwijsmodel, wordt ipv
stoornissen gebruikt
Demarcatie- of afgrenzings-criterium in dit boek gebruikt: de grensbepaling tussen
ziekte en gezondheid
fout-positieve diagnose gedrag ten onrechte opvatten als symptoom
fout-negatieve diagnose gedrag ten onrechte niet opvatten als symptoom
,Samenvatting H1
Onderscheid moet gemaakt worden tussen basisdisciplines en toepassingsgerichte disciplines door
‘godfather’ van de Nederlandse psychologie Dr Duijker (1959)
Basisdisciplines
1. functieleer
2. ontwikkelingspsychologie
3. sociale psychologie
4. persoonlijkheidspsychologie
5. methodenleer
Toepassingsgerichte disciplines
1. klinische en gezondheidspsychologie
2. arbeids- en organisatiepsychologie
3. onderwijspsychologie
1.1 Terrein van de klinische psychologie
Persoonlijkheidspsychologen-> de verschillen tussen mensen op het gebied van capaciteiten en
eigenschappen in het algemeen.
Terrein klinische psychologie-> gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm, lastig voor persoon zelf of voor
omgeving.
Afwijkingen van de norm:
1. individuele personen, bijvoorbeeld afwijkend gedrag, afwijkende gedachten of afwijkende
belevingen
2. relaties met andere mensen, bijvoorbeeld vermijding of mishandeling.
Kennis van de norm is noodzakelijk om te afwijking te kunnen ontdekken door het te meten aan de norm.
1.2. Aspecten van abnormaal gedrag
Sligman, Walker en Rosenhan (2001) onderscheiden 7 factoren die onderscheiden of gedrag als abnormaal
of pathologisch wordt beschouwd.
1. Persoonlijk lijden (depressie) (neem tijdelijkheid mee in overwegingen)
2. De (dis)functionaliteit van het gedrag (alcoholist)
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag (boulimia)
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies (ontremd gedrag, onbekend en niet-plaatsbaar gedrag)
5. Opvallend en onconventioneel gedrag (opvallend en non-conformistisch)
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt (breken van sociale verwachtingen,
observer discomfort)
7. Het overtreden van morele normen (goed/kwaad)
,DSM-5 uitsluitingen van gedrag bestempeld als stoornissen:
1. te verwachten en cultureel aanvaarde gedragingen
2. deviant gedrag uit religieuze of politiek lidmaatschap
3. persoonlijk con ict individu en maatschappij
1.3 Normaal en abnormaal, waar ligt de grens?
er zijn drie modellen die dit verschil meten:
1. het statistisch model (hoe vaak iets voorkomt) -> heeft als uitgangspunt dat menselijke
eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn. Indien uit een betrouwbare en valide meting van
die eigenschappen een extreem hoog of lage score blijkt, wordt er gesproken van abnormaliteit.
-waar liggen hier de grenzen
2. het medisch model (behandeling)-> gaat ervan uit dat stoornissen veroorzaakt worden door
onderliggende mechanismen, die somatogeen ofwel lichamelijk van aard zijn, zoals het geval is bij
dementie, of psychogeen ofwel psychologisch, zoals afweer tegen angst. In het model worden
termen gebruikt zoals ‘ziekte’ en ‘therapie’. - zelfstigma en publieks-stigma
3. leer-onderwijs model -> volgens dit model zijn stoornissen tot stand gekomen door verkeerd
gelopen leerprocessen. De grens tussen ziekte en gezondheid ligt bij de verantwoordelijkheid en de
aanspreekbaarheid van een individu. In dit model worden termen gebruikt als ‘persoonlijke
problemen’, ‘vaardigheidstekorten’, ‘onderwijsprogramma’, en ‘leraar’. en ‘leerling’. - alleen
bruikbaar als de verantwoordelijkheid bij leerling kan liggen. BV Freud, Pavlov, Skinner.
Szasz bekritiseerde de term: geestesziekte, hij zou de grens tussen ziekte en gezond trekken bij aanwezigheid
van aantoonbare medische afwijkingen.
, Hoofdstuk 2
Definities
Reductionisme Wezenskenmerk van wetenschap- één of
beperkt aantal onderliggende mechanismen om
gedrag te verklaren
Frontale lobotomie Verwijdering frontaalkwab om patiënten rustiger
te maken (jaren 30 door neuroloog Monitz)
(tussen 1935-1955 uitgevoerd in EU en VS)
Neuroleptica antipsychotische medicijnen
Broca’s afasie (1861) beschadiging aan het linker frontaalkwab die
leidt tot een taalstoornis waardoor iemand in
telegramstijl praat
internaliserende problematiek gekenmerkt door emotionele instabiliteit en een
verstoord affect, o.a. angststoornissen en
stemmingsstoornissen, teruggetrokken en
geremd gedrag- problematiek vooral effect op
persoon zelf
externaliserende problematiek gekenmerkt door gedragsproblemen, agressie,
antisociaal en impulsief gedrag. Bij dit gedrag is
er sprake van onder-controle en is voornamelijk
storend voor anderen. (crimineel en
gewelddadig gedrag op latere leeftijd)
Familiestudies wordt gebruikt bij genetisch onderzoek: vaker
voorkomen in familie bij overerving
omgevingsfactoren en genetische factoren
moeilijk te onderscheiden
Tweelingstudies wordt gebruikt bij genetisch onderzoek: eeneiige
en twee eiige tweelingen, eeneiige tweelingen
100% identiek DNA, twee eiige tweelingen zoals
broers en zussen
Concordantie De mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee
familieleden voorkomt
Concordantie coefficient de concordantie wordt uitgedrukt in een
coëfficiënt die varieert tussen 0 en 1. hoe hoger
de maat hoe meer wordt verklaard door
genetische factoren
Adoptiestudies wordt gebruikt bij genetisch onderzoek:
genetische factoren en omgevingsfactoren
zeker verschillend
Genotype genetische bagage
Fenotype de observeerbare fysieke en gedragsmatige
kenmerken van een persoon die het resultaat