Samenvatting praktisch arbeidsrecht OP2
Hoofdstuk 11 – ziekte
Wie draagt het risico van ziekte op grond waarvan een personeelslid arbeidsongeschikt
wordt: de ondernemer, de werker of een derde, zoals de uitkeringsinstantie UWV?
Hoofdregel: risicoverdeling artikel 7:628 BW
Wat als de werknemer geen arbeid verricht? Heeft hij dan ook zonder meer geen recht meer
op loon? Nee, artikel 7:628 lid 1 BW bepaalt namelijk dat de werkgever het loon van de
werknemer moet betalen indien deze werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft
verricht, tenzij dit niet-verrichten in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te
komen. Het gaat hier om een risicoverdeling als de werknemer geen arbeid verricht. Dan
geldt de regel: geen loonbetaling als het risico voor het niet werken bij de werknemer
berust. Bijvoorbeeld, wanneer de werknemer in hechtenis zit, dan komt het risico voor de
werknemer.
Bedrijfseconomische omstandigheden (de omzet valt terug, door een slecht beleid of door
de economie) komen standaard voor de rekening van de werkgever.
Op de regel van artikel 7:628 BW bestaat een aantal uitzonderingen. Een van de
uitzonderingen betreft de situatie dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van
arbeid wegens ziekte. Zou je artikel 7:628 BW toepassen, dan moet je concluderen dat
ziekte een omstandigheid is die typisch voor de rekening van de werknemer moet komen.
Hierdoor zou hij dan op grond van artikel 7:628 BW geen loon ontvangen. Dit was niet de
bedoeling voor de werkgever, dus voor de zieke werknemer is een uitzondering
geformuleerd in artikel 7:629 BW.
Omvang loondoorbetalingsplicht
Ten aanzien van een werknemer die ziek is, rust op de ondernemer de plicht tot
doorbetaling van het loon en wel voor 70 procent daarvan, gedurende een periode van
maximaal 104 weken (2 jaar). Dit is op grond van artikel 7:629 lid 1 BW.
In de eerste zin van dit artikel wordt in de eerste plaats tot uitdrukking gebracht dat er aan
de loondoorbetalingsplicht van de ondernemer een boven- en een ondergrens zijn
verbonden. De ondernemer hoeft nooit meer te betalen dan 70 procent van het
maximumdagloon. Dit houdt het hoogste bedrag in waarover een werknemer op grond van
bijvoorbeeld de Werkloosheidswet een uitkering krijgt. Dit is in 2020 4.769,34 euro bruto. Bij
ziekte hoeft de ondernemer dus wettelijk gezien nooit meer te betalen dan 70 procent van
4.769,35, ook al verdient de betreffende werknemer per dan dat per maand.
Daarnaast heeft de wetgever een ondergrens aangegeven, de ondernemer moet tijdens het
eerste jaar van ziekte ten minste het minimumloon betalen dat op de betrokken werknemer
van toepassing is. Dit bedrag is in 2020 1653,60 euro bruto voor een werknemer van 21 jaar
en ouder. Dus een werknemer die niet meer verdient dan het brutominimumloon of zou
weinig meer dat hij bij 70 procent van zijn brutoloon onder deze minimumgrens daalt, toch
recht heeft op het relevante minimumloon.
De loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte is alleen van toepassing op werknemers, dus
iemand die werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.
Hierdoor proberen veel ondernemers dan ook personen in dienst te nemen, anders dan via
een arbeidsovereenkomst. Of op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd. Dit houdt
, Samenvatting praktisch arbeidsrecht OP2
in dat wanneer het contract van rechtswege eindigt, de ondernemer ook niet meer
gebonden is om 70% van het brutoloon te betalen.
Nadat het contract van rechtswege is geëindigd kan de zieke werknemer een beroep doen
op de Ziektewet en kan voor ziekengeld in aanmerking komen. Daarbij geldt veelal een
wachttijd van 2 dagen waarover geen ziekengeld wordt uitgekeerd.
De hoogte van de ZW-uitkering bedraagt ook 70 procent van het loon tot maximaal 104
weken sinds de eerste dag van ziekte is verstreken.
Wel heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaald dat als ondernemer en werker het oneens zijn
over de vraag of er al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst gewerkt is, de
uitkeringsinstantie (het UWV) geen ziekengeld zal verstrekken.
Ten slotte, op grond van artikel 7:629 lid 1 BW blijkt dat de loondoorbetalingsplicht alleen
dan op de ondernemer rust wanneer de werknemer ziek is. Betwist de ondernemer de
ziekte, dan zal er op grond van de risicoverdeling ex artikel 7:628 BW ook geen loon over de
periode van ziekte betalen. Er zal moeten worden geprocedeerd of de werknemer
daadwerkelijk ziek was of niet.
Rondom de loondoorbetalingsplicht heeft de wetgever twee groepen werknemers in het
bijzonder wensen te beschermen.
De eerste groep betreft de vrouwen met zwangerschaps- en bevallingsverlof, dat in totaal 16
weken omvat. Gedurende deze periode ontvangen deze vrouwen een 100 procent-uitkering
op grond van de Wet arbeid en zorg (artikel 29a lid 3 ZW). Hun volledige nettosalaris wordt
dus doorbetaald. Let op: ook hier geldt weer het maximumdagloon.
De tweede groep betreft de personen die langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest.
Wanneer personen tot die groep behoren, weer een overeenkomst sluiten en binnen vijf
jaren na dit tijdstip arbeidsongeschikt worden, ontvangen zij vanaf de eerste dag van
arbeidsongeschiktheid ziekengeld (artikel 29b lid 1 ZW). Ook hier is de regeling van het
maximumdagloon van toepassing. De ondernemer wordt dus niet ontmoedigd om langdurig
arbeidsongeschikten in dienst te nemen.
Wel werknemer, wel ziek, toch geen loon
Er kunnen zich situaties voordoen, waarbij de werknemer ziek wordt en de ondernemer zijn
loon (70 procent daarvan) niet behoeft door te betalen.
De gronden voor een dergelijke loonweigering zijn te vinden in artikel 7:629 lid 3 BW.
Wanneer een van deze gronden zich voordoen, ontstaat ook geen recht op uitbetaling van
ziekengeld na afloop van de arbeidsovereenkomst (artikel 29 lid 1 ZW).
1. De ondernemer heeft geen loondoorbetalingsplicht indien de ziekte door opzet is
veroorzaakt. Dit is bijvoorbeeld als iemand een zeer gevaarlijke sport beoefent en
daardoor langdurig arbeidsongeschikt raakt. Of wanneer iemand in zijn auto aan het
sporten is, de gordel is niet om en het doel is om arbeidsongeschikt te raken, leidt dit
tot verval van de plicht.
2. Als de ziekte het gevolg is van een gebrek waarover de werknemer bij de
aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt waardoor de toetsing aan de voor
functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd.