Visie op ontwikkeling en perspectieven
De student kan de aard van de veranderingen tijdens de ontwikkeling
onderscheiden en kan deze herkennen in een korte casus.
Er zijn verschillende ontwikkelingsgebieden binnen de ontwikkelingspsychologie,
deze gebieden zijn:
- Fysieke ontwikkeling; ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke
opbouw van het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren,
de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap. Hierbij kijk je naar
de invloed die ons lichaam heeft op het gedrag.
- Cognitieve ontwikkeling; ontwikkeling die betrekking heeft op de
intellectuele vermogens, zoals denken, leren, geheugen en
probleemoplossing. Hierbij wordt gekeken naar hoe intellectuele
vermogens en groei hierin het gedrag beïnvloed.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling; ontwikkeling die betrekking heeft op
sociale relaties, interacties met anderen en op het omgaan met emoties.
- Persoonlijkheidsontwikkeling; ontwikkeling van duurzame gedragingen en
(karakter)-eigenschappen die de ene persoon van de andere
onderscheiden.
De leeftijdsgroepen waarmee gewerkt wordt binnen deze thema’s zijn:
- Prenatale periode (van conceptie tot geboorte);
- Babytijd (geboorte tot 2 jaar);
- Peuter en kleutertijd (2-6 jaar);
- Schooltijd (6-12 jaar);
- Adolescentie (12-20 jaar).
De student begrijpt wat de relatieve invloed van nature en nurture op de
ontwikkeling is.
Binnen de ontwikkelingspsychologie zijn er verschillende soorten verandering, dit
zijn Continue verandering en discontinue verandering. Continue verandering is
geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Discontinue verandering is ontwikkeling
die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag
oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
,Kritieke periode; een specifieke tijdspanne in de ontwikkeling waarin een
bepaalde gebeurtenis de grootste – en zelfs onomkeerbaar. Dit werd vooral
vroeger gebruikt nu is het gebruikelijker om gevoelige periode te gebruiken.
Gevoelige periode; periodes waarin dingen zeker onomkeerbaar kunnen zijn
maar de mens is veerkrachtig en ontwikkelbaar. Iets hoeft niet uitsluitend in 1
periode plaats te vinden. Een afgebakende tijdspanne, waarin mensen extra
gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk onafhankelijk zijn voor
het leren van bepaalde vaardigheden. Gevoelige perioden zijn gekomen omdat
onderzoekers erachter zijn gekomen dat mensen erg plastisch zijn (ze kunnen
gedragspatronen en fysieke structuren veranderen).
Nature vs Nurture; is een discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit
onze opvoeding en leefomgeving? Nature is het aangeboren en nurture is
opvoeding of omgeving.
De student kan de verschillende perspectieven op ontwikkeling onderscheiden.
Binnen de ontwikkelingspsychologie zijn verschillende perspectieven om naar
gedrag en ontwikkelingen te kijken, het zijn er 5 dit zijn:
- Het psychodynamisch perspectief; benadering binnen de psychologie die
ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich nauwelijks bewust
is en waarover hij weinig controle heeft. Deze onbewuste dingen worden
voornamelijk in de kindertijd gevormd en hebben het hele leven lang
invloed op de persoon zijn gedrag. Binnen dit perspectief zijn twee grote
namen, dit zijn Freud en Erikson. Ze dachten er allebei net iets anders
over.
,Psychoanalytische theorie van Freud:
- Het is een theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend
zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
- De persoonlijkheid kent 3 aspecten het id, ego en superego. Het id is het
primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid die
gedreven worden vanuit het genotsprincipe, het doel is zoveel mogelijk
genot en zo min mogelijk spanning. Het ego is het rationele en redelijke
deel van de persoonlijkheid. Het ego opereert vanuit het realiteitsprincipe
en houdt instinctieve energie in toom. Het superego is iemands geweten,
hiermee wordt het onderscheid gemaakt tussen goed en kwaad.
- Ook kent Freud verschillende psychoseksuele fasen in de ontwikkeling.
Deze fasen worden telkens met een ander deel van het lichaam
gekenmerkt. Als er iets mis gaat in een van de fase (teveel of te weinig
stimulatie) dan kan dat leiden tot fixatie. Stel er is iets misgegaan in de
orale fase (er is een onopgelost conflict) dan kan een persoon constant
bezig zijn met eten, roken, praten of nagelbijten.
Psychosociale theorie van Erikson:
- Psychosociale ontwikkeling: de veranderingen in onze interacties met
anderen en in hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen
onszelf als leden van de maatschappij.
- Volgens Erikson ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in acht
afzonderlijke stadia. Deze stadia hebben een vast patroon en zijn min of
meer hetzelfde voor iedereen. In ieder stadia is een conflict dat opgelost
moet worden maar dat lukt nooit compleet dus wordt het leven steeds
moeilijker. Erikson vond wel dat je je hele leven lang blijft ontwikkelen.
, Kritiek op deze theorieën was dat ze erg seksistisch waren. Freud zijn
theorie was erg belangrijk voor de psychologie, het onbewuste heeft
inderdaad veel invloed maar de rest klopt nu niet helemaal meer. Ook is
zijn ondergroepsgroep niet heel sterk, ze hadden allemaal dezelfde
achtergrond. Erikson zijn theorie dat mensen altijd blijven ontwikkelen
krijgt wel veel steun alleen was hij ook vooral gefocust op mannelijke
ontwikkeling en niet op vrouwen.
- Het behaviouristisch perspectief; benadering binnen de psychologie die
ervan uitgaat dat je moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe
stimuli in de omgeving (effecten van mensen, voorwerpen en
gebeurtenissen op gedrag) om de ontwikkeling van het individu te
begrijpen, hier is het dus meer nurture dan nature. Binnen dit perspectief
gaan ze uit van stimulus-respons leren zoals de klassieke conditionering
van Pavlov, operante conditionering van Skinner en de sociaal-cognitieve
leertheorie van Bandura. Operante en klassieke conditionering worden
verderop nog uitgelegd bij andere leeruitkomsten. Stimulus-respons leren
zijn vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van stimuli en
responsen. Het waarneembare gedrag is de respons en de
omgevingsfactoren zijn de stimuli.
Sociaal-cognitieve leertheorie is een benadering binnen de psychologie
waarbij de nadruk ligt op leren door het gedrag van anderen te observeren