GEZONDHEID
Dimensies van BLAXER;
1. Gezondheid als NIET ZIEK; geen symptomen, geen bezoek aan artsen.
2. Gezondheid als BEZIT; sterke familie, snel herstellen na een operatie.
3. Gezondheid als GEDRAG; goed voor jezelf zorgen, sporten.
4. Gezondheid als LICHAMELIJKE FITHEID EN VITALITEIT; fit en energiek voelen.
5. Gezondheid als PSYCHOSOCIAAL WELZIJN; mentaal opzicht, mentale harmonie, trots
6. Gezondheid als FUNCTIE; het vermogen om taken te kunnen verrichtten.
Model van HUBER:
Gericht op positieve gezondheid: in dit model wordt gezondheid NIET gezien als de aan- en
afwezigheden van ziekte, maar als het vermogen om met de fysieke, emotionele en sociale
levensuitdagingen om te gaan en eigen regie te nemen.
1. Lichaamsfuncties; ik voel me fit en gezond.
2. Mentaal welbevinden; ik voel me vrolijk.
3. Zingeving; ik heb vertrouwen in mijn eigen toekomst.
4. Kwaliteit van leven; ik geniet van mijn leven.
5. Meedoen/sociaal maatschappelijk participeren; ik heb goed contact met andere
mensen, relaties.
6. Dagelijks functioneren; ik kan goed voor mezelf zorgen.
BIO-PSYCHOSOCIAAL model:
Dit model richt zich NIET allen op het biomedische aspect, maar ook op sociale en
psychologische factoren die medebepalend zijn voor ziekte en het genezingsproces.
à Problemen en stoornissen worden volgens dit model dus veroorzaakt door een
combinatie van biologische/medische, psychische en sociale factoren.
Verschil biomedische model; dit model richt zich enkel op de biologische processen (lichaam
en geest worden apart van elkaar bestudeerd).
Gedragsmatige pathogenen en immunogenen:
Gedragsmatige pathogenen: is het gedrag wat schadelijk is voor de gezondheid,
bijvoorbeeld roken.
Gedragsmatige immunogenen: is het gedrag dat de gezondheid juist bevorderd,
bijvoorbeeld sporten.
GEZONDHEIDSVAARDIGHEDEN
Gezondheidsvaardigheden: Zijn vaardigheden van mensen om informatie over de
gezondheid te verkrijgen, te bergrijpen, te beoordelen, te gebruiken, bij het nemen van
gezondheid gerelateerde beslissingen.
à Op drie niveaus:
Niveau 1: Info begrijpen
Niveau 2: Interactie (het stellen van vragen etc.)
Niveau 3: Kritisch
,Compliantie: wordt gebruikt in de medische literatuur. De patiënt volgt de aanwijzingen van
de arts op. Wanneer de patiënt deze aanwijzingen niet nakomt wordt dit als eigenzinnig of
zelfs incompetent geïnterpreteerd.
Therapietrouw: Alle handelingen vanaf het verkrijgen van een recept tot aan het innemen
van het recept op de juiste wijze. Omvat alle zelfstandig uitgevoerde therapeutische
gedragingen; zoals revalidatieoefeningen in overeenstemming met medische adviezen.
“Mate waarin het gedrag van de patiënt overeenstemt met de afgesproken aanbeveling van
een zorgverlener.”
Adherentie: betekent dat iemand zich bezighoudt of samenwerkt met adviezen omtrent
medicatie.
Concordantie: gezamenlijke overeenkomst tussen de patiënt en de arts/zorgverlener
omtrent de juiste behandelingen.
SES (sociaaleconomische status)
Bestaat uit 2 componenten; status en klasse.
STRESS
Er is sprake van stress wanneer; de draaglast groter is dan de draagkracht.
Symptomen: onverklaarbare vermoeidheid, slechte eetlust, uitputting, spierpijn, hoofdpijn,
hartkloppingen etc.
Verschillende stressreacties;
• Fysiek: trillen, rugpijn, verhoogde hartslag en/of bloeddruk.
• Cognitief/mentaal: vergeetachtig, niet helder kunnen nadenken, piekeren.
• Emotioneel: angst, boosheid, verdriet.
• Gedrag: agressie uiten, huilen, impulsief reageren, tandenknarsen tijdens het slapen,
overmatig roken of drankgebruik.
Stressor(en): externe gebeurtenissen of situaties die psychologische en emotionele stress
veroorzaken. (Bedreigende stimuli)
Stress: de lichamelijke en emotionele veranderingen die optreden in reactie op de
stressor(en).
Disstress (psychologische): Een emotionele, cognitieve, en/of gedragsmatige reactie, die
veroorzaakt wordt door een externe stressor en die onderdeel kan zijn van stress.
à Positieve stress (eustress) leidt tot groei
à Negatieve stress (disstress) leidt tot trauma’s.
Dis positioneel optimisme: de algemene verwachting dat de toekomst meer GOEDE dan
slechte dingen zal brengen.
, THE WINDOW OF TOLERANCE:
Fight or flight reactie: reeks interne
processen die het organisme
voorbereidt op een gevecht of vlucht
die ingang wordt gezet wanneer een
situatie als dreigend wordt
geïnterpreteerd.
Zoogdierenbrein: zorgt ervoor dat we
bij gevaar of veel stress snel reageren.
Instinct reacties; vechten, vluchten, bevriezen. (Overprikkeld). Reageert snel.
Mensenbrein: zorgt ervoor dat we kunnen denken, overleggen, praten, organiseren,
plannen en voelen (Het normale).
Reptielenbrein: gevoelloos, lusteloos, zorgt voor de automatische dingen in ons lichaam
zoals hartslag, ademhaling, lichaamstemperatuur (Onderprikkeld).
à Als er geen gevaar of weinig stress is dan werken alle delen van ons brein. (Dus het
reptielenbrein, zoogdierenbrein en het mensenbrein)
Het traditionele stressmodel van LAZARUS:
Uitleg van het model:
1. Apparaisal: Er is een situatie, de enne
persoon vindt dit WEL dreigend een andere
individu juist NIET.
Dezelfde stressor + verschillende apparaisal =
een verschillende stressreactie.
à Wanneer een individu het wel als een
dreigende situatie interpreteert. Ontstaat er;
POSITIEVE stress: (coping)
Of NEGATIEVE stress: (geen coping)
2 interventies:
- De persoon kan de situatie veranderen
- De persoon zet coping strategieën in, wanneer het individu de situatie niet kan
veranderen.
! Heeft ook te maken met persoonlijkheid.
Persoonlijkheid: de moderatoren; persoonlijkheidstype B, interne locus of control,
optimisme, weerbaarheid, veerkracht.
Risicofactoren: erfelijkheid, Hoge bloeddruk, te weinig beweging, depressie, diabetes, drugs,
alcohol.
Beschermende factoren: veilige hechting, gevoel van controle over de situatie, zelfinzicht en
zelfvertrouwen, sociale en communicatievaardigheden.